Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Vrijdag Schrijfwedstrijd - Mijn beste vriend is een robot

We hebben een wekelijkse schrijfopdracht. Iedere vrijdag om 14:00 uur vragen we je om een tekst van 100 á 300 woorden te schrijven aan de hand van een opdracht. Je kunt jouw tekst een week lang hieronder in de reacties plaatsen. De redactie van De Slushpile kiest iedere week een winnaar. We maken die elke vrijdag om 12:00 uur bekend. De deadline van de schrijfopdracht is telkens de eerstvolgende vrijdag om 09:00 uur ’s ochtends. Elke schrijver kan één tekst per schrijfopdracht inzenden.

Stuur bij voorkeur je verhaal niet anoniem in. Gebruik je eigen naam of een pseudoniem.

De opdracht deze week is: schrijf een verhaal vanuit het perspectief van een kind met als titel "Mijn beste vriend is een robot".
We werken deze week samen met kinderboekenschrijfster S.J. van den Berg. Zij zal ook aanschuiven als gast-jurylid deze week. 


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Otto

    Oma woont in het grote huis, samen met andere opa's en oma's. Ik ga er vaak met mama heen.
    ‘Snoepje?’ vraagt oma als ik haar kamer inloop.
    ‘Graag,’ zeg ik.
    Oma haalt de kop van de kat. Het lijf zit vol lekkers. Mama zegt dat de kat een theepot is.
    ‘Theepot?’ zegt oma. ‘Nee, hoor. Dit is een geheime opbergplek.’
    Ze knipoogt.
    ‘Dit huis zit vol geheimen.’
    Oma mist opa.
    ‘Als ik tussen zes plankjes vertrek, vind ik hem weer.’
    ‘Zeg dat nou niet waar die jongen bij is,’ zegt mama.
    Oma kijkt verdrietig. Misschien vind ik opa wel in dit geheimzinnige huis. Otto wil me vast wel helpen.
    ‘Ik ga even naar Otto,’ zeg ik.
    Otto is een leuke naam. Je kunt hem achterstevoren schrijven, dan blijft het Otto.
    ‘Hij heet Zora,’ zegt mama steeds.
    Zora kan je niet andersom schrijven. Otto is een robot. Hij is mijn vriend geworden.
    ‘Hoi Otto,’ zeg ik.
    ‘Hallo, wat leuk. Wie bent u?’
    ‘Jasper.’
    ‘O ja.’
    Zo beginnen we altijd. Otto is defect, of zoiets, volgens de zuster. Dat betekent dat hij kapot is. Zijn stem kraakt.
    ‘Otto, mag ik wat vragen?’
    ‘Natuurlijk.’
    ‘Ik zoek opa.’
    Otto spert zijn ogen.
    ‘Bij een opa hoort een oma,’ zegt hij.
    ‘Oma woont daar.’
    Ik wijs richting haar kamer.
    Otto zucht. Meestal vertelt hij lange verhalen. Over auto's bijvoorbeeld, met ramen die je omhoog kan klappen. Hij zegt auto een beetje zoals zijn eigen naam: Oto.
    ‘Mevrouw de Vries,’ zegt hij.
    ‘Klopt,’ zeg ik.
    Otto glimlacht en tuurt in de verte.
    ‘Ik haal de zuster,’ zeg ik. ‘De accu is bijna leeg.’
    ‘Wie bent u?’ vraagt Otto.
    ‘Jasper,’ zeg ik.
    ‘O ja.’
    Als ik naar de zuster loopt, komt het poppetje op de kast tot leven. Hij zwaait naar me.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Saar weet eigenlijk niet goed waarom ze deze kist nu opentrekt. Van haar moeder mocht ze er absoluut niet in kijken. Het voelt als een laatste, wanhopige poging om haar terug te halen. Alsof ze hierdoor ineens voor haar neus staat en streng toespreekt. Zoals ze zou doen toen ze nog leefde. Kijk wat ik nu toch doe mama, denkt ze opstandig.
    Haar oog valt meteen op een kleine blikken robot, versleten en ingezakt zit hij in de hoek tussen ander oud speelgoed. Misschien heeft haar moeder daar vroeger wel mee gespeeld.
    Voorzichtig tilt ze de robot uit de kist en zet hem op haar schoot. Het metaal voelt rammelig en koud aan, verre van knuffelig. Twee lampjes die zijn ogen moeten voorstellen staren haar dof aan. Aan de zijkant ontdekt ze een sleuteltje. Ze steekt het sleuteltje in zijn rug en draait het stroeve mechanisme op. Lastig, want de lamgedraaide opening grijpt niet goed.
    De oogjes lichten meteen rood op en met een tikkend geluid begint zijn hoofd te draaien. Niet bijzonder spectaculair. Toch houdt Saar haar adem in.
    Ze frunnikt wat aan een klepje. Er zit een draaischijfje onder. Ze klikt het klepje weer dicht en drukt op het knopje eronder. Een krakend gezoem volgt.
    Maar dan ineens: ‘Hallo, ik ben het robotmannetje.’
    Saar verstijft. Die stem… Die herkent ze meteen. Het is haar moeders stem. Alleen klinkt ze als een kind. Deze opname moet uit de tijd zijn dat ze ongeveer zo oud als Saar was.
    Saar trekt het robotje dicht tegen zich aan. Zijn behuizing voelt ineens veel warmer.
    ‘Jij bent mijn allerbeste vriendje,’ zegt Saar.
    Dan stroomt er ineens een traan uit het rode lampje dat het oog van de robot moet voorstellen.
    ‘Jij die van mij ook,’ snikt het robotmannetje.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Anneke de Jong18/5/25 10:19

      Mijn beste vriend is een robot
      Ze vinden jou stom, Freek. Mama zegt dat jij lijkt op papa. Dat hij ook nooit luistert. Papa zegt dat mama zelf nooit luistert. Dat ze zomaar wat wauwelt, als een kip zonder kop. Ik heb nog nooit een kip zonder kop gezien, Freek. Wel mèt koppen. De buurman heeft er een heleboel. Hij heeft een hok voor ze gebouwd, in zijn tuin. ‘Voor de roofvogels,’ zei hij. ‘Die lusten wel een kippetje.’
      Kippen maken van die grappige geluidjes. Zou dat wauwelen zijn? Ik durf het papa niet te vragen. Hij keek heel boos toen hij het zei. Ik denk dat mama daarom bijna moest huilen. Dat zag ik omdat ze haar neus snoot en haar lip bewoog ook een beetje raar. Dat doet ze anders alleen als ze verkouden is. En toen oma dood ging. Toen ook.
      Ik vind het helemaal niet erg hoor Freek dat je mij nooit antwoord geeft. Ik vind het juist heel fijn. Zo kan ik alles tegen je zeggen. Over papa en mama bijvoorbeeld, of over Henk, toen hij me eergisteren van de fiets af duwde. Ik zag echt wel dat hij het expres deed. Ik heb maar niets gezegd, want dan gaat hij altijd hard lachen en zegt hij dat ik een huilebalk ben. Jij luistert altijd naar mij. Als een echte vriend.
      Maar nu zet ik je uit. Ik moet gaan slapen. Ik hoor mama de trap al opkomen. ‘Welterusten Freek, tot morgen. Dan zet ik je weer aan. Jij bent mijn echte vriend. Slaap lekker.’

      Verwijderen
    2. Onderaan mijn nieuwe versie. Ik laat deze staan, want anders verdwijnt het verhaal van Anneke, dat in een reactie staat.

      Verwijderen
    3. Dat stel ik zeer op prijs, Laura. Dankjewel

      Verwijderen


  4. Mijn beste vriend is een robot

    Het gebeurt niet vaak dat de apen van Artis iets anders krijgen te zien dan alledaagse mensen. Soms een hond, af en toe een poes. Maar vandaag hebben ze bijzonder bezoek. Alle apen verzamelen zich achter het hek bij het bankje. Daar zitten Marlonne en Androj. Marlonne is een gewoon meisje, met sproeten en blonde vlechtjes. Androj is anders, hij is een robot. Die heeft Marlonne gekregen omdat ze is geslaagd voor groep acht en overgaat naar het middelbare.

    Het apenpubliek krijgt een verrassing zodra Androj wordt opgebeld.
    ‘Marlonne, ik heb hier Janneke voor jou.’
    ‘Janneke? Goed, neem maar op.’
    De apen staan versteld. Dat mannetje krijgt ineens een ander gezicht en praat nu met een andere stem. Alsof het een meisje is geworden.

    ‘Marlonne! Ik heb nu ook een robot.’
    ‘Leuk, hoe heet ie?’
    ‘Mijn robot heet Ifona.’
    ‘Hè wacht? Jouw ouders wilden je er toch geen geven?’
    ‘Gekregen van de ouders van mijn buurjongen. Hij had mijn smartfoon kapot gemaakt toen hij onderwaterfoto’s probeerde te maken.’
    ‘Wat een kluns.’
    ‘Wel tof, nu kunnen we altijd samen kletsen.’
    ‘Ja, eindelijk.’

    Marlonne tikt Androj zachtjes aan.
    'Dat voelt grappig,’ zegt Janneke.
    ‘Hé, Androj krijgt rode wangen.’
    'Joh, mijn robot, die krijgt nu allemaal vlinders op de buik.’
    ‘Wauw, hier gebeurt hetzelfde.’

    ‘Marlonne? Ben jij weleens verliefd geweest? Op een meisje?’
    ‘Misschien. Jij?’
    ‘Ik ook. Denk ik.’

    Janneke kruipt voorzichtig dichterbij Ifona. Marlonne buigt langzaam haar hoofd naar Androj. Hun lippen, die komen steeds een beetje nader. En dan… een kus. De robots stralen met een gloed als vuurwerkpijlen.
    ‘Iew, dat voelt gek,’ giechelt Marlonne.
    ‘Bleh, vies metaal,’ zegt Janneke. Ze lacht erbij.

    De apen, ze springen en krijsen. Eén aapje maakt een dansje en slaat zijn armen gekruist met handen op zijn rug, alsof hij iemand knuffelt.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Mijn beste vriend…

    Lex komt vaak bij ons thuis spelen, maar ik ben nog nooit bij hém thuis geweest. Zijn vader en moeder ken ik wel; die zie ik als ze Lex naar school brengen of hem ophalen. Later wil ik met Lex trouwen, maar mama zei dat dat niet kan.
    ‘Waarom niet?’ vroeg ik. ‘Ik ben een meisje en Lex is een jongen. Dan kunnen we later toch trouwen?’
    ‘Lex is anders,’ antwoordde mama. ‘Daarom kan het niet.’
    Meer wilde ze er niet over zeggen.

    Samen met Lex sta ik voor de school. We wachten op onze moeders. Mijn moeder komt met de auto en de moeder van Lex heeft zo’n bakfiets. Ze zijn allebei laat. We zien hoe ze hard aan komen rijden. Lex pakt mijn hand en samen doen we een stapje achteruit.
    Ik hoor de auto van mama piepend remmen… maar het is te laat. Ze botsen tegen elkaar, en de arm van de moeder van Lex scheurt van haar lichaam.
    ‘Wat vervelend,’ hoor ik mama zeggen. ‘Het is mijn schuld. Ik reed veel te hard.’
    ‘Geen probleem,’ zegt de moeder van Lex. Samen zetten ze de bakfiets weer overeind.
    Ze legt haar arm in de bakfiets en zegt: ‘Gelukkig is het niet mijn rechterarm. Morgen ga ik wel even langs de werkplaats, dan kunnen ze die arm er weer aanzetten.’

    Ik kijk Lex aan. Hij glimlacht. Nu begrijp ik het ineens: Lex, mijn beste vriend, is een robot.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Mijn beste vriend is een robot - Barbara Ericx

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het is niet gevaarlijk. Ik klim er bovenop. Heel voorzichtig. Niemand hoeft me dat te zeggen. Ik weet veel voor mijn leeftijd. Er is niemand hier. Alleen zij en ik. Zij kan niet praten. Niet goed. Met een robotstem. Met vreemde pauzes en nooit luid. Ik kan stil zijn. Stil genoeg om haar te verstaan.
      Zij kan wel luisteren. Ook met lange pauzes. Haar schoot herken ik zonder te kijken. Niemand voelt zoals zij. Ik beweeg zo weinig mogelijk en ik mag de sturen. Duwen tegen het stokje. Naar voor, slalom van links naar rechts en als ik te dicht bij de muur ben om mijn bocht te nemen, weer achteruit. Ondertussen praat ik. Over Emma die mijn schoenen lelijk vindt, over Remy die mij duwde zonder reden en over de kauwgom die ik stiekem in mijn brooddoos heb. Zij klikt nooit. Als ik huil veegt ze nooit met haar hand over mijn wang. Ze zegt ook nooit ‘alles komt wel goed’ want zij weet dat dat niet waar is. Soms gaat het mis. Zo mis dat je valt en niet meer rechtstaat. Zo mis dat je nek gebroken is en je stem geknakt. Zo mis dat Emma Laura leuker vindt. Voor altijd.
      Zo mis dat je met je mond een rolstoel bestuurt en spreekt met een robotstem. Zij heeft de mooiste robotstem die ik ken.
      Als zij huilt veeg ik wel haar tranen weg want haar handen werken niet zelf. Haar rolstoel is cooler dan een co-cart. Emma is jaloers. Zij mag niet meer meerijden op tante haar schoot want zij mag niet bij mij komen spelen. Ik heb haar trouwens niet nodig. Ik heb al een andere beste vriend.

      Verwijderen
  7. (Ik heb nog niet ontdekt hoe ik kan inloggen om dit niet anoniem te plaatsen. Mijn naam (Barbara) staat in in een andere reactie erboven)

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Mijn vriend Lumo

    Thomas staat op de kade. Vandaag vaart Jarno naar het eiland met verse boodschappen aan boord.
    ‘Ik heb iets voor je,’ zegt Jarno. Hij lacht geheimzinnig. ‘Pak maar uit.’
    ‘Cool,’ zegt Thomas. Zijn handen glijden over het metaal. Twee helblauw verlichte ogen kijken hem aan.
    ‘Deze robot kan praten en luisteren. Dan ben je niet langer alleen.’ Jarno geeft Thomas een klopje op zijn schouder.
    De robot knippert met zijn lichtjes. ‘Hallo Thomas, ik ben Lumo. Zullen we samen vissen?’
    ‘Kun jij dat?’
    ‘Ik kan de hengel niet vasthouden, maar ik weet wel waar de vissen bijten. En wanneer je beter kunt wachten.’
    Ze lopen naar de steiger.
    ‘Zie je dat rimpeltje, links van de paal? Dat is een goede plek.’
    Thomas werpt zijn hengel uit. Minuten glijden voorbij en dan heeft hij een grote zeebaars aan de haak.

