Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Bezorgd - Nathan van Ree

'Kun je hem niet gewoon bij het asiel aanbieden?' Harm spreekt met enige huiver tegen de rug van de vrouw die hij vijftig jaar geleden het jawoord gaf, en die hem in de grijze jurk met haar lange benen en magere lijf nog het meest doet denken aan een reiger.
Aan de andere kant van de rug klinkt een geluid dat het midden houdt tussen een kreun en een zucht.
'Ik houd gewoon niet van katten. Volgens mij ben ik ook allergisch,' zegt Harm.
'Johanna heeft hem mij nagelaten, hij blijft.' Annie blijft stoïcijns met de afwasborstel tekeergaan op een pan – ongetwijfeld met haar reigerblik de achtertuin afspeurend, waar ergens de kater moet rondscharrelen.
'En wie mag dat beest voeren?'
'Ik mag niet te veel bukken, dat weet je.'
Het die ochtend door hun zoon aangebrachte kattenluik rammelt en na enig wringen is de kater erdoorheen, waarop Annie bukt en het beest onder de kin begint te kroelen. 'Ach, lief poesje van me. Kiele, kiele, kiele.' Het stemmetje dat ze opzet klinkt Harm in de oren als de viool die hij als kind een keer heeft moeten bespelen tijdens de muziekles. Aan de bek van de kater hangt een sliert kwijl.
'Je zus mocht ook niet veel bukken,' zegt Harm.
'Hier staan twee bakjes.' Annie, omhooggekomen, wijst met haar lange wijsvinger naast de deurmat. 'In het metalen bakje gaat het voer, in het plastic bakje het water. 's Morgens als je beneden komt gelijk doen, 's middags om vijf uur weer. Water elke ochtend verversen.'
Harm zucht.
Annie wrijft over haar onderrug. 'Vanavond moet je mijn rug weer even doen. Je kunt nu het gras maaien. Denk erom dat je de ambrosia heel laat.'
Harm zucht weer, opent de achterdeur en loopt naar de schuur. Voorbij de bloeiende ambrosia gekomen krijgt hij een niesbui. 'Rotplant,' zegt hij zacht vanachter de grasmaaier als hij er weer langs komt.

Harm komt de volgende ochtend op zijn pantoffels de woonkamer binnen. Hij schuifelt naar de keuken en zet koffie. Daarna loopt hij naar de voordeur en vist de zaterdagkrant van de mat, die hij vervolgens op de salontafel klaarlegt. Weer in de keuken schenkt hij zichzelf een kop koffie in, waarmee hij naar de bank loopt om daar zijn krant open te slaan.
Bij de bank aangekomen staat hij ineens verstijfd. Het kopje glijdt uit zijn handen en spat uiteen op het parket.
In het dure leer zitten grote halen, alsof iemand zich er met een scherpgepunte vork op heeft uitgeleefd. In de hoek waar Harm altijd zit, ligt de kater, opgekruld in een diepe slaap.
'Gloeiende, gloeiende,' spreekt Harm zacht terwijl zijn ogen over de gehavende bank gaan. Zijn lijf begint te trillen en in zijn binnenste voelt hij iets opwellen dat een weg naar boven zoekt, om daar uit te barsten alsof hij een van woede hoogzwangere vulkaan is. Hij balt zijn grote handen tot vuisten en brengt die omhoog, laat ze weer zakken, spreidt zijn vingers, knijpt ze weer samen tot een vuist. De kater doet één oog open, geeuwt en begint zich uitgebreid uit te rekken. Harm buigt zich naar het beest.
'Heb je hem zijn brokjes al gegeven?'
Harm kijkt op. Annie is in de deuropening verschenen. Ze draagt een vormloze zwart-witte jurk waarvan de ceintuur hoog boven haar middel zit strakgetrokken. De kniekousen waarin haar dunne benen zitten, houden ruimschoots op voor de jurk aanvangt, waardoor ze nu de indruk wekt van een aan twee poten geringde ooievaar.
'Dat beest,' begint Harm.
Annie kijkt hem venijnig aan.
'Kijk wat-ie gedaan heeft,' wijst Harm op het verwoeste leer.
'Dat kan gebeuren,' zegt Annie onverschillig. 'Er moet dus een krabpaal komen.' Ze draait zich om en verdwijnt de hal in. 'Ga er maar gelijk een kopen.'

In de dierenwinkel ziet Harm een overdaad aan krabpalen, kattenspeeltjes en klimtoestellen. Hij neemt uit zijn jaszak de telefoon waarop zijn zoon hem wat wegwijs heeft kunnen maken en drukt op de knop waarmee Annie gebeld wordt. 'Wat moet er nog meer komen, lieverd?' roept hij in het toestel.
'Grit voor in de kattenbak. Het laatste zit er nu in. En voer,' is het blikkerig klinkende antwoord. 'Johanna gaf hem altijd harde brokjes, speciale, voor gecastreerde katers. We hebben wel hetzelfde merk nodig, anders eet hij het niet.'
'Speciaal voer voor gecastreerde katers?'
'Anders wordt-ie te dik. Dit voer heeft minder calorieën.'
Mensenlief, denkt Harm. Hoe zou dat beest eruit zien zónder caloriearm voer?
Het peperdure voer is uitsluitend te verkrijgen in zakken van tien kilo. Het grit voor in de kattenbak komt in zakken die veertien wegen.
'We bezorgen ook, meneer,' zegt de dierenwinkelier.
Harm krabbelt zijn adres op het blaadje en geeft het de winkelier terug, die hem meewarig aankijkt. Daarna legt hij drie briefjes van twintig euro neer en peutert nog wat muntjes uit zijn portemonnee, die hij op de toonbank uittelt. Hij tilt de enorme krabpaal op, alsof het een van de patiënten is die hij als verpleger zo vaak heeft moeten opbeuren, en verlaat de winkel.

Op het moment dat Harm de krabpaal in een hoek van de woonkamer neerzet, klinkt vanuit de tuin geklepper. Klap – stilte. Klap – stilte. Annie en hij lopen naar het achterraam en zien de kater op de gft-bak zitten. Met één poot tilt hij steeds het blauwe deksel van de papiercontainer ernaast een stukje op, met de andere drie houdt hij zich op de rand van de groene bak in evenwicht. Na een aantal pogingen lukt het de kat het deksel zo ver omhoog te wippen dat hij kans ziet de papierbak in te duiken.
'Ach poesje, wat doe je toch?' spreekt Annie met haar vioolstem als ze de tuin door loopt richting papierbak. Ze doet het dichtgeklapte deksel omhoog en kijkt de bak in. 'Pak jij hem even, Harm.'
'Hij zit daar kennelijk lekker.'
Annie kijkt Harm aan. 'Als dat deksel dichtzit, kan hij er niet meer uit komen.'
Met een zucht loopt Harm op de bak toe en steekt zijn armen erin om het beest te pakken. De kater laat zich gewillig uit de bak tillen en Harm zet hem in het gras.
'Kom maar bij het vrouwtje,' kirt Annie terwijl ze bukkend op de kat af loopt, haar armen uitnodigend gespreid. Het beest duikt sierlijk onder haar nodigende armen door en trippelt met opgestoken staart richting de achterdeur. 'Zag je dat? Wat een knappe poes, hè?' zegt Annie en ze draait zich om naar Harm.
Het is een kater, denkt Harm, maar hij houdt wijselijk zijn mond en gaat het huis weer in, waar de kater spinnend om zijn benen komt cirkelen. 'Kssst,' probeert hij. 'Af. Weg.' Het beest lijkt dit op te vatten als een aanmoediging en kronkelt zich nu tussen Harms traag voortbewegende pantoffels door, waardoor hij grote moeite heeft zijn evenwicht te bewaren. De kater begint met zijn kop tegen Harms been te duwen.
'Hé, wat moet dat?'
'Hij geeft kopjes,' zegt Annie, die onopgemerkt naast hem is komen staan. 'Hij vindt je lief.'

De volgende morgen komt Harm weer op zijn pantoffels de woonkamer in. Aangezien er op zondag geen krant komt, gaat hij meteen na het aanzetten van het koffiezetapparaat in zijn vertrouwde hoekje van de bank zitten met een boek. Na enige seconden voelt hij een onbestemde substantie zijn bandplooibroek binnendringen en verschrikt staat hij op. Hij bevoelt zijn achterste en bekijkt vervolgens zijn hand, waarop een grijsbruine brei zit. Op de bank ligt nog meer, waarin Harm restanten van de kostbare brokjes herkent.
Harm stampt de trap op om zijn broek in de was te doen. Dat het beest nog eens dood mag gaan aan dat stomme voer, denkt hij heel even, waarna hij die gedachte snel van zich af schudt.
Weer beneden gekomen in een schone ribbroek treft hij de kater uiteindelijk slapend aan in de vensterbank, waarop twee planten zijn omgegooid. Harm staat even stil. Hij grijpt de kat bij zijn nekvel. Het beest schrikt wakker en begint met de poten te spartelen, tot het in de gaten heeft in welke positie het hangt. De kat laat zich nu roerloos met hangende poten meevoeren richting keuken.
Harm draait de achterdeur van het slot en duwt hem wijd open. Alsof hij aan het bowlen is zwaait hij de arm waaraan de kat hangt naar achteren, daarna naar voren en op het moment dat zijn zwaai het meeste momentum bereikt laat hij het beest los. Met een boog vliegt de kater de tuin in, waar hij keurig op zijn poten landt en op een loopje richting de brandgang verdwijnt. Harm draait het kattenluik op slot.

Die nacht roffelt de regen op het dak en ligt Harm wakker. Naast hem ligt Annie op haar rug, sereen als een opgebaarde. Harm slaat het dekbed opzij en gaat naast het bed staan. Door de kier tussen de gordijnen kijkt hij de duistere achtertuin in. Zou het beest een beschut plekje hebben kunnen vinden?
Hij sluipt de slaapkamer uit en gaat zachtjes naar beneden. Daar draait hij het kattenluik open, waarna hij weer naar boven gaat en terug in het nog warme bed kruipt. Vrijwel meteen valt hij in slaap.

's Ochtends is het eerste dat Harm doet wanneer hij op zijn pantoffels beneden komt het water verversen en een nieuwe lading brokjes in het bakje van de kater gieten. Het gerammel in het metaal lokte de kater de afgelopen twee ochtenden direct de keuken in, maar nu blijft het stil. Geen getrippel, geen gemauw.
In de woonkamer treft Harm alles aan zoals hij het die avond laat heeft achtergelaten. Alle planten staan nog overeind, nergens ligt braaksel of uitscheiding.
Hij opent de achterdeur en speurt de tuin af. Hij ziet het meteen: de ambrosia is verwoest. Platgetreden stelen, de gele trossen uiteengeslagen in het gras.
De kater, natuurlijk. Dankjewel, denkt Harm. Misschien niet goed, maar dat denkt hij. Ach, misschien kan hij wel aan hem wennen. Alleen waar is hij?
Harm gaat in zijn hoek van de bank zitten met de krant. Hier ligt het beestje dus ook graag.
'Vandaag wordt het oud papier opgehaald. Zet jij de bak even buiten?' Het is de schrille ochtendstem van Annie, die de woonkamer is binnengekomen.
Harm voelt de genegenheid die hij ervaart verdampen. Hij staat zuchtend op en sloft naar de achterdeur. Onderweg kijkt hij om zich heen. Waar kan de kater zijn?
Met de papierbak achter zich aan sjokt Harm door de brandgang langs het huis naar de straat, waar hij de container bij het groepje bakken zet dat daar al staat. Hij speurt tussen de bakken, kijkt in beide richtingen de verlaten straat door en gaat weer naar binnen, waar hij koffie zet.
'Vandaag worden toch het voer en het grit bezorgd?' vraagt Annie tussen het vermalen van haar stroopwafel door. Op haar onderlip balanceert een kruimel.
'Ja, dat heb ik toch mooi geregeld?'
'Wij moeten zo boodschappen doen. Die kan ik niet alleen tillen met mijn rug.'
'We zijn vast op tijd terug.'
'Dat hoop ik maar.' De kruimel vliegt op het vloerkleed. Annie staat op, waarbij ze een ratelende wind laat. 'Heb jij Jack gezien?'
'Jack?'
'Ja, zo heet de poes: Jack. Kijk mij niet zo aan, dat heeft Johanna bedacht.'
Buiten klinkt het geluid van de papierwagen. Bakken worden erheen gereden, leeggeschud, weer teruggezet.
Plotseling zakt Harms hart een verdieping.
'Wat is er?' vraagt Annie, die hem verbaasd aankijkt. 'Je lijkt wel een spook.'
Harm zegt niets, staat op en snelt zo snel zijn pantoffels dat toelaten door de voordeur naar buiten.
Hij opent hun papierbak en werpt er een blik in. Nog niet geleegd, ziet hij tot zijn geruststelling. Er zit slechts papier en karton in. Hij zwaait even naar de verbaasde papierman en gaat weer naar binnen.
'Wat was dat nou?' vraagt Annie terwijl ze hem met priemende ogen aanstaart.
'Niets, niets. Kom, we gaan boodschappen doen. Als we terug zijn, zal dat… Zal Jack wel weer tevoorschijn zijn gekomen.'
Annie kijkt argwanend naar Harm en loopt naar de kapstok.

Harm staat met de twee volle boodschappentassen achter Annie, die de voordeur opendraait. Binnengekomen zet hij de tassen neer en gaat hij de woonkamer in. Geen Jack die hem komt begroeten.
In de achtertuin is de kater ook nergens te bekennen. Harm kijkt onder de struik, achter de plantenbak en ten slotte in de groene bak. Niets.
'Waar blijf je?' klinkt het vanuit de keuken. 'De boodschappen moeten nog worden uitgepakt.'
'Ik kom eraan,' roept Harm. Hij gaat alleen de brandgang in en loopt richting de voorkant van het huis. In de brievenbus vindt hij een briefje van de bezorger. Zijn hart slaat een slag over. De zware zakken zijn in de plasticbak bezorgd.
De plasticbak, die naast de grijze afvalbak bij de voordeur staat.
Hij durft er niet in te kijken.
Wacht. Hoort hij gemauw uit de brandgang komen?


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties