Ze zet de koffie neer. Daarna de stukken boterkoek op een servet. Buiten bewegen de dennen. 'Suiker?' Hij schudt zijn hoofd. Zijn hand trilt. De klok tikt. 'Misschien straks een wandeling,' zegt ze. 'Misschien.' Een koekoek roept. Ze strijkt over haar bovenbenen. 'Ik zag gisteren een ree.' Hij zwijgt. 'Een mannetje. Dichtbij.' 'Zo.' Ze vouwt het servet. 'Eerst eten straks?' Hij haalt zijn schouders op. 'Misschien.' Een auto start. 'Je bent moe,' zegt ze. 'Ja.' De koelkast slaat aan. Hij kijkt naar buiten. 'We wisten het al.' Ze knikt. Twee eksters vechten in het gras. 'We lopen straks naar het meer,' zegt ze. 'Goed.' Ze lopen langs de beek. Hij ademt zwaar. 'Even rusten?' Hij schudt zijn hoofd. Het water ruist. In het struikgewas ritselt het. 'Mooi hier.' 'Ja.' Zijn passen worden korter. 'We kunnen omkeren.' 'Nee.' Vogels vliegen op. Ze blijven...
De Slushpile
Schrijvers helpen schrijvers met feedback en advies.