Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
In de straat waar ik woon staan geen statige kastanjebomen. Er is ook geen gracht waarin zwanen in een onverstoorbaar traag tempo voortschrijden. Want dat is wat zwanen doen. Zij zwemmen niet zoals een eend of een driftig jagende meerkoet. Nee, zwanen schrijden voort. Hun kop beurtelings naar links en rechts draaiend. Als een deftige dame, minzame knikjes uitdelend. In mijn straat is niet eens een slootje waar kinderen met hun schepnetjes kikkerdril uit vissen. Zelfs de auto's die op de smalle strook naast de weg geparkeerd staan zijn onmiskenbaar tweedehandsjes. Op één na. Sinds twee weken staat er een mooie zilvergrijze auto. Er zit geen deuk in het portier en hij heeft ook geen roestige bumper zoals de anderen. Onze auto's sputteren bij de start, maar rijden doen ze nog. Al was er laatst veel bekijks toen mevrouw de Jager van hier tegenover met harde knallen de straat in kwam rijden, een grijs-zwarte rookpluim achter haar aan. We liepen allemaal naar buiten. 'Iets met de uitlaat,' zei mijn vader.
In de straat waar ik woon ruikt het naar bloemkool. Of naar spruitjes al naar gelang de aanbieding in de buurtwinkel. In de zomer zitten we voor het huis op een bankje. Een stoel is gauw bijgeschoven. Het gewoon van alledag, dat is waar we over praten. 'Heb je het gehoord van haar op de hoek? Zwanger... Alweer? Maar haar man is toch…? Zou je zeggen, ja… Nou ik zeg maar zo, ik zeg maar niks.'
In het najaar zien we elkaar niet zo vaak. Dan gaan de gordijnen vroeg al dicht en luisteren we naar de radio of spelen mens erger je niet. De stemmen van de buren klinken gedempt door de dunne muren.
In de winter is het stil. Ronduit stil. De dagen rijgen zich aaneen in een gelaten wachten. Alleen het lawaai van de stad gonst een enkele keer door de stilte heen.
'In de stad is het nooit winter,' zegt hij. 'Daar gaat alles gewoon door. Winter of zomer, je ziet het alleen aan de kleren die de mensen dragen. Of aan de bomen, als je tenminste het geluk hebt dat je er een ziet.'
Goed gekleed is hij en al is het niet nieuw meer wat hij draagt, de stof is van een kwaliteit die we hier nooit zien. 'Kleren zijn niet belangrijk,' zegt hij, als hij ziet dat we naar hem kijken. Met aandacht stopt hij zijn pijp. De tabakslucht ruikt aangenaam zoet. Anders dan de scherpe rook van de shag van de mannen hier. Die prikt in mijn ogen. Vooral 's winters als de kieren tussen de ramen zijn dichtgestopt om de gure oostenwind te weren.
'Voor het raam van het huis waar ik woonde schrijden de zwanen voort,' zegt hij weer. Mijn moeder luistert geboeid naar hem. Haar hoofd een beetje schuin. Ze hoort niet meer zo goed. 'In de lente met de jongen tussen hen in. Altijd kalm, ook wanneer er een groot schip langs vaart. Soms zijn die schepen zo groot dat ze het hele raam beslaan. Hier zou het dan helemaal donker zijn,' zegt hij terwijl hij naar ons kleine raam wijst. 'Minuten lang. Het schip zou niet eens in deze straat passen.'
Ik zie een huis voor me, waar zoveel ramen zijn dat zelfs een groot rivierschip de kamer niet verduisteren kan. Statig ligt het aan de oever van een rivier. Vanuit de achterzijde kijk ik uit op groene weilanden en akkers waarop het graan buigt in de wind. Sloten trekken strepen tot aan de horizon.
De man aan de keukentafel is opgestaan. Hij bedankt moeder voor de koffie en gaat weer naar zijn eigen huis hiernaast.
'Bestaan die dingen echt, waar hij over sprak?' Vraag ik als moeder de deur achter hem op slot heeft gedaan. 'Zijn er ergens straten waar huizen zo ver uit elkaar staan dat je niet eens je buren kan horen?' Mijn moeder zegt dat ze het niet weet.
Hoe komt die man hier in onze straat verzeild? Vraag ik me af. Wat voor werk doet hij? We zien hem nooit weggaan 's morgens. En er komen vaak mannen bij hem op bezoek. Zo maar overdag. Ze praten uren met elkaar, drinken wijn. Niet dat ze dronken zijn hoor. Maar wijn overdag, dat doen wij nooit. Alleen met een verjaardag of met kerstmis en dan nog alleen 's avonds. Laatst liep ik voorbij en keek naar binnen. Hij zat aan tafel met een schrift en een pen en schreef een brief of zoiets. Ik zie hem wel vaker schrijven. Soms hoor ik hem zelfs ook tikken op een typemachine. Een vreemde man is hij.
Toch vind ik hem aardig. Hij groet mij altijd. Behalve als hij in gedachten is. Dan lijkt het of hij mij niet ziet. Maar kom, moeder roept. De lente komt er aan, zegt ze. Ze voelt het in de lucht. Dan is het elk jaar grote schoonmaak in de straat. Vandaag zijn de kussens van de bank aan de beurt. Morgen het vloerkleed. Ik help haar. Het is wel zwaar werk maar het is lekker weer buiten. Met elke klap van de mattenklopper dwarrelt stof in het zonlicht.
Hé, daar valt een papiertje uit de bank. Even kijken wat erop staat.
De Dapperstraat, staat er bovenaan. Maar, zo heet onze straat ook. Wat moet je daar nu over schrijven? Nieuwsgierig lees ik de woorden zachtjes hardop.
Natuur is voor tevredenen of legen
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat
Dit heb ik bij mij zelve overdacht,
Verregend, op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat
'Jacques Bloem, dichter' staat er onder. Jacques Bloem, dichter! Zou hij dichter zijn? Ik heb het ook weleens geprobeerd. Een gedicht te maken maar het lukte niet zo goed. Zou Jacques Bloem lachen als hij het leest? Zal ik vragen of hij het wil lezen? Och nee, laat ik dat maar niet doen. Mijn gedicht. Wat is het meer dan wat stomme letters op papier.
Heel sfeervol geschreven, je laat me glimlachen.
BeantwoordenVerwijderenDank Ineke, je laat me blozen.
BeantwoordenVerwijderenIk vind de eerste alinea mooi, maar betwistbaar. Het is een originele omschrijving - over zwanen en een slootje en kastanjebomen. Die omschrijving zou mij normaliter het verhaal inzuigen, maar mijn probleem hier is dat je omschrijft wat er NIET IS. Ik denk dat het veel krachtiger werkt als je omschrijft wat er WEL is. Ik snap dat je duidelijk wilt maken dat de protagonist niet in een statige wijk woont, maar dat wordt ook duidelijk met een omschrijving van bijvoorbeeld wat voor lelijk aanzien de wijk is en wat voor schorriemorrie er rond hangt, de stank in de lucht, wat voor geschreeuw en geblaf er te horen is. Nu begin je over een slootje en daar ga je gedetailleerd op in. Je laat de lezer focussen op iets wat er niet is en dat is zonde in een kort verhaal, vind ik, waar je juist spaarzaam met je woorden om moet gaan. Verder neemt dat niet weg dat de omschrijving treffend is.
BeantwoordenVerwijderenMevrouw De Jager.
BeantwoordenVerwijderen