Hij doet zijn boodschappen zoals hij ze altijd doet: met een lijstje in zijn ene hand en een mandje aan zijn andere snelt hij de schappen langs. Op het lijstje staan zijn boodschappen geografisch gerangschikt en het mandje is makkelijker manoeuvreerbaar dan een wagentje. Bij de groenteweegschaal helpt hij een vrouw die hem ophoudt omdat ze te lang zoekt naar de knop voor haar sperziebonen, bij de melk neemt hij een snoekduik langs een schappenvuller en bij de vleeswaren pakt hij een voorverpakte portie omdat het snijden hem te lang duurt. Boodschappen doen is tijdverspilling, een noodzakelijk kwaad dat voornamelijk bestaat uit dwarsgeparkeerde boodschappenwagentjes, keuvelend koffiedrinkende shoppers voor pastasauzen en alles wat verder nog zijn keurig uitgestippelde route tot een hindernisbaan maakt. Tien minuten, meer heeft hij er niet voor over. Meestal redt hij dat wel, maar dan moet hij nog de laatste hindernis nemen: de kassa.
Licht hijgend, het mandje zwaar in zijn hand, overziet hij de zestien kassa's. Er zijn er vier open, waarvoor lange rijen staan. Hoe te kiezen? De rijen lijken even lang. Hij schat de hoeveelheid boodschappen in, wat lastig is. In mandjes kan minder en wagentjes nemen meer ruimte in, waardoor de rij langer lijkt dan hij in werkelijkheid is. Daarna kijkt hij wie er achter de kassa's zitten. Oudere cassières zijn meestal sneller, hebben routine, zitten niet meer verlegen om een praatje. Uiteindelijk schuift hij aan in de rij voor kassa twaalf, - er zijn nooit vier kassa's naast elkaar open – zet het mandje voor zijn voeten neer en telt met een blik op de winkelklok de seconden af.
'Hebt u ook wel eens het gevoel dat u al uw hele leven in de rij staat?' De vrouw voor hem heeft zich naar hem omgedraaid. Ze ruikt naar kinderen, een bittere geur van verwaarlozing. Hij schat haar midden dertig, in haar goedkope winterjack, haar haren in een praktische staart bijeengebonden, met wallen onder haar ogen. Haar wagentje is gevuld met veelvouden: vijf pakken melk, drie broden, vier kroppen sla, twee zakken aardappelen. Zelf koopt hij zelden veelvouden. Ja, koffie, als die in de aanbieding is. Drie pakken, hooguit. Koffie gaat altijd op, bij andere boodschappen weet je dat niet zeker. Ze kijkt hem aan en hij schudt zijn hoofd, heeft geen zin in een gesprek. Ze gaat echter door: 'Altijd ergens achter?'
Hij moet nu wel iets zeggen. 'Nee, dat gevoel heb ik niet.'
Ze kijkt in het mandje voor zijn voeten, naar de kant-en-klaarmaaltijd, de tros druiven, het onsje vleeswaren, de halve liter melk en het halfje volkoren. 'Ik wel.'
'Dat lijkt me geen prettig gevoel.'
'Nee, dat is geen prettig gevoel, dat is een vervelend gevoel. Wilt u weten hoe dat voelt?'
Hij kijkt langs haar heen naar het begin van de rij, waar de cassière met een nieuwe kassarol zit te hannesen. Verkeerd gegokt. Tot zijn verrassing - en afkeer - pakt de vrouw hem bij de schouder en vraagt nogmaals: 'Wilt u weten hoe dat voelt?'
Haar vraag heeft iets urgents en hij heeft niets beters te doen dan in de rij te staan dus zegt hij: 'Vertelt u maar.'
Ze kijkt verbaasd naar haar hand die hij voorzichtig van zijn schouder haalt, steekt hem in de zak van haar jack en begint aarzelend te vertellen. 'Nou, weet u, het leven is één grote rij, nee, dat is niet waar, maar er is altijd iemand of iets vóór je, begrijpt u? Nee? Een voorbeeld dan, een voorbeeld. Eens denken.' Met een vinger schuift ze een onwillige streng haar achter haar oor, een verrassend meisjesachtig gebaar. 'Ja, ik weet het: hebt u 's ochtends ook wel eens dat u denkt dat alleen een heerlijke warme douche u wakker kan maken? Stilstaan onder de warme straal, stoom in uw longen, zo heet dat u het amper kunt verdragen. En dan een minieme beweging maken om het verschuiven van de druk van de waterstraal te kunnen voelen, de stroom tussen uw tenen, het gegorgel van het putje, het verdovende lawaai dat de wereld buitensluit. Alleen achter het douchegordijn, een ruimte net iets breder dan uw ellebogen, helemaal gevuld met u en water over, om en in u, als in een baarmoeder. Hebt u dat wel eens, dat u 's ochtends uw ogen open doet en vanaf dat moment alleen nog aan die douche kunt denken? Ja? Dat heb ik ook. Alleen zit er bij mij altijd al iemand op de badkamer. Iemand die mijn kloppen niet hoort, die al het warme water opmaakt en koude plassen op de vloer achterlaat. Er is altijd iemand vóór me. Dat is erg, vindt u niet?'
Hij knikt, voelt met haar mee, vindt dat ze mooi kan vertellen en ziet dat de cassière godzijdank geholpen wordt door een collega.
'Ja dat is erg, en nog erger is dat het altijd gebeurt, niet alleen bij de badkamer. Ik ontbijt als laatste, ik kleed me als laatste aan, ik lees de krant - in stukken uiteengevallen - als laatste en ik kom als laatste klaar, als het al gebeurt.' Ze kleurt, geeft een duw tegen een zak aardappelen. 'Nou ja, u begrijpt wel wat ik bedoel. Al bent u dan een man en leeft u alleen. Het overkomt u toch ook wel eens?' Hij is met zijn gedachten nog bij het klaarkomen en reageert niet meteen, wat haar doet uitroepen: 'Ik ben toch niet de enige?'
'Ik sta ook in de rij,' zegt hij geruststellend.
'Ja, dat is waar.'
'Achter u.'
Haar glimlach maakt haar jaren jonger, doet haar wallen in lachrimpels verdwijnen. De rol is verwisseld en de rij schuift op, in een geruststellend tempo. Ze spreken niet meer, hun aandacht gericht op de voortgang. Terwijl hij afrekent kijkt hij haar na, hoe ze met twee zware boodschappentassen de winkel uit loopt en hij vindt dat rijen zo erg nog niet zijn. Zo lang je er tenminste niet voortdurend in staat.
Reacties
Een reactie posten