Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Eiland zonder bruggen - 4

Ik vang alleen wat losse woorden op. Iedereen is bezig zijn eigen waarheid te vertellen. Er wordt gesust, verwonderd, geluisterd. Voorzichtigheid smeult onder de oppervlakte, keurig afgedekt met een dikke laag fatsoen. In mijn familie valt nooit een onvertogen woord. Liever zwijgt men.Ik heb me onzichtbaar gemaakt. Daar ben ik goed in. Pas als ik hardop vraag of iemand weet wat voor dag 8 juli is stokken de gesprekken en kijken ze naar mij.
Het kleine zusje. Zij is er ook nog.
8 Juli. Op de verjaardagskalender in mijn wc is zijn naam geschreven. Het is ook precies de dag dat onze zus Anja, jaren later, wordt begraven vertel ik hen. ‘Ik ben van de cijfers,’ zeg ik plompverloren in de stilte die is ontstaan. Iets anders schiet me niet te binnen. Nog altijd weet ik niet hoe het herinneringsprentje aan zijn overlijden tussen mijn spullen is beland. En waarom ik dat pas jaren later vond.
Ze praten verder. Maar nu over toen. Hoe het huis eruit zag. En over de buurt. Ik luister gretig in de hoop dat ik de weinige herinneringen die ik heb herken. Het is vergeefs. De kamer vult zich meer en meer met vreemde mensen.
Ik staar naar buiten waar de wolken uit elkaar worden gedreven door de wind. Het regent niet meer. Een zonnestraal priemt door het scheurende wolkendek en weerkaatst in een plas.
‘Vroeger had ik een trapauto, een rode,’ hoor ik mijzelf zeggen. ‘Daar zat ik in en trapte met mijn voeten op twee plankjes die vastzaten aan twee ijzeren stangen waardoor de auto in beweging kwam. Ik reed ermee door het dorp, het ronde stuur stevig in mijn handen geklemd. Ik was gefascineerd door het wegrollend asfalt onder mijn voeten. Het was alsof ik stilstond en de weg onder mij achteruit snelde.’
Opnieuw stokken de gesprekken.
‘Wij hebben nooit een trapauto gehad.’ Het is mijn oudste broer die de gespannen stilte doorbreekt. Het is zijn verjaardag en daarom zijn wij hier. Het is mij of ik uit een ander gezin kom. Of uit een ander dorp. Verbeeld ik me dingen die er niet zijn? Hoe zeker ben ik van de weinige herinneringen die ik heb?
Ik staar voor mij uit.
‘Waarom praten wij niet over dingen die er toe doen?’ In de sloot voor het huis verdedigt een meerkoet zijn territorium met veel gekrijs. Ik krijg geen antwoord.

De herinnering aan de verjaardag van mijn broer, een paar jaar geleden, ebt langzaam weg. Minutenlang staar ik door een kier in de gordijnen naar buiten. Ik wil weg. Ergens naar toe, en iets doen waar ik even kan vergeten. Of liever nog herinneren. Er is niemand die mij tegen zal houden als ik nu ga. Ik ben alleen met mijn moeder. “Ik blijf wel bij haar,” had ik gezegd nadat ik mijn oudste broer Henk verteld had dat ik voor onbepaalde tijd verlof had opgenomen. “Waarom jij?” had hij gevraagd. “Jij was degene die het minst bij haar op bezoek ging.”
Hij had gelijk. Ik ging maar zelden meer naar huis. Ik was geen goede dochter. Maar hoe kan ik een goede dochter zijn als ik de vrouw die hier ligt, nooit dichtbij heb gevoeld?
Maar waarom ben ik nu dan hier? Alleen nog wel? Zoek ik antwoorden? Maar op welke vragen dan? Ik pijnig mijn hersenen om een antwoord te forceren maar er schiet me niets te binnen.
Haar ademhaling is gelijkmatig en diep. Zij lijkt rustig te slapen. Ik zou best even naar buiten kunnen gaan. De snijdende oostenwind voelen op mijn wangen. Toch blijf ik waar ik ben. Het is geen keuze die ik maak. Het is het gelaten wachten tot iets of iemand buiten mij om een besluit neemt. Het rinkelen van een telefoon bijvoorbeeld of de tijd die tikt tot voorbij het keuzemoment. Laten gebeuren van dingen, ik heb nooit geleerd om dat niet te doen.
Ik dwing mezelf iets te bedenken wat ik nu zou kunnen doen om de tijd te doden maar mijn hoofd stroomt vol met een dikke substantie. Een mistige brij waarin al mijn initiatieven verzanden. Zo gaat het altijd. Ik ben beter in aan anderen vertellen wat ze moeten doen als ze zich vervelen of even niet weten wat goed voor hen is, dan het aan mijzelf te vertellen.
Mijn gedachten gaan al weer terug naar de verjaardag van Henk. Zij was er niet bij op die zondagmiddag laat in december. “Veel te druk voor mij,” had ze geantwoord toen mijn broer bij haar langs ging om haar uit te nodigen. Ik weet nog dat ik die middag verbaasd constateerde hoe oud de anderen geworden waren, om mij daarna te verwonderen over mijn eigen gedachte. En jij dan? Vroeg ik mezelf af. Bezit jij soms de eeuwige jeugd? Die constatering bracht me van mijn stuk. Vertwijfeld vroeg ik me af waar mijn jaren gebleven waren. Wat had ik gedaan met mijn leven?
Ik herinner mij haarscherp het moment dat mijn broers en zussen mij vreemden leken. Maar nu twijfel ik of niet ikzelf de vreemdeling was? Dat niet zij ver weg voelden voor mij, maar ik voor hen. Hun staren naar mij was immers als het staren naar iemand die je niet kent.
De telefoon onderbreekt mijn gepieker. Vlug pak ik de hoorn van de haak om te voorkomen dat ze wakker wordt. Zij heeft nooit een andere gewild. Een waarvan je de beltoon zachter kan laten klinken. “Zolang deze het doet, doet hij het,” zei ze geïrriteerd als iemand haar vroeg of ze geen modernere wilde. Ze mompelt woorden die ik niet begrijp. Zijn het dromen? Waarover? Waar gaan dromen over van iemand die niet lang meer zal leven? Ik bespeur geen angst op haar gezicht. Eerder ontspanning. Of is het berusting? Misschien kan ik het haar vragen als ze wakker is.
Ik wacht even tot ze weer gelijkmatig ademt en zeg dan zachtjes, fluisterend bijna, ‘hallo?’
Het is Emmy. Zij informeert hoe het met moeder gaat en zegt dat ze zo langs zal komen. ‘Moet ik nog iets voor je meebrengen?’ Vraagt ze voor ze ophangt.

‘Waarom laat je het niet los? Er werd vroeger niet over die dingen gepraat. Zo ging dat gewoon.’
‘Die dingen? Het was wel mijn broer!’
‘Ja, natuurlijk! Sorry! Zo bedoelde ik het niet.’
We zwijgen in het gedempte licht van de schemerlamp. Buiten rijdt een auto voorbij. Aan het geluid van de banden is te horen dat de dooi voor nu heeft gewonnen. In ons zwijgen zie ik mijn vader staan in de laadbak van een vrachtwagen vol met zand. Zijn handen houden een grote schop vast. De wagen rijdt stapvoets. Het wegdek ervoor glimt. Met een krachtige beweging van zijn armen verdeelt mijn vader het zand over de breedte van de weg. In steeds dezelfde regelmaat. Ik deel de herinnering met mijn zus. Ze moet lachen.
‘Wie heeft jou dat verteld? Dat is al zo lang geleden. Volgens mij was jij toen nog niet eens geboren.’
‘Geen idee, ik weet het gewoon. Is het niet waar dan?’
‘Jawel, maar zelfs ik weet daar amper meer iets van. Ik herinner me het vooral omdat er op verjaardagen weleens over gesproken werd. Dat was al lang daarna, toen de moderne strooiwagens de wegen schoon hielden en ons vader niet meer eerst zijn bed uit hoefde om te gaan zien of het buiten glad was. Wist je dat hij dat deed om wat bij te verdienen? Ze gebruikten dat geld voor een extraatje met Sinterklaas of met Kerst.’ Ze kijkt me aan alsof ze inschat hoe oud ik toen was.
‘Daar werd dus wel over gesproken.’ Het woord ‘daar’ klinkt verwijtend. Meteen heb ik spijt. Ik wil geen discussie met Emmy over waar wel en waar niet over gesproken werd. En zeker niet nu ze me verteld heeft dat ik niet zo in vroeger moet blijven hangen. Dat ik het los moet laten omdat het zo lang geleden is.
Niet nu. Ik ben moe. Er zijn te veel gedachten. Of liever teveel stukjes ervan die geen bodem vinden en maar rond blijven draaien in mijn hoofd. Gebroken gedachten, zouden die bestaan?
‘Er is meer,’ zeg ik. Gespannen kijk ik hoe ze reageert. Ze hoort me niet. Ze doet net haar jas aan, klaar om te vertrekken.
Hoe kan ik het achter mij laten als ik nog steeds het gevoel heb niet begonnen te zijn met mijn leven te leven, wilde ik haar zeggen. Ik schrik van mijn eigen gedachte.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties