Doorgaan naar hoofdcontent

Schoolnovelle - H57

Maaike kan met een verpleegster die op het eiland woont mee terug rijden. Ze nemen de boot van half acht. Nog geen uur later stapt ze Aarnouts caravan binnen. De andere volwassenen zitten daar ook. Frits ziet eruit of hij de hele nacht gehuild heeft en vermoedelijk is dat ook zo.
      Aarnout heeft om drie uur ‘s nachts naar het ziekenhuis gebeld. Hij heeft de anderen op de hoogte gebracht en meteen nog eens benadrukt dat het heel belangrijk is één lijn te blijven trekken. Maaike moet nog wel bewerkt worden. Hij schraapt zijn keel, schuift wat op zijn stoel en gaat rechtop zitten. “Hoe verschrikkelijk ook, dit was niet te voorkomen.”
      Els schudt heftig ‘nee’ als hij spreekt en zegt vervolgens zelf: “Absoluut niet. Het was een samenloop van omstandigheden die niet te voorzien was.”
      Maaike kijkt of ze water ziet branden. “Ik heb meteen gezegd dat het onverantwoordelijk was.”
      Aarnout trekt zijn wenkbrauwen op, kijkt eerst de hele kring rond en richt zijn blik dan op haar. “Probeer je jezelf nou vrij te pleiten? Ten eerste is dat weinig collegiaal en ten tweede onnodig. Niemand hier - en daar hoor jij ook bij - kon er iets aan doen.” Hij kijkt haar strak aan en voegt er aan toe: “Ik heb jou trouwens geen bezwaar horen maken. Iemand anders wel?” Hij is opgestaan en laat zijn blik opnieuw over de aanwezigen gaan. Zij doet hetzelfde. Een seconde of tien zijn alleen de stemmen van de buitenspelende kinderen te horen.
      Dan schiet Frits overeind en dreunt met grote passen de caravan uit. Maaike stampt achter hem aan. Op de drempel draait ze zich om en tiert:
     “Wat zijn jullie een smeerlappen. Er is een kind aangereden waar wij de zorg voor hadden. Hoe kunnen jullie leven met jezelf?”
      Ze is naar haar eigen caravan gegaan en zit briesend op de bank. De kinderen spelen buiten. Ze dwingt zichzelf rustig in- en uit te ademen en zo haar hartslag naar beneden te brengen.
      Frits klopt op de openstaande deur en vraagt of hij binnen mag komen. Hij loopt met afhangende schouders naar de bank en gaat zitten.
      Hij is niet zoals de anderen. Hij is slap en op dit moment gebroken, denkt Maaike.
      “Ik wil je iets laten horen,” zegt hij.
      Hij pakt zijn mobieltje uit z’n borstzak en tikt een paar keer op het verlichte venster.

“Nou, in het donker met een stel kinderen ergens in het bos rondlopen... Ik weet niet hoor, ‘t is niet mijn idee van bijkomen.”
      “Wíj lopen niet rond, gek. We wachten ze hier op de camping op.”
      “Die kinderen lopen toch niet alleen?


Ze luistert met een hand voor haar mond naar de opname. Hij kijkt ingespannen naar haar gezicht. Als de opname afgelopen is, vertelt hij over de maalstroom aan gedachten die hem uit zijn slaap hebben gehouden.
      “Ik weet niet wat ik moet. Ik geloof niet ... heb niet ... de moed.” Nerveus draait hij de zegelring aan zijn rechterhand om en om. “Wat is ‘goed’? Ethisch goed is praktisch slecht... voor mezelf dan.” Hij ontwijkt haar blik en wrijft met zijn handpalmen over zijn dijbenen. “Ik bedoel...Wat voor jaar ga ik tegemoet als ik tegen ze inga?... Aan de andere kant: als ik voor mezelf kies, laat ik jou vallen. Hoe onrechtvaardig is dat? Jij hebt ons allemaal gewaarschuwd.” Hij heft zijn armen ten hemel en slaakt een kreet.
      Ze kijkt naar hem, ziet hoe moeilijk hij het heeft. Liefst gaat ze naast hem zitten, slaat een arm om hem heen en wil hem laten geloven dat het allemaal goedkomt. Voor haar is het duidelijk wat er moet gebeuren, maar niet iedereen is uit hetzelfde hout gesneden. Nadat hij ruim zestig jaar risico’s uit de weg is gegaan, is het niet reëel te verwachten dat hij, een jaar voor zijn pensionering, een machtsstrijd aangaat.
      “Ik begrijp dat je ermee worstelt. Het is kiezen tussen Scylla en Charybdis. Mijn moeder zegt in dat soort gevallen altijd tegen me: ‘Luister naar het stemmetje in je. Dat vertelt je precies wat je moet doen’.”
     Op dat ogenblik verschijnt Aarnout voor de schuifpui. Hij wenkt Frits, die betrapt overeind schiet en naar buiten snelt. Aarnout wacht hem op met de armen in de zij. Als Frits voor hem staat, zegt hij iets tegen hem dat voor haar onverstaanbaar is. Dan slaat hij een arm om Frits’ schouder en zo leidt hij hem weg van de caravan. Frits’ mobieltje ligt op het salontafeltje. Het scherm is nog verlicht.

Hij moet nog een jaar. Ze maken hem kapot. En alle andere Noor-tjes dan? God, wat heb ik een koppijn. Ik ben doodmoe. Je mag kinderen niet blootstellen aan dit soort mensen. Als ze hiermee wegkomen, gaat het gewoon door. Maar ze zullen zich toch ook wel rotgeschrokken zijn en ervan leren? ‘Gedraag je zo dat je zou willen dat je gedrag een algemene wet is waaraan iedereen zich houdt’ zei Immanuel Kant. Wil ik dat iedereen die de zorgplicht voor andermans kinderen heeft, vrijuit gaat als hij of zij daar maling aan heeft, én er dan ook nog eens een partijtje over liegt? En wil ik dat degenen die ervan weten, zwijgen? Nee, natuurlijk wil ik dat niet. Wil ik een klikspaan zijn? Wat zegt het stemmetje van je moeder? Ik moet mezelf in de spiegel kunnen blijven aankijken. ‘Prediker’ zegt: ‘Wees niet te zeer rechtvaardig en meet jezelf geen overdreven wijsheid aan. Horen, zien en zwijgen. Een rechtvaardig mens kan aan zijn rechtvaardigheid ten onder gaan, een onrechtvaardig mens leeft soms lang.’ Je moet wat door de vingers kunnen zien. Dit is wel erg veel ‘wat’ om door de vingers te zien: er is verdomme een kind aangereden! Ik hoef niet roomser dan de paus te zijn. Socrates pleitte voor morele onkreuk-baarheid, wilde van geen wijken weten en stierf door de gifbeker. Ik sta alleen, zelfs van Frits mag ik geen steun verwachten. Choose your battles.

Ze wrijft hard over haar gezicht. “Aaahhh!”
      Tien minuten later is hij terug. “Je begrijpt wel waar dat over ging.”
      Ze knikt.
      “Eén lijn, loyaliteit, ongelukkige samenloop van omstandigheden,” gaat hij verder. “Volgend jaar mijn laatste jaar. Ik word ontzien, hoef minder uren voor de klas, ga meer met individuele kinderen werken. Ik krijg een groot afscheidsfeest.”
      “Inderdaad weinig verrassend,” zegt ze.
      “Terwijl hij zo uitpakte, hoorde ik op de achtergrond voortdurend een stemmetje. Je moeder is een wijze vrouw. Over een kwartier roep ik iedereen bij elkaar en laat ik de opname horen. Als je mij je e-mailadres geeft, mail ik het geluidsfragment naar je. Een kopie is altijd handig.” Hij rommelt in zijn zakken. Ze wijst naar het salontafeltje. “Je telefoon ligt daar.”
      “Vergeten door alle ellende.” Een tijdje drukt hij op diverse knopjes, steeds nerveuzer. “Ik snap er niks van. Kan dat... hele bestandje... nergens vinden. Verdorie... Het kan toch niet vanz...”
      Hij slikt zijn woorden in en kijkt haar verbijsterd aan.



Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

VOLGEND HOOFDSTUK >
Info - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60

Reacties