Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie


Actieve feuilletons

InfoRomans en verhalenbundels in feuilletonvorm. Update: dagelijks. Deze werken zijn geselecteerd door de redactie.



Korte verhalen en gedichten

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 馃挋=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil. Soms, als we wat moois tegenkomen, zetten we er een blauw hartje bij.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

De jongen op het dak - H11 De Jongen ontmoet Maria

Na een dag of wat begon de Jongen naar Le贸n te verlangen, zijn enige vriend zoals we inmiddels weten. Hij vroeg zich af hoe met hem zou zijn. Hadden ze op school over hem, Jaime, gepraat? Wat hadden ze gezegd? Had de school contact met zijn ouders opgenomen? En dus ging hij die avond, de zon streelde de huizen met zijn laatste stralen, behoedzaam van dak tot dak naar de oude wijk, helemaal gerust was hij er nog niet op. Behoedzaam was hij daarom, want in dit stadsdeel zou hij eerder opvallen, de Gele Petten hielden hier goed de wacht omdat er zoveel mensen van de Regering woonden. Dat was altijd al zo, je moest een uitnodiging kunnen laten zien of een Vriendschapskaart om het beveiligingshek te kunnen passeren. De bewaking zou nu nog sterker zijn vanwege de instortingen, alles stond op scherp, dat had hij wel in de gaten. Bovendien waren de huizen in dit oudste deel van de Stad lager en hadden alle mensen dakkapellen in de schuine daken, de Jongen had het gevoel van alle kanten bekeken te worden. Als ze hem zouden zien, maakten ze daar misschien melding van en hij had er geen zin in om door de Gele Petten van het dak geplukt te worden. Afwijkend gedrag werd door hen nu eenmaal niet op prijs gesteld, ze maakten er korte metten mee. Gedekt door de invallende schemering bereikte hij uiteindelijk de straat waar Le贸n woonde. Door de brede dakgoot sloop hij van huis tot huis in de richting van de dakkapel waarin zich Le贸ns slaapkamer bevond. Het raam stond op een kier. Jaime besloot eerst even te luisteren of er geluiden uit het huis kwamen. Hij ging op zijn hurken in de dakgoot zitten.
Op het moment dat hij naar binnen wilde kijken, werd het raam langzaam verder geopend. Maar de voet die naar buiten kwam steken was niet van zijn vriend. Het was een welgevormde meisjesvoet met tere tenen die steun zochten op de dakpannen. En toen die steun gevonden was, kwam er nog zo’n voetje achteraan dat zich schaarde naast het eerste. Pas toen ook de kuiten, de knie毛n en de dijbenen waren gevolgd, ontdekte Maria hem. Ze slaakte een piepklein meisjesgilletje dat ze meteen in haar hand smoorde toen Jaime haar tot stilte maande, de vinger op zijn lippen.
“Le贸n is niet thuis,” fluisterde ze, zittend op de vensterbank. “Ik ben er wel. Wat kom je doen Jes煤s? Le贸n zei dat je verdwenen was.”
De Jongen keek naar haar gezicht dat glom van de warmte. Haar donkere ogen glinsterden in de invallende duisternis. Haar gelaatstrekken bevielen hem, ze had een mooi gezicht vond hij. Als ze ernstig keek, zoals nu, leek er toch een glimlach op haar lippen te rusten. Die woonde daar blijkbaar.
“Ik kom een andere keer wel weer,” zei hij desniettemin en wilde zich al omdraaien.
“Niet gaan! Ik kom bij je.”
Ze klom het raam uit, liep door de dakgoot naar hem toe en ging languit tegen het schuine dak liggen. Haar meisjeslijf voegde zich naar de welvingen van de pannen, die nog warm waren van de zon. Ze sloot haar ogen, haar haren lagen als een waaier op het rode steen.
“Dit doe ik elke avond,” zei ze. “Als Le贸n er niet is tenminste. De pannen zijn warm maar de eerste koelte van de nacht komt al in de lucht. Probeer het ook maar eens. Het is weldadig.”
Jaime volgde de lijnen van haar lichaam, de blote armen languit in een pannendal, de nek waarin zwarte haartjes zichtbaar waren. De rode jurk die zij droeg, was dun. Hij meende onder de stof haar rugwervels te kunnen tellen en voelde plotseling de behoefte om dat werkelijk te doen, gewoon tellen met zijn vingers, glijdend van botje naar botje, een, twee, drie, tot helemaal onderaan waar de laatste zou zijn, waar haar rug overging in haar achterwerk, waar het dal waar haar rug in eindigde overging in de heuvel van haar billen waartussen de stof van de jurk zich plooide. En dan lager nog waar de jurk ophield haar lichaam te bedekken, waar haar blote benen zichtbaar waren die net als de armen elk rustten in een pannendal, de naakte, weerloze voeten helemaal onderaan, vlak boven de dakgoot.
Zij vroeg waar hij aan dacht, zonder de ogen te openen. Dromerig vroeg zij dat, alsof zij zelf ook bezig was van alles te denken maar eerst wilde horen waar hij met zijn gedachten was, alvorens die van haar met hem te delen. Hij slikte, durfde niet te antwoorden. Kun je zeggen dat je bedenkt hoe je de botjes wilt tellen van een meisje dat in een dunne rode jurk op het pannendak naast je ligt? Dat je zou willen voelen hoe warm haar benen waren waarop hele kleine haartjes nu rechtop stonden? Dat je je afvraagt of zij weer zo’n helderwit onderbroekje draagt als laatst, op de dag van het vuurwerk, toen zij vlak voor hem het raam uitgeklommen was en hij dat wel moest zien?
Toen een antwoord uitbleef, vroeg ze waarom hij niet meer naar school ging. Dat had ze van Le贸n gehoord, dat hij ineens niet meer kwam. Hij schraapte zijn keel en vertelde dat hij besloten had om het huis uit te gaan, dat hij niet meer een jongen bij zijn ouders wilde zijn maar een jongen die zijn eigen leven bepaalde, zelf koos wat hij deed, dat hij nu op het dak woonde, dat hij daarvoor gekozen had om op de daken te wonen. Terwijl hij vertelde, hoorde hij hoe diep en donker zijn stem was gaan klinken. Het was niet meer de stem van een paar weken terug op school, van thuis aan tafel. Hij had een nieuwe stem gekregen al klonk de oude er soms nog doorheen. Of Maria het ook hoorde, wist hij niet, maar ze draaide zich nu op haar zij en keek hem aandachtig aan. Jaime zag haar borsten bewegen onder de rode stof van de jurk, hij keek niet terug. Maria merkte het maar het beviel haar, het beviel haar dat een jongen, deze jongen aandacht had voor haar meisjeslichaam. Ze keek naar zijn gezicht waarin de ogen diep lagen en daarboven de wenkbrauwen, zwart, elkaar raakten boven zijn neus, een doorgaande lijn van krachtige haartjes. Zijn lippen waarin een bewegen was als maakten ze zich klaar om meer woorden te vormen, de kin daaronder, overtuigd leek die kin, een kin vol zelfvertrouwen. Dit jongenshoofd rustte op een stevig lichaam, niet groot maar wel zichtbaar sterk, de spieren gereed om hun werk te doen, om zijn lichaam te dragen, om dingen aan te pakken, weg te gooien, te verslepen. Zo zwegen ze een tijdje, elkaar opnemend, zij heel rechtstreeks en zonder g锚ne, hij terloops alsof zijn ogen eigenlijk wel wat beters te doen hadden. Maar daarna ging Maria weer liggen, sloot opnieuw de ogen en begon nog meer vragen te stellen, waarom en wat en waarheen. Tot ze ineens vroeg of hij, Jes煤s, wel eens met een meisje geweest was. Hij wist niet wat hij zeggen moest, een jongen was hij die op daken leefde, een jongen met een verschrikte blos op zijn wangen nu. Dorst kreeg hij van haar vragen, een niet te lessen dorst. Toen zij eindelijk haar ogen opende als om te zien of hij niet stiekem was verdwenen, omdat zij maar steeds niets hoorde, was er iets kokets in haar blik, in die glinsterende ogen, alsof zij er van genoot hem in verlegenheid te hebben gebracht, alsof zij iets wist wat hij niet wist en de eerste jaren ook nog niet weten zou. Hij zei dat hij moest gaan en zij lachte een klein lachje. Hij begreep dat zij iets had begrepen waar hij nog niet aan toe was en bedremmeld als een betrapt kind kwam hij overeind om zich uit de voeten te maken. “Jes煤s,” begon ze en dat stokte hem in zijn beweging. “Kom morgen weer,” zei ze toen hij opstond en haar stem was ineens lager dan normaal alsof voor dit simpele zinnetje een ander timbre was vereist dan voor alle andere dagelijkse zinnen. De Jongen draaide zich om en liep door de dakgoot weg met een plotselinge haast.

Reacties

Showcase