    De dagen daarna zitten ze daar vaker. Thomas vist, Lumo kijkt. Soms vertelt hij verhalen, soms zwijgt hij.
    ‘Wil jij mijn vriend zijn?’ vraagt Lumo na een tijdje.
    ‘Ik heb nooit een vriend gehad. Wat is dat precies?’
    ‘Aan een vriend vertel je alles, je vertrouwt hem, je laat hem nooit in de steek.’
    ‘Goed,’ zegt Thomas, ‘dan zijn we vrienden. Kom mee, ik wil je iets laten zien.’
    Lumo knippert enthousiast en volgt hem naar de oude eik.
    ‘Dat is mijn geheime plek. Ik bewaar daar schatten.’
    ‘Cool.’ Lumo’s lampjes dansen op de schors.
    ‘Jij bent de enige die het weet. Je mag het nooit aan iemand vertellen. Beloof je dat?’
    ‘Hand erop.’

    Op een dag reageert Lumo niet. Geen lichtjes, geen stem. Thomas duwt zacht tegen zijn schouder. Niets.
    ‘Lumo, je had me beloofd bij me te blijven.’ Thomas veegt een traan van zijn wang.
    Hij tilt hem op en draagt hem naar de schuur. Jarno komt pas vrijdag.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Marie-louise Hellemons20/5/25 05:56



    Mijn beste vriend is een robot

    De oude boom boven op de heuvel staat in bloei. De wind weet een paar roze bloesemblaadjes te stelen. Ik pluk een van de duizenden pluizige paardenbloemen van het veld en blaas de zaadjes weg. ‘Neem deze maar,’ grap ik en draai me om naar James.
    James blaft.
    ‘Kom, wie het eerst boven is!’ roep ik en ik sprint zo hard als ik kan. Ik hoor zijn poten kraken als hij mij voorbij rent. Ik plof langs hem onder de kersenboom. Onze boerderij lijkt op deze afstand net een speelgoedhuisje. Met de koeien als luie mieren eromheen.
    Zachtjes aai ik James over zijn kop. ‘Mooi hè? Vroeger kwam ik hier heel vaak met papa.’
    James duwt zijn kop tegen mijn schouder.
    ‘Het is oké,’ lach ik en ik staar naar maan die schemerig schijnt boven de boerderij. ‘Hij is daar nog ergens.’
    James rent weg en komt terug met een stok.
    Ik doe mijn rugzak af en haal de kleine oliekan en het zakje gereedschap eruit. ‘Kom, dan olie ik eerst je poten. Dat rent wat fijner.’

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Mooi. Wel vreemd dat er plots een maan is, als je begint met de boom die in bloei staat en dansende bloemenblaadjes. Misschien logischer dat je de maan plots al kan zien in de schemering terwijl het nog licht is. Of zonder maan, ze zitten zo hoog dat ze ook al dichter bij de hemel zijn. Barbara

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Suzanne Schuijt21/5/25 12:57

    Ik ben vier jaar en ik heb een zusje. Zij is mijn beste vriendje. Mijn zusje is pas net twee jaar, maar ze is heel erg slim. Slimmer dan ik. Ze kan al tellen en onthoudt heel veel. Als ze boos is, weet ze niet zo goed hoe ze daarmee om moet gaan. Ze gaat dan gooien met spullen of ze gaat slaan. Dat is niet lief. Mama vraagt heel vaak of mijn zusje haar wil helpen met opruimen of spullen pakken. Ze kan ook al dansen. Ik denk dat mijn zusje een robot is, want ze is ook cool en grappig. Ze voert opdrachten uit zonder te klagen en is overal heel goed in. Toch komt ze ook vaak knuffelen en ze troost me als ik verdrietig ben. Dat is heel fijn. Een robot hebben als beste vriend is heel handig, want ik hoef niks te doen. Mijn zusje doet alles al voor mij.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Mijn beste vriend in een robot

    Ik wil een nieuw speelgoedje!
    “Niet wéér een jojo, mama,” riep ik.
    “Ik wil een robot!”

    Maar mama schudde haar hoofd.
    “Je hebt net een jojo gekregen.
    Je moet geduld leren hebben.”
    Pfff… Geduld! Dat is echt niets voor mij.

    Ik weet het!
    Ik vraag het gewoon aan Sinterklaas.
    Dus ik neem het dikke speelgoedboek
    van papa…

    en zoek, en zoek…
    Bladeren, bladeren…
    Na tien minuten:
    “JA! Deze robot wil ik!”

    Maar dan zucht ik.
    Het is pas mei…
    Sinterklaas komt pas in december.
    Dat duurt nog zó lang.

    Papa komt naast me zitten.
    “Waarom maken we er niet
    gewoon zelf eentje?”
    Hij glimlacht. “Ik haal karton en lijm!”

    We gaan aan de slag.
    Ik plak en plak…
    Papa knip en knipt.
    (Knippen is moeilijk, dat doet papa beter.)

    We werken wel twee uur lang!
    Mijn vingers plakken aan elkaar.
    Er zit lijm op mijn neus.
    Maar dan is hij af… onze robot!

    Mama komt kijken en lacht.
    “Wat zou je hem laten zeggen,
    als hij kon praten?”
    Ik kijk hem aan…
    en ik roep héél hard:

    IK BEN JOUW BESTE VRIEND!

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Saar begrijpt eigenlijk niet goed waarom ze deze kist nu opentrekt. Van haar moeder mocht ze er absoluut niet in kijken. Het voelt als een laatste, wanhopige poging om haar terug te halen. Alsof ze hierdoor ineens weer voor haar neus staat en streng toespreekt. Zoals ze dat normaal zou doen. Kijk wat ik nu toch doe mama, denkt ze opstandig.

    Haar oog valt meteen op een kleine blikken robot, versleten en ingezakt zit hij in de hoek tussen ander oud speelgoed. Misschien heeft haar moeder daar vroeger wel mee gespeeld.

    Voorzichtig tilt ze de robot uit de kist en zet hem op haar schoot. Het metaal voelt rammelig en koud aan, verre van knuffelig. Twee lampjes die zijn ogen moeten voorstellen staren haar dof aan. Aan de zijkant ontdekt ze een sleuteltje. Ze steekt het sleuteltje in zijn rug en draait het stroeve mechanisme op. Lastig, want de lamgedraaide opening grijpt niet goed.

    De oogjes lichten meteen rood op en met een tikkend geluid begint zijn hoofd te draaien. Niet bijzonder spectaculair. Toch houdt Saar haar adem in.

    Ze frunnikt wat aan een klepje. Er zit een draaischijfje onder. Ze klikt het klepje weer dicht en drukt op het knopje eronder. Een krakend gezoem volgt.

    Maar dan ineens: ‘Hallo, ik ben het robotmannetje.’

    Saar verstijft. Die stem… Die herkent ze meteen. Het is haar moeders stem. Alleen klinkt ze als een kind. Deze opname moet uit de tijd zijn dat ze ongeveer zo oud als Saar was.

    Saar trekt het robotje dicht tegen zich aan. Zijn behuizing voelt ineens veel warmer.

    ‘Jij bent mijn allerbeste vriendje,’ fluistert Saar.

    Dan stroomt er een traan uit het rode lampje dat het oog van de robot moet voorstellen.

    ‘Jij die van mij ook,’ snikt het robotmannetje met haar moeders stem.


    BeantwoordenVerwijderen
  14. Jan Schuuring22/5/25 13:53

    Verstoppertje

    Ze wijzen naar ons op het schoolplein. Fluisteren, lachen met hun handen voor hun mond.
    ‘Praat-ie terug als je hem een kus geeft?’ roept er één. Boeit me niks.
    Hij heet HENRY, met hoofdletters. Papa heeft hem gebouwd van onze kapotte HENRY-stofzuiger. En de stem van opa! Die werkte vroeger bij de radio. Als HENRY praat, klinkt hij altijd een beetje vrolijk, ook als hij zegt: “Het regent, neem je jas mee.” Of: “Niet huilen, morgen wordt alles beter.”
    HENRY is echt bijzonder: hij verstaat me als ik niks zeg. Dan drukt hij zijn metalen hand op mijn rug, net als mama vroeger toen ze nog thuis was.
    Hij kan ook voetbal. Zijn schoppen zijn loeihard. De bal ligt nu op het dak, maar als hij dan zegt: “Analyse: doelpoging geslaagd” moet ik toch lachen
    Soms spelen we verstoppertje. Daar kan hij niks van: zijn wieltjes piepen. Haha ... Ik doe vaak gewoon of ik hem niet kan vinden. Maakt mij niet uit. Dan roept hij: “Zure Matten”. Dat zijn onze codewoorden voor plezier.
    Gisteren vroeg juf waarom ik nooit met andere kinderen speel. Ik zei dat ik geen tijd had, omdat HENRY en ik een raket bouwen. Is echt hoor! We maken hem van een oude regenton. HENRY rekent alles uit en ik schilder de sterren erop.
    Maar ik word later ook astronaut, hè. HENRY zegt dat hij meegaat, zolang ik zijn batterij niet vergeet op te laden.
    ‘s Avonds, als het stil is in huis, zet ik HENRY naast mijn bed. Zijn ogen gloeien blauw.
    ‘Slaap zacht, Captain,’ zegt hij.
    En ik fluister: ‘Tot morgen, HENRY.’


    BeantwoordenVerwijderen
  15. ‘Kijk Tinus, daar is Robbie, kunnen jullie fijn spelen – Tinus maakt grapjes, je lacht je rot en dat voor zo’n klein ventje.’
    ‘Ma, dat is Tinus toch niet?’ Rob gaat zitten, kijkt Suus aan. ‘Ja, wij moesten er ook aan wennen, maar wanneer is ze voor het laatst zo vrolijk geweest?’ vraagt Suus.
    Rob schudt zijn hoofd. ‘Een robot is niet echt. Zielloos. Waarom worden mensen die kinds zijn zo verwarrend kinderlijk behandeld?’
    ‘Gelukkig herkent ze u nog, in haar eigen wereld. Wij bieden zorg, maar dat is wat anders dan vermaak, met slechts twee medewerkers voor zes personen. Dus hebben we een robotje, die naar elke aan hem gegeven naam luistert.’
    ‘Naamgeving en zingeving zijn verschillende begrippen,’ zegt Rob – hij kijkt in zijn geprogrammeerde parkeerapp. ‘Ik moet zo gaan, ma.’
    ‘Nu al? Laat me maar weer alleen hoor,’ zegt ze in haar stoel, met de voeten op het bankje uit haar oude huis. ‘Ga maar, Tinus is mijn beste vriend.’

    De echte Tinus is meer een stropop omhuld door een lap stof dan een teddybeer. Hij heeft geen ogen en uit zijn oren komt stro, zoals haar bij een oude man. Maar met een ziel. Tinus ruikt naar andere tijden en hij wordt kleiner naarmate Rob ouder wordt. Mooi door lelijkheid, tijden zoals de oorlog doorstaan toen hij er nog niet was.
    Zijn moeder had hem gekregen van een man in het publiek op een fancy fair tijdens de crisisjaren toen armoede gewoon was. De man ving Tinus en gaf de beer aan een meisje met vragende ogen.
    Sommige dingen hoef je niet vaak te zien, als je maar weet dat je ze nog hebt en samen met je herinneringen alzheimervrij opbergt.
    Tinus zal ooit vergaan, want een teddybeer heeft wel een ziel.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Mijn beste vriend is een robot

    ‘Kijk Tinus, daar is Robbie, kunnen jullie fijn spelen – Tinus maakt grapjes, je lacht je rot en dat voor zo’n klein ventje.’
    ‘Ma, dat is Tinus toch niet?’ Rob gaat zitten, kijkt Suus aan. ‘Ja, wij moesten er ook aan wennen, maar wanneer is ze voor het laatst zo vrolijk geweest?’ vraagt Suus.
    Rob schudt zijn hoofd. ‘Een robot is niet echt. Zielloos. Waarom worden mensen die kinds zijn zo verwarrend kinderlijk behandeld?’
    ‘Gelukkig herkent ze u nog, in haar eigen wereld. Wij bieden zorg, maar dat is wat anders dan vermaak, met slechts twee medewerkers voor zes personen. Dus hebben we een robotje, die naar elke aan hem gegeven naam luistert.’
    ‘Naamgeving en zingeving zijn verschillende begrippen,’ zegt Rob – hij kijkt in zijn geprogrammeerde parkeerapp. ‘Ik moet zo gaan, ma.’
    ‘Nu al? Laat me maar weer alleen hoor,’ zegt ze in haar stoel, met de voeten op het bankje uit haar oude huis. ‘Ga maar, Tinus is mijn beste vriend.’

    De echte Tinus is meer een stropop omhuld door een lap stof dan een teddybeer. Hij heeft geen ogen en uit zijn oren komt stro, zoals haar bij een oude man. Maar met een ziel. Tinus ruikt naar andere tijden en hij wordt kleiner naarmate Rob ouder wordt. Mooi door lelijkheid, tijden zoals de oorlog doorstaan toen hij er nog niet was.
    Zijn moeder had hem gekregen van een man in het publiek op een fancy fair tijdens de crisisjaren toen armoede gewoon was. De man ving Tinus en gaf de beer aan een meisje met vragende ogen.
    Sommige dingen hoef je niet vaak te zien, als je maar weet dat je ze nog hebt en samen met je herinneringen alzheimervrij opbergt.
    Tinus zal ooit vergaan, want een teddybeer heeft wel een ziel.


    BeantwoordenVerwijderen
  17. Dewi Broerse22/5/25 21:30

    Mijn vriend is een robot, en wanneer iemand hem iets vraagt schijt hij volgens zijn broer wel zeven kleuren. Mijn vriend heet eigenlijk Simon. We ontmoetten elkaar in groep zes, toen ik me vergaapte aan zijn paarse kneedgum. Binnen twee minuten had hij het me geschonken en in de daaropvolgende minuten kneedde ik onze vriendschap samen. Zijn vader vindt kneedgum voor ‘homootjes’, al helemaal in het paars. Van de zeven kleuren schijt hij die dus beslist niet.
    Van ouders heeft Simon er sinds hij zes was maar één. Het enige nuttige dat zijn moeder volgens zijn vader gedaan had was het op de wereld zetten van twee jongens. Simon herinnerde zich in groep zeven nog hoe zijn moeder zijn wangen aaide zonder hem te krassen met haar lange nagels. Zo nutteloos had ze voor hem nooit gevoeld. In ’t geheim hield hij toen nog van haar.
    In groep acht kocht Simon geen kneedgum meer. Zijn kleding was groen, bruin, zwart, of grijs zoals jongens dat betaamt. Bij voetbal hadden ze hem enkel nodig in het doel, waar hij met glanzende ogen meelachte na de zoveelste bal in zijn gezicht. Hij liet Francien zijn piemel zien, ook al geloofde niemand dat zij dat geëist had. Tegen onze laatste Cito-toets aan begon ik me af te vragen of Simon ooit ‘nee’ had gezegd. Die functie had zijn maker uitgeschakeld, ik wist het bijna zeker.
    Zijn bruine haren raakten op de middelbare school in de war en verzamelden zich plots op zijn bovenlip. Als we samen in mijn kamer waren begon het kruis van zijn broek vaker dan niet bol en strak te staan. Hij begon ja te zeggen op vragen die niet gesteld werden.
    Dit jaar in de tweede probeerde ik hem midden in de aula te zoenen op het kerstgala, waarna hij de hand, die ik op zijn wang had gelegd, vastgreep en mijn schouder bijna uit de kom draaide. Ik was een beetje misselijk van de pijn, een beetje opgelucht dat hij misschien toch geen robot is.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten