Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Vrijdag Schrijfwedstrijd - Bevrijding 1945

We hebben een wekelijkse schrijfopdracht. Iedere vrijdag om 14:00 uur vragen we je om een tekst van 100 á 300 woorden te schrijven aan de hand van een opdracht. Je kunt jouw tekst een week lang hieronder in de reacties plaatsen. De redactie van De Slushpile kiest iedere week een winnaar. We maken die elke vrijdag om 12:00 uur bekend. De deadline van de schrijfopdracht is telkens de eerstvolgende vrijdag om 09:00 uur ’s ochtends. Elke schrijver kan één tekst per schrijfopdracht inzenden.
Stuur bij voorkeur je verhaal niet anoniem in. Gebruik je eigen naam of een pseudoniem.

De opdracht deze week: schrijf een verhaal over de bevrijding van Nederland in 1945 zonder 
historische feiten, jaartallen of geografische verwijzingen. 
De opdracht is bedacht in samenwerking met Rik van der Vlugt, schrijver van het boek
Hoe schrijf je historische fictie?. Hij is deze week ook gast-jurylid.



Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Jan Schuuring2/5/25 19:18

    Bevrijd

    Ze slepen haar de deur uit. De om haar schouders geslagen jas zal haar niet beschermen.
    ‘Daar is ze,’ schreeuwt iemand. Anderen schreeuwen ‘Verraadster!’ ‘Hoer!’
    Verraadster? Hoer? Omdat ze één keer een paar slokken bier heeft aangenomen?
    Een jongen met een oranje sjaal gooit de eerste kluit modder. Meerdere kluiten volgen. Ze staat als een hert gevangen in een felle lichtbundel, verlamd door het lawaai.
    Heel even tilt ze haar hand op. Ze buigt haar hoofd.
    Ze sleuren haar de met vlaggen en doeken versierde straat op. Haar voeten slepen over de stenen. Ze verliest allebei haar schoenen. Kinderen hollen mee, lachend, joelend.
    De handtondeuse flitst op in het zonlicht. Een man rukt haar jas weg. Ze voelt hoe de botte messen voren in haar hoofdhuid ploegen. Plukken vallen op de grond, als in de lucht gestorven vogels. Er wordt gezongen:

    "Een twee drie in een wip
    Zo een kale kop geknipt
    meisjes die met moffen gaan
    worden dat gedaan"

    Iemand smeert iets over haar wangen. Het is stroperig en ruikt naar olie en vuil. De vloeistof druipt langs haar kin, kleeft aan haar wimpers. Na het scheren smeren ze ook haar kale hoofd in.
    Ze kijkt op, heel even, kin omhoog. Er is geen uitgestoken hand om haar te helpen. Alleen gezichten, scheefgetrokken van spanning en sensatie. En boven alles: de verstikkende geur van pek die zich vastzet in alles. Een nare geur die nog lang zal blijven hangen.


