Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Vandaag mag ik na de kerkdienst met mijn vader mee naar de consistorie. Zo noemt hij de kamer waar hij met de andere mannen van de kerkenraad altijd heen gaat als de dienst afgelopen is. Ik vind het een beetje spannend. Door de half doorzichtige gordijnen komt maar weinig licht en er hangt een geur die mij doet denken aan alles wat heel oud is. Aan de muur hangen zwart-witfoto's van oude mannen die ernstig kijken.
Mijn moeder is na de dienst in de hal gebleven. Normaal staat ze vrolijk buiten te praten met andere vrouwen van de kerk.
Ik zit in een donkere hoek, met mijn knieën opgetrokken op een stoel. Zo kan ik onopgemerkt toekijken. Naast mijn vader en dominee Zweerink zit diaken Pullen, die de collecte heeft gedaan.
Zweerink leegt de collectezakken op de tafel. De munten maken een kletterend kabaal. Mijn vader veegt de collectebonnen uiteen en begint ze op kleur te sorteren. Blauw: vijftig cent, grijs: een gulden. Thuis hebben we er vellen vol van, waarvan mijn ouders er elke zondag een paar afscheuren voor in de collecte. Er liggen ook wat briefjes van vijf en tien gulden. Ik zie mijn snoeppapier ertussen.
In de kerkzaal is organist Haasz gestopt met spelen en ik hoor zijn zware voetstappen naderen. 'Zo, zo, een flinke opbrengst,' zegt hij terwijl hij binnenkomt en naar de tafel kijkt. 'Ik help wel even mee.'
'Het lukt wel,' zegt mijn vader.
'Ben je mal.'
Haasz en mijn vader sorteren nu samen.
'Kijk nou,' zegt Haasz. Even denk ik dat hij mijn snoeppapier heeft gezien, maar hij houdt een gouden ring omhoog. 'Krijg nou wat. Dat lijkt wel een trouwring.'
'Laat eens kijken,' zegt Pullen. Hij neemt de ring over en bekijkt hem aandachtig. 'Een damesring, zo te zien.'
Zweerink kijkt op zijn horloge. 'Kom broeders, eerst tellen. De koffie wacht. Kun jij de kluis vast opendoen?' vraagt hij aan Pullen.
Pullen staat op en gaat voor de stalen deur staan. Hij draait de sleutel om en begint met twee handen aan de hendel te trekken. Zijn stropdas zwaait heen en weer. In de deur komt geen beweging. Pullen verzet zijn linkerbeen en trekt weer aan de hendel.
Mijn vader loopt richting Pullen. 'Laat mij eens.'
Pullen stapt opzij en mijn vader neemt de hendel. Hij zet zich schrap en trekt de deur met een ruk open. Pullen en hij gaan weer zitten.
Zweerink legt de bonnen in de kluis. Daarna het papiergeld, ten slotte de munten. Uit zijn zak neemt hij een klein boekje en schrijft er iets in. Hij draait de kluis op slot en steekt de sleutel in zijn zak. Daarna gaat ook hij weer zitten.
'Staat er iets in?' vraagt Haasz. Hij knikt naar de ring.
'H. 7-4-1973,' leest Pullen voor terwijl hij met toegeknepen ogen naar de binnenkant van de ring tuurt.
Mijn vader doet zijn ogen dicht en zucht.
'Wie zou er vandaag twaalf jaar getrouwd zijn?' vraagt Haasz en hij kijkt de tafel rond. 'Weten we uit welke zak hij komt?'
'Eens kijken,' zegt Pullen. 'Ik heb eerst het middendeel gedaan, daarna de muurkant. Als laatste de raamkant. Drie zakken.' Hij staat op, loopt de consistorie uit en komt meteen weer binnen. 'Ik leg zak één en twee eerst neer, dan bedenk ik me dat de derde nog op de diakenenbank ligt.'
'Die legde je aan deze kant neer,' zegt Zweerink. Hij wijst naar de tafel. 'Daar leegde ik hem en daar zagen jullie ook die ring liggen.'
'Jouw laatste zak dus,' zegt Haasz tegen Pullen. 'Raamkant. Wie zitten daar?'
'De familie Van Oosterom, zuster Boekhoudt, even denken… Post en zijn vrouw, de Greidanussen. Daarvoor nog de dames Mijnleed, de oude Schillinck, meestal ook Aalt Grootveld met zijn kinderen, mevrouw De Quaasteniet. Zou die dan…'
'Ach welnee,' zegt Haasz. 'Trouwens, zit jij daar ook niet met je vrouw en je zoon als je geen dienst hebt?' Hij kijkt mijn vader aan. Die staart voor zich uit.
'Laten we afsluiten,' zegt Zweerink. Hij vouwt zijn handen en begint hardop te bidden. Tijdens het bidden kijk ik een voor een de gezichten langs. Ik ben bang dat een van de mannen plots zijn ogen zal openen en mij aan zal kijken, net als die mannen op de foto's aan de muur, maar ze knijpen hun ogen stijf dicht. Behalve mijn vader. Die kijkt gelukkig niet mijn kant op, maar naar de ring die op de tafel ligt.
Zou mijn moeder nog steeds in de hal staan?
Eindelijk is Zweerink klaar. Hij staat op, schuift zijn stoel aan en verlaat de consistorie. Pullen volgt. Daarna gaat Haasz staan. 'Goede zondag nog, Hendrik.' Hij loopt naar de deur, kijkt nog een keer om naar mijn vader en verdwijnt ook de hal in. Nu zit alleen mijn vader nog aan de tafel.
'Kom, jongen,' zegt hij na een poosje. Hij staat op, doet de ring in zijn broekzak en steekt zijn hand naar mij uit. Ik pak hem beet en voel hem een beetje trillen. Hij helpt mij omhoog. 'Je moeder wacht op ons.'
Reacties
Een reactie posten