De barsten in de rode aarde waren scherp en gekarteld en als hij zijn poot op een rand zette, brokkelde die af. Kale overblijfsels van struikjes trilden in de wind. Soms als de wind aantrok, tilde zij het rode zand op en nam het mee in jurkachtige vlagen.
George hief zijn kop op en keek achterom. Zijn tandenloze bek was snavelvormig met een piloonachtig, geelroze tongetje. Zijn huid was dik leer en vertoonde net zulke barsten en kloven als de aarde zelf. Zijn enorme schild was een bochel in de woestijn.
Achter hem, verspreid over de bodem van de vallei lagen de rotsen. De eerste rots die hem gelokt had en die hij had bestegen voordat hij zijn vergissing had ingezien, die eerste rots lag nu al zo ver terug dat hij nog nauwelijks zichtbaar was in de trillende, rode atmosfeer. De tweede rots, die hem daarna gelokt had, lag iets dichterbij. En de laatste rots, die ook een vergissing was geweest, lag op zo'n vijftig passen afstand.
Ja, hij had die rotsen lief gehad. Ja, hij had zichzelf verteld, toen hij ze bereed, toen hij zijn kop tegen de harde steen vleide: dit is waar ik hoor, dit is mijn plek op de aarde. Ik heb je lief.
Maar de rotsen waren onresponsief geweest en hard. Hun kilte had hem pijn gedaan en hun scherpe uitsteeksels, hun groeven en hun breuklijnen hadden hem verwond, hadden zijn leren huid opengesneden. Zijn bloed was in de steen gelopen.
Zo achteruitkijkend stond hij een tijdje stil, terwijl het zand sissend langs zijn nek waaide en de wind floot in de holten van zijn schild. Miste hij ze, die rotsen? Miste hij hun liefde? Ja, in zekere zin wel. Zelfs al besefte hij dat het een zinsbegoocheling was, zelfs al besefte hij dat het niet de ware liefde was en dat zij hem pijn hadden gedaan, alles was beter dan de leegte, de ontembare, oneindige, afschuwelijke leegte van de woestijn. Dan nog liever een rots. Dan nog liever een rots.
Hij sloot even zijn ogen en liet zijn traanvocht het stof van de bollen spoelen. Het deed pijn. Toen hij ze weer opende, lagen de rotsen die hij lief had gehad nog net zo bewegingloos tussen de zandvlagen.
Langzaam draaide hij zijn kop weer terug naar voren, naar de toekomst. Een ijscowikkel, zo erg verbleekt dat de letters niet langer leesbaar waren, rolde knisperend langs hem heen en verdween in de verte.
George sloot zijn ogen en opende ze weer.
Daar, nauwelijks zichtbaar omdat het zo hard waaide en omdat de warme lucht zo trilde, lag iets. Een donkerte. Een bochel. Een bult.
George opende zijn bek en hijgde wat. Zijn tongetje kwam wat naar buiten. Daarna sloot hij hem weer. Hij slikte. Maar er was niets om te slikken. Zijn speeksel was reeds lang geleden opgedroogd en zijn keeldelen schuurden ruw en pijnlijk over elkaar.
Maar toch.
Wat daar in de verte lag, leek zijn of haar kop op te heffen. Het was toch duidelijk een uitsteeksel, een donkere, langwerpige vorm die zich verhief, die misschien wel zijn kant op keek?
George stiet een droge, schorre klank uit, een klank die in de verte wat deed denken aan de stervenskreet van een uitgemergelde koe.
Hij zette een stap. De aarde brokkelde. Stof waaide weg. Hij zette nog een stap. Opgehoopt zand gleed van zijn schild.
Hoe lang had hij daar stilgestaan, grievend, kwijnend, rouwend om zijn geliefde rotsen? Terwijl daar voor hem misschien heel iets anders stond? Iets dat qua uiterlijk misschien op een rots geleek, maar dat...
Hij durfde er bijna niet over te denken. Iets dat was zoals hij? Iets dat responsief was? Dat weliswaar gehard en leerachtig was, maar niet scherp en snijdend? Kon dat werkelijk bestaan?
Hij deed nog een stap. Doordat het zand van hem afgegleden was, was hij nu een stuk lichter. En toen hij een nieuwe kreet uitstootte, leek de vorm te reageren, want wat hij voor de kop had gehouden, draaide zijn richting op.
Een traan perste zich uit George ooghoek. Was dit geen fatamorgana? Kon het zijn dat hij niet alleen was? Kon het zijn dat waar hij al zijn hele leven van droomde, wat bijna onmogelijk leek te zijn in de rotsachtige werkelijkheid, dat dat echt bestond?
Hij bleef staan. Of hield hij zichzelf voor de gek? Was dit opnieuw een rots die hij zou lief hebben? Die hij zou bestijgen? Waarvoor hij zijn hart zou openen en die hem zou opensnijden met haar gevoelloze, mesvormige kammen. Die zijn huid zou openrijten? Die hem zou verwonden. Hoeveel bloed had hij nog te vergieten? Hoeveel pijn kon hij nog verdragen?
Zijn onderkaak trilde wat.
Hij keek achterom, zijn kop langzaam rondzwaaiend als de loop van een tank. De schildvormige rotsen lagen nog steeds stil in het zand.
Maar toen hij zijn kop terugdraaide, bleek de vorm naderbij gekomen te zijn. Dit kon niet waar zijn. Een rots die bewoog? Die zijn kant opkwam?
Zijn bek hing open en hij deed nog een stap in de richting van de toekomst. De vorm bleef staan en leek hem te inspecteren.
Hij deed nog een stap.
Plotseling merkte hij tot zijn schrik dat de vorm zich begon om te draaien.
Zand schuurde langs zijn nek. Hij of zij ging toch niet weg? Niet nu hij hem eindelijk gevonden had! Nee! Nee, nee, nee! Hij opende zijn bek en riep.
De vorm bleef staan.
Schokkerig deed George een stap. Een scherp steentje dat daar lag, perste zich pijnlijk in zijn poot en bleef daar zitten, maar George besteedde er geen aandacht aan. Hij zette stap na stap over de gebarsten woestijnbodem, schuurde met zijn schild langs de droge struikjes, hij haalde zelfs de ijscowikkel in die aan een stuk hout was blijven hangen.
Toen hij bij de vorm was, bleef hij staan.
Hij begreep niet goed wat hij zag. Hoe kon iets tegelijkertijd zo rotsvormig zijn en zo... Hij begreep niet goed wat hij dacht. Zo als hij? Zo als hij?
Ook de vorm zelf leek hem te bestuderen. Zwarte kraalogen staarden hem aan. Een snavelvormige bek hing half open en een piloonvormig tongetje stak naar buiten.
Werd hij bestudeerd zoals hij bestudeerde? Gebeurde in de vorm tegenover hem hetzelfde als wat in hem gebeurde?
George slikte en zijn keeldelen schuurden, want zijn speeksel was nog steeds op.
Toen deed hij een laatste, wankele stap en legde zijn nek tegen de nek van de ander. Hij sloot zijn ogen en wist dat de ander hetzelfde deed.
Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Wat een lief verhaaltje ❤️
BeantwoordenVerwijderenLief en bijzonder ook. En ik geloof wat je schrijft. Knap geschreven.
BeantwoordenVerwijderenDank jullie wel allebei! Ik geloof het ook.
BeantwoordenVerwijderenInderdaad een heel lief verhaal, ik geloof het zeker! ❤️
BeantwoordenVerwijderenIk hoop dat George zijn wederhelft nooit aanziet voor een rots. Schildpadden kunnen heel rotsachtig over komen als ze bang zijn voor gevaar. Maar dat weet Geogre natuurlijk als geen ander. Hij is zelf een schildpad.
Ik weet vrij zeker dat George de vermomming van zijn wederhelft wel door heeft. Kijk maar naar zijn glimlach op het plaatje.
VerwijderenMooi woord trouwens wederhelft.
Knap geschreven! Ik ben daar in die woestijn en leef mee met een schildpad
BeantwoordenVerwijderenDank je wel Ineke!
Verwijderen