    BeantwoordenVerwijderen
  2. Verdwaald

    Mama en papa waren al voor de oorlog dood. Of oma leeft weet ik niet. Het contact met thuis moest ik door de onderduik verbreken. Inmiddels spreek ik een beetje Nederlands, maar mijn Duitse accent valt nog op. Joods en Duits. Ik maak me zorgen over het einde van de oorlog. Nu is alles voor Joden verboden, maar straks ben ik misschien ‘zo'n Mof’.
    Op de meeste dagen lijkt de oorlog afwezig. Ik lees veel en dagdroom. Bijna 18 jaar oud.
    Ik hoor hier niet thuis, ook al schuil ik als wees in een weeshuis. Het ligt niet aan de mensen.
    Ik kijk vanuit mijn hokje op zolder over het park.
    ‘De Canadezen komen,’ zei mevrouw Hilhorst toen ze mij het eten bracht. ‘Ze zijn al bij Hoogland.’
    Hoe ze dat wist, vertelde ze niet.
    ‘Bijna bevrijd?’ vroeg ik.
    Mevrouw Hilhorst knikte.
    ‘Ik word actrice,’ zei ik uit het niets.
    ‘O ja?’
    ‘Ja, in Amerika.’
    ‘Echt? Mag ik alvast een handtekening van je?’
    We lachten samen.
    Het park staat vol in blad. De blauwe regen geeft kleur aan de lente. Het druilt. Als we straks bevrijd zijn, zal alles in kleuren en geuren openbarsten.
    Ik open het raam en ga in de vensterbank zitten. Echt voorzichtig hoef ik niet meer te zijn. In de Vermeerstraat worden oranje vlaggen opgehangen. Mensen slaan elkaar opgetogen op de schouders. Ik twijfel. Zou het echt?
    Plots hoor ik het geluid van knappende takken. De buurtbewoners stuiven weg. Nieuwsgierig strek ik me naar buiten uit en ruik het voorjaar. Het geluid komt dichterbij. Opeens een scherpe pijn. Dan het besef.
    ‘Ich werde beschossen!' schreeuw ik.
    Het is stil. Ik sluit mijn ogen. Toch zie ik haar.
    ‘Ach Schatz,’ zegt mijn moeder. ‘Wo tut es weh?’
    ‘Wo bin ich?’ vraag ik.
    Dan glip ik weg.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Rosa

    Rosa staat bij het raam. De buurvrouw hijst de vlag. Traag schuift hij omhoog, de kleuren zijn verbleekt, alsof ze nog moeten wennen aan het licht.
    Over een stoel hangt zijn jas, zwaar en stug. Eén knoop zit scheef, een kleine dwarsligger die ze koestert.
    Buiten dansen mensen met de handen uitbundig in de lucht. Kinderen rennen als confetti achter tanks met soldaten en graaien naar chocolade en kauwgum. Uit de radio van de overbuurman klinkt vrolijke marsmuziek.
    Rosa slikt.
    ‘Als deze oorlog voorbij is, trouwen we, liefste,’ had hij gezegd. Zo levendig nog in haar herinnering. ‘Ik blijf op je wachten,’ waren haar afscheidswoorden. Ze heeft gewacht. Tevergeefs.
    Steeds meer tanks met Canadese vlaggetjes trekken voorbij. Meisjes springen op de bumper en rijden mee. Overal blije gezichten, mensen met sigaretten en witbrood.

    De lokroep van buiten kan ze niet langer weerstaan. Ze trekt zijn jas aan. Te warm, te zwaar voor deze lichte lentedag. Uit de schuur pakt ze een vergeten kistje met bloembollen. Ze proeft de droge, bittere smaak. De tijd van bloembollen eten is gelukkig voorbij. Rosa hurkt neer bij de notenboom. In de stam is een hartje gegrift met hun namen.
    Ze maakt de grond lmet haar vingers los en poot de bollen in de aarde. Als ze opstaat, klinkt muziek uit een open raam. Iemand fluit mee.
    De muziek zwelt aan, een vrolijke deun die de straten vult. Een bries waait door de takken. Ze sluit haar ogen. De geur van aarde mengt zich met de zoete geur van de meidoorn uit een tuin verderop.
    Een meisje met een vlaggetje in haar hand rent langs het hek en roept vrolijk: ‘Mevrouw, we zijn vrij. Wilt u een stukje chocola?’ Rosa opent haar ogen en kijkt naar het kind. Dan breekt haar glimlach door. ‘Graag,’ zegt ze.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik vindt dit knap gedaan en mooi. Zoveel subtiele indrukken in een kort moment zonder dat het overdadig is. Als lezer vraag je je op een bepaald moment af, waar gaat het eigenlijk over, komt er een beweging, wat is het punt? Maar het maakt eigenlijk niet uit. Het is mooi. Het is een verhaal over een moment opname, een stilstaand stukje tijd. (en tegelijkertijd zijn er ook wat symbolische gebeurtenissen die er een beweging aan geven, zoals het planten van de bloembollen.)

      Verwijderen
    2. Dankjewel Tinus Empiricus. Wat een mooie reactie op mijn verhaal.

      Verwijderen
  4. Laura Weterings4/5/25 00:43

    Onder het hooi

    Boer Jan bezemde het hooi aan de kant en tilde een zwaar luik omhoog. Meteen stak zijn trouwe ros haar hoofd omhoog. Grote ogen knepen dicht toen ze het felle daglicht opvingen.

    ‘Dag meisje,’ fluisterde Jan, terwijl hij zijn hand teder op haar hals legde. Hij gespte de kluisters om haar benen los. Want vanaf nu mocht ze weer schrapen, stampen en snuiven zoveel ze wilde. Voorzichtig leidde hij haar stap voor stap via een houten helling omhoog. Jan keek met bewondering hoe ze, met diep ingevallen flanken en nog amper bespiering, toch zoveel kracht uitstraalde.

    De open lucht was overweldigend en deed de merrie verstijven, terwijl ze zich helemaal opspande alsof ze elk moment kon ontploffen. Het verblindende zonlicht hield haar net op de drempel.

    Op het erf stond buurman Henk. Zijn mond viel open van verbazing. ‘Jan, is dat … Saar?

    Jan knikte zwijgend, zijn hand rustend in de manen, die hij kriebelde in een poging haar te kalmeren.

    ‘Maar zij is toch … ze hebben toch?’

    Jan haalde zijn schouders op. ‘Ze hebben haar nooit gehad.’

    Henk keek verward van het magere dier naar het luik, toen weer naar Jan. Een grijns verscheen op zijn gezicht. ‘Jij ouwe vos!’

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Han Maas4/5/25 17:11

    ‘Een betonnen bunker voor de mof en een van zand voor de dwangarbeider. Liggend op de grond knepen we in elkaars hand, of we nog leefden. Je zag niets aan jonge lijken met kapotte longen. Je liet de hand maar los van jongens die bevrijd waren zonder het te willen.’
    Al voor de bevrijding had mijn vader een brief geschreven en een tekening gemaakt, die door de ondergrondse naar mijn moeder werd gestuurd: hij boven op een trein, armen juichend in de lucht. Gevlucht uit Lager Weserlust in Bremen en ondergedoken bij een boer in Rijssen, maakte hij de bevrijding mee. Op het dorpsplein werden moffenhoeren kaalgeschoren. Hartverscheurend gejuich.

    De bevrijding die hem nooit bevrijdde, dwangarbeiders waren collaborateurs. Alsof ze vrijwillig voor de mof hadden gewerkt en er geen represaillemaatregelen genomen zouden zijn als ze geen gehoor aan de oproep voor De Arbeitseinsatz hadden gegeven: broers of vaders werden dan opgepakt. Dacht je dat hij graag naar Duitsland was gegaan als drieëntwintigjarige jongen? Op weg naar Bremen wilde hij zelfs nog uit de trein springen; een jongen was hem net voor en werd in zijn rug geschoten.

    Ergens tussen hoop, leven en het leven laten bracht hij een beschermlaag aan.
    Voor zijn gezin leek het een niet-doorlatende isolatielaag, waar geluid niet doorheen drong. Voor hem meer een verzachtende schuimlaag tegen de ergste herinneringen. Op 4 mei waterdoorlatend, met de grootst mogelijke moeite te stoppen. Een slecht onderhouden dijk, waarachter hij niet durfde te kijken, maar waarover de herinneringen als golven de uiterwaarden blank zetten. Ieder jaar weer. Ook al was het voorjaarswarm, de koude drong door alles heen, tot op het vernederde bot.
    De flinterdunne beschermlaag had geen veerkracht meer. Het schuim was gesmolten, heden en verleden vergroeiden als wervels zonder segment tijdloos pijnlijk met elkaar.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Han Maas4/5/25 17:13

    Nooit bevrijd

    ‘Een betonnen bunker voor de mof en een van zand voor de dwangarbeider. Liggend op de grond knepen we in elkaars hand, of we nog leefden. Je zag niets aan jonge lijken met kapotte longen. Je liet de hand maar los van jongens die bevrijd waren zonder het te willen.’
    Al voor de bevrijding had mijn vader een brief geschreven en een tekening gemaakt, die door de ondergrondse naar mijn moeder werd gestuurd: hij boven op een trein, armen juichend in de lucht. Gevlucht uit Lager Weserlust in Bremen en ondergedoken bij een boer in Rijssen, maakte hij de bevrijding mee. Op het dorpsplein werden moffenhoeren kaalgeschoren. Hartverscheurend gejuich.

    De bevrijding die hem nooit bevrijdde, dwangarbeiders waren collaborateurs. Alsof ze vrijwillig voor de mof hadden gewerkt en er geen represaillemaatregelen genomen zouden zijn als ze geen gehoor aan de oproep voor De Arbeitseinsatz hadden gegeven: broers of vaders werden dan opgepakt. Dacht je dat hij graag naar Duitsland was gegaan als drieëntwintigjarige jongen? Op weg naar Bremen wilde hij zelfs nog uit de trein springen; een jongen was hem net voor en werd in zijn rug geschoten.

    Ergens tussen hoop, leven en het leven laten bracht hij een beschermlaag aan.
    Voor zijn gezin leek het een niet-doorlatende isolatielaag, waar geluid niet doorheen drong. Voor hem meer een verzachtende schuimlaag tegen de ergste herinneringen. Op 4 mei waterdoorlatend, met de grootst mogelijke moeite te stoppen. Een slecht onderhouden dijk, waarachter hij niet durfde te kijken, maar waarover de herinneringen als golven de uiterwaarden blank zetten. Ieder jaar weer. Ook al was het voorjaarswarm, de koude drong door alles heen, tot op het vernederde bot.
    De flinterdunne beschermlaag had geen veerkracht meer. Het schuim was gesmolten, heden en verleden vergroeiden als wervels zonder segment tijdloos pijnlijk met elkaar.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. De bevrijding

    ‘Voor mij is dit de bevrijding,’ zegt hij.
    ‘Wat maakt het nog uit, pa? Ze zouden nu toch allemaal dood zijn.’
    ‘Hij was niet ouder dan ik.’
    Maar over een uur ben jij ook dood, denk ik. Hij heeft er nooit over willen praten, maar sinds mama stierf, is dit het enige waar hij het nog over heeft.

    ‘Na de bevrijding moesten die krijgsgevangenen terug naar Duitsland,’ zegt hij.
    Ik heb het hem vaker horen vertellen. Soms liep ik weg. Meestal bleef ik luisteren, net als nu. Een paar van de mannen met wie mijn vader op pad ging, hadden in het verzet gezeten. Daar keek hij tegen op. Iedereen keek tegen hen op.
    ‘Ze wisten het,’ zegt hij. ‘Vluchten of vechten had geen zin. Ze konden alleen maar afwachten, met doodsangst in hun ogen. De oudere mannen namen het voortouw. Maar we kwamen allemaal aan de beurt. Ik kon uittellen wie het zou worden.’

    Toen hij dit voor het eerst vertelde, vroeg ik hoe ze zoiets geheim hadden kunnen houden. Ze waren meteen teruggegaan naar hun dorp. Ook daar wist iedereen dat ze al ver voor de grens waren omgekeerd.

    De arts komt binnen. Heel even denk ik bij mijn vader iets te zien van de doodsangst die hij beschreef. Maar dit is anders. Dit is gekozen. Dit is een leven dat erop zit.
    ‘We waren allemaal gelovig,’ zegt mijn vader. ‘Toch deden we wat er van ons verwacht werd, zonder te denken aan het oordeel waarin we toen nog geloofden.’
    De arts zegt: ‘Een nare tijd, die oorlog.’
    Mijn vader kijkt hem aan.
    ‘De oorlog was al voorbij,’ zegt hij. ‘Het was na de bevrijding.’

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Marie-louise Hellemons5/5/25 11:15

    Sterrenmeisje

    Vanachter haar moeders rok kijkt Mieke naar het grote spandoek. Het losgewaaide touw wappert tegen de lantaarnpaal. Een zwaar ratelend geluid nadert.
    ‘Daar komen ze!’ roept Jan, haar buurjongen.
    Ze volgt zijn vinger, in de verte naderen drie grote tanks. Een aantal kinderen rent naar de grote wagens toe.
    ‘Kom mee,’ roept Jan.
    Mieke kijkt naar haar moeder, die roerloos voor zich uit staart. Even knijpt ze in haar moeders hand en rent dan achter Jan aan.

    De mannen die met de wagens meelopen, dragen andere uniformen dan de soldaten die de afgelopen jaren door de straat marcheerden. Mieke blijft staan. Jan rent naar haar toe en pakt haar hand vast. Zonder een woord te zeggen, blijft hij bij haar staan.
    De stoet trekt voorbij.
    Een van de soldaten loopt naar haar toe. Mieke doet een stap naar achteren. De man hurkt door zijn knieën en kijkt haar aan, met een lach op zijn gezicht. Hij wijst naar de lap om haar arm. ‘You are a stargirl?’
    ‘Yes,’ antwoord Jan.
    ‘Then it is time that we let you shine, little star,’ zegt de soldaat. Hij staat op en steekt zijn hand uit.
    Mieke kijkt opzij naar Jan. Jan knikt met een lach op zijn gezicht. Ze pakt de soldaat zijn hand vast en loopt met hem mee. De man roept iets naar een andere soldaat. De voorste tank stopt, de stoet valt stil. Samen lopen ze naar de tank toe. De man zet Mieke op de wagen. Jan klimt naast haar.
    ‘This is your parade, little star,’ lacht de man en hij gebaart naar een andere soldaat.
    De tank start op met een luid kabaal.

    Wanneer ze langs haar moeder rijden, wuift Mieke uitbundig naar haar.
    In haar moeders mondhoek verschijnt een kleine glimlach.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Beesten bevrijd.

    Opgewonden komt Roeriki aanvliegen door een open dakraam in de stal. Ze landt voor de poten van de herder en begint wild in zijn vacht te pikken. Geeuwend opent de herder een oog. Langzaam krijgt een wazige Roeriki gestalte.
    “Roeriki, wat doe jij hier zo vroeg?”
    “Kijk dit aan mijn poot.”
    De herder ziet alleen een klein rond kokertje.
    “Ik heb zojuist post gebracht bij de boer. Nieuws. Nederland is bevrijd.”

    Wip en Jip komen dichterbij om polshoogte te nemen. “Zijn het de Amerikanen? Krijgen wij eindelijk weer whiskasbrokken?”
    “Ach nee,” blaft de herder, “wat maakt het uit voor ons dieren? Duits of Amerikaans, het is één pot nat. Roeriki, wat vind jij?”
    “Nou, ik heb veel gezien op mijn reizen. Die Duitse mensen stoppen zelfs hun eigen soort in krappe hokken. Zelfs Knorrebeer heeft een betere plek.“

    De boer loopt langs en verstoort hun gesprek. Hij schuift een strobaal opzij en opent een luik. Hij roept iets vreemds: “Mentshn, di bafrayung.” Er komt een man uit gekropen, en dan een vrouw, en een klein kind. De dieren zijn verbaasd.
    “Krijg nou wat. Wisten jullie daarvan?”
    “Houdt onze boer mensen vast? Net zoals de Duitsers?”
    “Waarom zijn ze zo wit en mager?”
    “Zie je wel,” zeggen Wip en Jip in koor, “wij dieren hebben het best wel goed.”

    Dan loopt de boer naar het hok van Knorrebeer. “Ja jongen, het is tijd om te gaan. Het is feest in de grote stad. We krijgen weer veel geld.”
    De boer duwt hem in een houten karretje. Knorrebeer tuurt sip door een kier. Hij zoekt de anderen en probeert gedag te zeggen.

    Wip en Jip staren naar het brakke wagentje met Knorrebeer. Droevig, maar blij voor Knorrebeer. “Die heeft mazzel.”
    De herder zakt weer in zijn slaap.
    Roeriki koert fluisterend zachtjes: “Tof.”

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik heb nog wat onderzoek gedaan en blijkbaar is Whiskas pas sinds 1963 op de Nederlandse markt.

      Maar de praktijk van (buitenlands) kattenvoer was al wel eerder op de Nederlandse markt. Ik kan advertenties in kranten uit de jaren twintig vinden voor Spiller's kattenvoer (Engels merk).

      Toch vindt ik Whiskas alsnog beter
      - herkenbaarheid
      - het is Amerikaans*

      ------
      *En dat heeft een meer negatieve lading. In ieder geval bij sommigen, er is nogal wat kritiek op hun extreme kapitalisme en globalisering en hun ver reikende macht in de wereldpolitiek en economie. Het verhaal is dan ook niet alleen kritiek op dierenleed. De vergelijking kan ook worden omgedraaid: De dieren een metafoor voor 'de gewone mens' die vooral een speelbal zijn van de machthebbers, en er maar weinig om geven wie dat eigenkijk zijn.

      Verwijderen
    2. Nog een klein schoonheids foutje. Brokken (ik dacht dat dat oud was en moest denken aan zoete melk met brokken kondje mag niet jokken) is een term die pas populair werd gedurende de jaren 70. Voorheen heette dat kattebrood.

      Verwijderen
  10. Shamar Devan5/5/25 22:22

    Dit is hoe ze je uit de lucht pakken. Nou ja, hoe ze je nooit laten opstijgen. Je bent een kogel, knakker. Kogels vliegen! Nee, je was dé Kogel en dat is iets anders. Kijk, dit is hoe ze je verfijnen, hoe ze je opwarmen, hoe ze je gebruiken, hoe ze je vervloeken. Een bijnaam was het! Kogels vliegen, mensen vreten als zwijnen tot ze er ook zo uitzien, tot ze krakken door hun stoelen. Mensen vallen en kogels landen. Vallen als ze difterie krijgen. Of kanker. Of dat vet dat ze er weer allemaal aan eten nu het weer de aller hoogste tijd is. Ik eiste geen vleugels, stroomlijnde me, stond klaar te doorboren, die vuile moffen. En intussen thee zuipen in Londen? En dit is hoe we verdwijnen in de mist.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. jan haasnoot6/5/25 11:05

    Verloren ster

    “Snel, Marleen! De vlag!” zo had hij haar toegeroepen. “We zijn vrij!”. Zoals altijd deed zij wat hij vroeg. Ze ging direct naar de zoldervloer. Daar was ook het luik waar zij sinds die vreselijke dag niet meer was geweest. Kort na Dolle Dinsdag hadden de Duitsers op hun deur gebonkt. Het gevreesde “Aufmachen” klonk ruw door hun straat. Haar man had opengedaan en hen zonder protest binnengelaten. Over zijn schouders, zag zij de buurman wegduiken achter hun heg. Gluiperige Tjeerd met zijn lelijke praatjes over de terreur van het verzet en de onbetrouwbaarheid van onderduikende joden. Haar man protesteerde niet. Nooit eigenlijk. “Ja, ja, het is binnenkort allemaal over” was het enige dat over zijn verstijfde lippen kwam.
    Boven liepen de Duitsers recht op het zolderluik af, alsof zij precies wisten waar ze moesten zijn. De twee zusjes hadden enkele weken daarvoor, onder haar aandrang, een veilig onderkomen gevonden achter het luik. In afwachting van de naderende bevrijding. Het gebeurde nooit dat zij ferm stond voor haar eigen keuzes. Maar nu wel. Haar argument dat het allemaal snel voorbij zou zijn deed zijn laffe bezwaren wijken.

    Een van de zusjes had heel hard tegengestribbeld. Een paar meppen van de soldaat bracht haar tot bedaren. Het andere meisje had verstijfd van angst alles ondergaan. In een onbewaakt ogenblik deed zij iets in Marleens hand. Een zilveren davidster met de meisjesnaam “Rachel”. Toen alles na enkele minuten voorbij was bleef het akelig stil in huis. Haar wanhopige snik leek hem niet te deren. In haar samengeknepen vuist zaten zes kleine wondjes.
    Pas later drong het tot haar door dat zijzelf onverklaarbaar de dans waren ontsprongen. Zij pijnigde haar hersens met de vraag wat de rol van Tjeerd was geweest.
    Enkele maanden na de straatfeesten vierde zij in stilte haar eigen bevrijding. Met de davidster van Rachel om haar hals ondertekende zij de documenten voor de echtscheiding.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Vera Boertien6/5/25 20:25

    En nu Indië

    Sinds vanochtend hangt er een affiche aan de muur van de bakkerij van Jacobs vader. Het heeft Jacobs aandacht. De Indonesische archipel is te zien, toegedekt met de Japanse vlag. De zon op de vlag wordt doorboord door een vlaggenmast die wordt vastgehouden door een krachtige vuist, met aan de mast de wapperende Nederlandse vlag. ‘En nu Indië!’ staat er in groene en oranje letters.

    Jacob bijt op z’n lip. Her en der heeft hij wat opgevangen over de situatie in Indië en die is niet mals. Nederlandse burgers zouden onder de meest erbarmelijke omstandigheden in Jappenkampen zijn beland. Daarbij vergeleken was zijn opsluiting van drie dagen door de Duitsers een gezellig onderonsje.

    Hij laat zijn ogen nogmaals over de tekst glijden. ‘En nu Indië! Meldt u als vrijwilliger’. Zou hij het kunnen? Hij kijkt naar zijn handen. Ze zijn ruw van het werk in zijn vaders bakkerij. Dikwijls helpt hij met het sjouwen van de zware zakken meel, of het kneden van hompen deeg. Aan kracht zal het niet ontbreken. Maar zou hij het mentaal aankunnen?

    Hij denkt terug aan toen de Canadese tanks de straten in kwamen rijden. Eerst was daar de angst dat de Duitsers nog meer mensen uit het dorp zouden halen, maar al gauw werd het duidelijk dat het de dag was waar ze zo lang naartoe hadden geleefd. Waar ze op hadden gehoopt. Jacob had zich zo opgelucht gevoeld dat hij zich tien kilo lichter voelde en zijn tranen had laten vloeien. Nooit eerder had hij uit blijdschap gehuild, maar er was geen betere reden dan vrijheid. Dat gunt hij Indië ook.

    Daarmee heeft hij zijn besluit genomen. Resoluut draait hij zich weg van het affiche en loopt in de richting van het gemeentehuis. Vandaag meldt hij zich aan als oorlogsvrijwilliger.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. De bijdrage van Albert Geven staat hier: https://deslushpile.blogspot.com/2025/05/het-laatste-woord-albert-geven.html

    (Hij had hem als inzending opgestuurd)

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Wim van Teeffelen7/5/25 15:34

    Tante Antonia in negentig geworden en geeft ons de gelegenheid om haar te feliciteren tijdens een lunch, waarvoor wij haar dan mochten uitnodigen en natuurlijk ophalen en weer thuis brengen.
    Ze geniet van de lunch en de aandacht. Lang geleden was Tante opgehouden met vragen naar ons werk, onze relatie, onze kinderen, onze plannen, ons geluk, dus wat overblijft voor lunch-conversatie zijn verhalen van vroeger.
    “Nellie kreeg chocola op haar verjaardag! Dat was op 9 mei.”
    Tante kijkt me aan om te controleren of ik de verjaardag van mijn overleden moeder nog weet. Ja, die weet ik nog. Ook mijn vrouw weet hem nog, dus we zitten zoet te knikken.
    “Die kreeg ze van een Canadees, die een paar dagen eerder bij ons werd ingekwartierd.”
    “Dat was dus op haar achttiende verjaardag?” vroeg ik naar de bekende weg. We hebben het verhaal van de Canadezen en de chocola al vaker gehoord.
    “Weet je ook wie die chocola uiteindelijk heeft opgegeten?” Aha, een nieuwe element in het verhaal, zien we aan de twinkeling in Tantes ogen.
    Wij schudden van nee.
    “Ik!”
    “Nou, dat was heel lief van ma dat ze de chocola met haar jongste zusje deelde.”
    “Lief? Vergeet het maar!”
    Er valt een stilte. Ze weet heel goed hoe een verhaal verteld moet worden. Stiltes zijn een belangrijk onderdeel van spreken.
    “Het was de prijs die ze wilde betalen.”
    “Waarvoor?”
    “Voor mijn stilzwijgen. Ik kreeg haar chocola zodat ik niet tegen je opa zou zeggen dat ze in het hooi lag met die Canadees.”
    Ma met een Canadees? Daar heeft ze nooit iets over gezegd. Mijn vader leerde ze pas veel later kennen en mijn oudste zus is van 1952. Dus het rollenbollen met een Canadees heeft geen gevolgen gehad, maar heeft haar wel veel gekost: het kostbaarste cadeau op haar achttiende verjaardag: Canadese chocola.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Mama en Jet zitten op hun vaste plek, hun ruggen tegen de muur, onder de plank met de laatste potten en blikken. Ik zit aan de andere kant van de kelder. Het licht dat binnenvalt als papa het luik bovenaan de trap opent, doet zeer aan mijn ogen.

    Gisteren was er gestommel boven. We durfden niet te kijken. Waren het Jansen en zijn vrouw? Of waren het de Duitsers? In het laatste geval… Als ze het luik zouden zien… Het leek uren te duren, al zullen het in werkelijkheid minuten zijn geweest. Uiteindelijk hoorden we hoe de voordeur dichtsloeg. Daarna alleen nog stilte.

    Nu hoor ik mijn vader rondlopen. Zijn voetstappen komen dichterbij. Hij steekt zijn hoofd door het luik. ‘Er is niemand meer,’ zegt hij. Hij reikt zijn hand naar beneden. Ik ben de eerste die hem vastpakt. Hij trekt mij omhoog.
    Als we allemaal in de keuken staan, zegt mijn vader: ‘Ze zijn vertrokken. Hebben niets gezegd. Gewoon vertrokken.’ Hij kijkt ons niet aan, staart naar de buitendeur. Die staat op een kier. Op het dwarrelende stof schijnt zonlicht.
    ‘Misschien zijn ze meegenomen,’ zegt mijn moeder. ‘Straks komen de Duitsers nog terug. Om spullen te zoeken, of om…’ Ze tuurt naar het luik. Jet kijkt haar vragend aan, maar mijn moeder ziet het niet. Ze lijkt bang.
    Buiten naderen voetstappen. Mijn vader duwt ons opzij en gaat voor ons staan. Tijd om ons te verstoppen is er niet. De deur zwaait open en de schaduw van een man vult de deuropening. Mijn hart gaat tekeer alsof het uit mijn borstkas wil springen.
    ‘Het is voorbij,’ zegt de schaduw. Het is de stem van Jansen. ‘Ik hoorde het op de radio, bij Aerts. Bevrijd. Twee weken al. Wij horen dat nu pas.’

    We kijken zwijgend naar elkaar. Bevrijd?

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten