Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

De roedel - Conny Hoogendoorn

‘Je bent een loser, man,’ roept een van de jongens, terwijl hij een klasgenoot provocerend een duw geeft. Het gelach klinkt leeg, het was een geintje waar niemand op zat te wachten.
‘Denk je dat je hier wat te zeggen hebt, jongen?’ roept de ander terug.
Het antwoord gaat verloren in de chaos. De jongens staan in groepjes verspreid over het door tl’s verlichte klaslokaal, hun twistzieke stemmen vullen de ruimte met onrustige, primitieve agressie. Een tas wordt tegen de muur geschopt, een stoel valt achterover.
Weer een andere leerling lacht vals, steekt dreigend zijn vinger uit naar een meisje dat ongemakkelijk in haar stoel schuift. ‘Wat kijk je, bitch? Je denkt toch niet dat je iets voorstelt, hè? Gewoon je bek houden. Hoor je me, Gewoon je bek houden.’
Hij lacht. Maar het is niet het soort lachen dat grappig is, het is bedoeld om te kwetsen. Ze gooien hun spullen over de tafels, roepen elkaar van alles toe. Een van hen pakt een make-uptasje van een meisje en kwakt het met een grijns tegen de muur. ‘Ga maar huilen, meisje,’ zegt hij spottend. De andere jongens lachen als hij haar spulletjes door het lokaal schopt.
Er is geen ruimte om normaal te doen. Elk woord, elke beweging is bedoeld om te ondermijnen, te beledigen, te kwetsen. Hun stemmen klinken op vol volume, gevuld met ruwheid en minachting. Niemand van de jongens probeert iets positiefs te laten zien, niemand luistert. Er lijkt geen grens aan de chaos. Per minuut loopt de spanning op. Uur na uur wordt de plek in de roedel opnieuw bepaald.

Vooraan in het lokaal zitten de meisjes stil achter hun tafels. Ongemakkelijk spelen ze met hun telefoons. Af en toe klinkt een nerveus lachje. Haast niemand durft naar de jongens te kijken.
‘Wat loer je nou, slet?’ roept Ali spottend als één van hen dat toch doet. ‘Denk je dat je beter dan mij bent of zo?’
Ze antwoordt niet. De stilte wordt alleen onderbroken door het zenuwachtige gegiechel van een paar van haar vriendinnen.

Het is pas het tweede van de zeven lesuren van vandaag. Daarna is er nakijkwerk en zijn er natuurlijk nog de gebruikelijke telefoontjes en mails: ‘Mo is een slimme jongen. Die onvoldoende klopt echt niet, meneer. U maakte vast een fout.’ Of: ‘Waarom krijgt Amir geen uitstel voor zijn werkstuk? Hij heeft het zo druk met voetbal. Dat begrijpt u toch wel?’
Hetzelfde patroon, dag in dag uit. Excuses, verwijten, eisen. Nooit een vraag hoe hun kind zich gedraagt in de klas. En zeker nooit een woord over hoe dat voor hem moet zijn. Hij hangt zijn jasje over de rugleuning van zijn stoel en zucht. Thomas Luijtens is moe, ongelooflijk moe.

De chaos in het lokaal duurt voort. Jongens roepen naar elkaar, lachen spottend en gooien spullen over en weer. ‘Wat kijk je, gast?!’ roept Jamal naar Ali, terwijl hij met zijn handen breed gebaart. ‘Heb je wat te zeggen of ben je bang?’
De rest barst in lachen uit. Iemand trapt tegen een tas die tegen een tafelpoot knalt. ‘Fuck you, man!’ roept een andere jongen, terwijl hij doet alsof hij boos is. De grijns op zijn gezicht verraadt hem, maar op deze apenrots wordt ook vrolijkheid geuit door middel van geschreeuw.

Luijtens staat daar maar, met zijn handen op het bureau. Zijn knokkels zijn wit van de spanning.
‘Willen jullie gaan zitten,’ zegt hij, zijn stem strak en beheerst.
Alleen Jamal lijkt het te horen. Hij draait zich om op zijn stoel en kijkt de docent uitdagend aan. ‘Meneer, we zijn toch lekker bezig? Doe effe chill.’ Hij gaat staan.
‘Blijf op je plaats zitten.’
Jamal grijnst.
De grootste etters houden zich al een tijdje niet meer aan zijn regels, maar nu lijkt ook de rest zich daarbij te hebben aangesloten. De grip op de groep glipt als los zand door zijn vingers.
‘Wát gaan we doen, meneer?’ roept Nassim, een van de leidende figuren in de klas. Hij leunt achterover in zijn stoel en kijkt Luijtens spottend aan. ‘Je denkt jij bent de baas, hè?’
De andere jongens lachen luid en horen niet eens wat Luijtens antwoordt. Ze zitten met hun telefoons, gooien pennen naar elkaar en geven elkaar schouderklopjes.
‘Jullie gaan nu zitten,’ zegt Luijtens, maar zijn stem klinkt zwakker dan hij zou willen. Hij vindt het moeilijk om zichzelf serieus te nemen nu de jongens openlijk spotten met zijn autoriteit.
‘Vanmorgen zullen we het gaan hebben over klimaatverandering en de invloed daarvan op ons dagelijks leven.’
Eén hoongelach stijgt op.
‘Nee, meneer, luister,’ zegt Jamal spottend. ‘Dat zullen we niet. Wij doen wat we willen.Ben jij slim of zo? Jij kunt ons niet stoppen. Dus waarom probeer je het nog?’

De meisjes maken zichzelf onzichtbaar. Ze zijn gewend aan de onderdrukking en weten dat er van hun docent weinig hulp meer te verwachten valt. Ze hebben hun hoofd alweer naar beneden gebogen. Wat zouden ze kunnen doen? Ze hebben hun eigen gevechten met de jongens in de klas, maar dit gaat verder, dat merken zij ook. De spanning is inmiddels te snijden.
‘Ik vraag het nog één keer: ga zitten!’ roept Luijtens, zijn stem klinkt wanhopig, veel hoger dan hij zich had voorgenomen.
De jongens kijken elkaar aan, hun lachen voor een moment verstomd.
Nassim staat op en loopt langzaam naar de leraar toe, zijn ogen vernauwen. ‘Wat ga je doen, meneer? Hier is niemand die naar je luistert. Wat doe je als we ons niets van jou aantrekken? Wat dan, meneer? Wat dan?’
De vraag galmt door de klas. Luijtens slikt, maar geeft geen antwoord. Wat kan hij doen? Hij voelt zijn autoriteit met elke seconde verder afbrokkelen.

Een van de andere jongens, Mo, gooit een prop papier richting een meisje aan de andere kant van het lokaal. ‘Hé, wees eens stil, bitch. Je luistert als er wat gezegd wordt. Hoor je dat? Je luistert.’
De meisjes schrikken op, maar zwijgen.
De stilte duurt maar een paar seconden. Bilal, het alfamannetje van de groep, had tot nu toe niets gezegd. Hij staat op en loopt langzaam naar voren. Zijn passen zijn kalm, bijna achteloos, ook zijn ogen vernauwen zich zodra hij dichterbij komt. Hij blijft staan, vlak voor Luijtens, zo dichtbij dat het ongemakkelijk is.
‘Dat was een goeie vraag, Nassim,’ zegt hij met een lage stem die net boven het geroezemoes in de klas uitkomt. ‘Wat ga je doen, meneer? Je ziet toch dat niemand hier naar je luistert. Wat doe je als we gewoon doorgaan?’
Zijn houding straalt zelfverzekerdheid uit, alsof hij de oorlog al gewonnen heeft. Luijtens voelt hoe zijn hartslag versnelt, maar hij blijft stil. Zijn blik glijdt over de rest van de klas. De andere jongens kijken grijnzend toe, hun gezichten vol spanning.
‘Ja, meneer,’ roept Nassim van achteruit het lokaal. ‘Wat ga je doen? Je hebt toch niks te zeggen.’
Een paar jongens lachen, terwijl een ander een pen over de grond rolt richting zijn leraar. De spanning in de lucht is tastbaar. Bilal zet een stap dichterbij, zijn gezicht nu op gelijke hoogte met dat van Luijtens. ‘Dus? Wat kijk je me aan, meneer? Wat wordt het?’ vraagt hij, zijn stem uitdagend zacht.’ Wat gaan we doen?’
De ruimte lijkt kleiner te worden, verstikkend bijna. Het kost Luijtens moeite om zijn blik niet af te wenden. Hij merkt hoe zijn handen jeuken om iets te doen, maar hij beseft dat elke actie nu verkeerd zal zijn. De klas heeft hem in de tang, en hij weet het.

De klas valt stil nu Bilal zo vlak voor hun docent staat. De ademhaling van Luijtens versnelt, en hij voelt een tinteling in zijn lijf, een mengeling van boosheid en onmacht. ‘Ga terug naar je plek, Bilal,’ zegt hij uiteindelijk, maar zijn stem klinkt zwak. Te zwak.
Bilal blijft staan, met een spottende glimlach die meer zegt dan woorden. Hij buigt zich naar voren. ‘Terug naar mijn plek? Waarom zou ik dat doen, meneer?’ Zijn stem druipt van sarcasme. Hij kijkt achterom naar de rest van de jongens, die lachen en instemmend knikken. Hij wijst met zijn duim. ‘Hij denkt dat hij nog iets te zeggen heeft.’
‘Ga zitten,’ zegt Luijtens opnieuw, nu harder.
De rest van de jongens voelt dat de strijd in een beslissende fase is. Nassim leunt over een tafel en roept: ‘Vertel eens, meneer! Wat ga je doen als hij niet luistert? Wat ga je doen?’
Een paar meisjes proberen elkaar niet aan te kijken. Ze houden hun adem in, hopen dat dit snel voorbij is. Eén van hen fluistert iets, maar het geluid gaat verloren in het rumoer.

Dan gebeurt het: Ali schopt tegen een tas die in het gangpad ligt. De inhoud vliegt eruit, boeken en papieren verspreiden zich over de vloer. ‘Hé, ruim je zooi op, bitch,’ roept hij naar het meisje van wie de tas is. Zijn stem is scherp, agressief.
Het meisje buigt snel naar voren, haar gezicht rood van spanning, en begint haar spullen op te rapen. Niemand helpt haar. Niemand zegt iets.
‘Het is genoeg!’ roept Luijtens plotseling, zijn stem onverwacht hard. De klas verstomt voor een paar seconden, maar erg lang duurt het niet.
Jamal barst in lachen uit. ‘Rustig aan, meneer. Je hoeft niet te schreeuwen. Dat werkt toch niet. Wat moet jij zo alleen.’

Het gejoel lijkt Luijtens plots niet meer te raken. Hij schudt zijn hoofd, wrijft peinzend zijn kin.
‘Je hebt gelijk, Nassim,’ zegt hij rustig. ‘Dat werkt niet.’ Onmiddellijk heeft hij de onverdeelde aandacht. ‘Ik sta er inderdaad alleen voor. Er is hier niemand die mij te hulp zal komen. In de klas of daarbuiten. Of het nou het bestuur is of de minister …’ Hij denkt een ogenblik na. ‘… aan mooie woorden ontbreekt het hen nooit. maar als het erop aankomt, doen ze niets. Geen van hen durft zijn vingers aan de waarheid te branden, omdat ze bang zijn voor racist te worden aangezien. Maar van hoog tot laag weet iedereen donders goed wat het probleem is.’
Hij kijkt de klas rond. ‘Heb jij een idee, Jamal?’ vraagt hij. ‘Of jij, Mo? Weet jij het misschien?’ Luijtens recht zijn schouders. De jongens zwijgen.
‘Ik zal het maar vertellen,’ zegt Luijtens. ‘Anders staan we hier morgen nog.’ Plotseling straalt hij een onmiskenbare autoriteit uit. ‘Jullie. Jullie zijn het probleem. Jullie zijn de etters die de boel verzieken, daar is geen twijfel over mogelijk. Maar niemand durft dat hardop uit te spreken.’
Hij voelt hoe zijn woede weer opborrelt, maar tegelijk merkt hij iets anders: een onverklaarbare kalmte. Het is alsof een sluier optrekt en de chaos om hem heen hem niet langer aangaat.
Hij kijkt Bilal, die nog steeds vlak voor hem staat, recht in zijn ogen.‘Ga zitten,’ zegt hij kalm.
Bilal fronst, knippert met zijn ogen, lijkt even uit balans door de toon. Maar dan haalt hij zijn schouders op. Overdreven nonchalant laat hij zich op een stoel vallen.

Luijtens zet een paar stappen achteruit en laat opnieuw zijn blik over de klas glijden. Een prettig gevoel van opluchting overvalt hem. Zijn lichaam ontspant.
‘Ik wilde jullie helpen vooruit te komen in het leven. Dat was het idee. Altijd al. Maar jullie willen mijn hulp niet,’ zegt hij uiteindelijk. De woorden hangen zwaar in de lucht. ‘Dan houdt het op. Doe maar waar jullie zin in hebben. Ik maak er geen deel meer van uit.’
Hij draait zich om naar zijn bureau, pakt zijn tas en begint rustig zijn spullen in te pakken. De klas kijkt toe, verbaasd. Dit is niet wat ze gewend zijn. Normaal wordt er geschreeuwd, gedreigd, gevochten om de controle te heroveren. Maar nu? Het blijft doodstil.
‘Wat doet hij?’ fluistert iemand achterin, bijna niet hoorbaar. Niemand geeft antwoord.

Ook Thomas Luijtens zegt niets meer. Hij stopt zijn laatste spullen in zijn tas. De jongens weten niet hoe te reageren nu hun spel zonder winnaar lijkt te eindigen.
Thomas kijkt even naar de meisjes aan de zijkant van de klas, die hem met grote ogen gadeslaan. Hij geeft ze een kort knikje. Zonder de jongens nog een blik waardig te keuren, draait hij zich om. Hij pakt zijn jasje. De roedel beweegt achteruit. Ze geven hun docent alle ruimte als hij naar de deur loopt. Zwijgend verlaat Thomas de klas. Achter hem valt de deur met een klik in het slot.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Anneke de Jong8/4/25 11:53

    Goed geschreven. Spanning zeer goed opgebouwd. En... het geeft toch hoop op het eind.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank je wel, Anneke. Wel jammer dat er niet meer reacties komen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten