Of eigenlijk zou ik willen beginnen met "liéve Monica ." Je wilt niet weten hoeveel versies van deze brief al in de prullenbak zijn beland en zelfs nu ik dit schrijf weet ik nog niet wat ik wil zeggen. Soms denk ik dat het een droom is waarin ik ben terechtgekomen en waaruit ik me al schrijvend moet bevrijden. Ik ben dan dat ik wakker word in een wereld zonder jou, in een fel daglicht waarin alles wat er tussen ons was, de op hol geslagen fantasieën blijken zijn van een verliefde puber. Ja, nu heb ik het gezegd, ik was verliefd, ik ben verliefd, ik ben radeloos.
Zo zou de brief zijn begonnen wanneer ik deze vijftig jaar geleden had geschreven en niet durfde.
Mrs. Robinson noemde ik je in gedachten toen op die camping nabij Kleve. Ik zag mezelf als Dustin Hofman in the Graduate, een film die ik zojuist had gezien. 's-Nachts in de tent waarin ik met mijn vrienden sliep tijdens mijn eerste vakantie zonder ouders, had ik jou, of beter gezegd jullie al gehoord voordat ik je zag. Er kwamen geluiden uit de tent naast ons die ik niet kende maar een heftig verlangen in me opriepen. Het was de soundtrack van de fantasieën die zich tot dan toe geluidloos in mijn geest en door hormonen bezeten lichaam afspeelden. Elke ochtend opnieuw lagen wij, de drie jongens in onze slaapzakken ademloos te luisteren naar wat zich bij jullie afspeelde. We masturbeerden in stilte zonder het aan elkaar toe te geven. Op mijn filmdoek was jij die ochtenden, de mooie rijke, verleidelijke vrouw, zich zeer bewust van haar schoonheid. Ik was de hunkerende rijkeluiszoon en student, vol van verlangen en met voldoende vertrouwen om dit avontuur aan te gaan.
De werkelijkheid was anders. Ik was een arbeiderszoon, op een camping met wat vrienden op de fiets, twintig kilometer van huis en ik had, behalve een vluchtige zoen nog nooit een vrouw aangeraakt. Jij was winkelmeisje in een supermarkt. "Cheffin" noemde je dat trots.
Je lag nog op je luchtbed toen ik jullie tent binnenkwam. Je blote schouders deden me vermoeden dat je geen pyjama aanhad. 's-Ochtends had ik je nog horen vrijen. Ik wist dat Peter kort daarna met de auto weg was gereden naar zijn werk.
Ik weet niet meer wat ik zei, welke reden ik aangaf dat ik daar stond. Weet jij dat nog? Ik moet wat gehakkeld hebben. Ik herinner me dat mijn hart als heet lava naar mijn benen zakte. Dat ik me moest vasthouden aan de tentstok van het slaapgedeelte waar jij half zichtbaar achter het muggennet, met je hand onder je hoofd naar me keek.
Johanchen zei je. "Johanchen bist du das?"
Je kende mijn naam, daar had ik voor gezorgd tijdens onze gesprekjes bij de vaat. Geamuseerd keek je me aan, denk ik nu, je speelde met mijn verlegenheid.
"Ich habe Bauschschmerzen" zei je.
Vanaf dit moment weet ik het niet meer. Heb ik gezegd wat ik moest zeggen? In gedachten heb ik de zin honderden keren uitgesproken, maar is het waar. Misschien is dat de reden dat ik je schrijf Monica. Heb ik toen het volgende tegen je gezegd :"Mein Vater is Arzt, werde ik dich mahl untersuchen?" Klopt het ook dat jij toen vroeg of ik een Kondom bij me had? Wat ik wel weet is dat ik de tent uit ben gevlucht, de fiets heb gepakt en uren heb gefietst bezeten als ik was door angst en verlangen. De zon werd een hoepel waar ik doorheen moest springen of waarin ik levend zou verbranden. Waarom denk ik hier nu zo sterk aan terug, wil ik nu weten of ik ooit de moed heb gehad het risico te nemen om mijn grootste verlangen te vervullen?
Beste Monica, weet je nog dat je toen, voordat jullie wegreden je adres in mijn oor fluisterde. Ik weet niet waarom je dat deed. Wilde je dat ik langskwam? Wilde je dat ik schreef, wilde je me heimelijk ontmoeten? Ik weet het niet, maar opnieuw was het brandstof voor mijn verlangen. Nu vijftig jaar later schrijf ik je deze brief. Ik zal het adres, dat ik onthouden heb, op de enveloppe schrijven en aan de zuster meegeven. Een antwoord verwacht ik niet, mijn adres staat er niet op. Waarschijnlijk woon je er ook allang niet meer. Daarnaast zal ik er niet lang meer zijn en dat is dan ook de reden dat ik deze brief schrijf. Het is de vage ongerustheid die me soms overvalt als de nachtzuster haar lampje over mij heeft laten schijnen en ik alleen ben met mijn gedachten. Ik probeer antwoord te vinden op de kleine onnozele vragen die me in de lege uren plagen en waarschijnlijk onvermijdelijk zijn wanneer men terugblikt op zijn leven. Heb ik voldoende moed getoond om te doen wat ik wilde doen, wat ik moest doen? Wie kent het antwoord ? Waarschijnlijk dezelfde als degene die ze stelt. Ik dus en zo maal ik mezelf dan in slaap.
Johanchen
Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Reacties
Een reactie posten