Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Ze had het nooit moeten doen. Mieke was dan misschien niet zo slim, maar ze wist donders goed hoe verschrikkelijk avontuurlijk haar kleine zusje was. Zoals haar vader wel eens zei, ‘als ons Mieke het licht had moeten uitvinden, zaten we nu nog allemaal in het donker.’ Maar wat Mieke tekort kwam aan intelligentie, compenseerde ze ruimschoots met haar sprankelende persoonlijkheid en haar dapperheid. Mieke had met haar tien jaar meer dapperheid in haar pink dan dat ze zelf in haar hele lijf had. Misschien had ze het daarom ook gedaan. Ergens kon ze het niet uitstaan dat Mieke met haar gekke streken meer positieve aandacht kreeg van papa en mama dan dat zij dat kreeg met haar hoge cijfers op het gymnasium. Sterker nog, haar ouders begrepen niet eens waarom ze in hemelsnaam Latijn en Grieks wilde leren. Ze zagen het nut niet. Maar Mieke met haar gevaarlijke capriolen tijdens het turnen, dat had blijkbaar wel nut.
En dat huis, dat joeg haar al jaren de stuipen op het lijf. Zo eenzaam als het daar stond, in het midden van het meertje. Geen enkel dier waagde zich in de buurt ervan. Nog geen kikker. Kwaadaardigheid sloeg in walmen van het huis af. Zelfs hier aan de veilige overkant kon ze het voelen. En toen ze eergisterenavond uit haar raam keek en licht zag branden in het huis, kon ze het niet nalaten om Mieke te roepen. ‘Mieke kom eens snel!’ Haar zusje was direct de trap op komen stommelen. ‘Mieke kijk, er brandt licht!’ En ze had op het huis in het midden van het meertje gewezen. ‘Daar heeft nog nooit licht gebrand hè Angela. Zou er eindelijk iemand komen wonen na al die jaren?’ ‘Dat kan ik me niet voorstellen zusje. Ik zou niet weten wie er in zo’n kwaadaardig huis zou willen wonen, behalve een seriemoordenaar misschien. Anders moet je maar eens gaan kijken morgen, je weet waar het bootje ligt.’ Gisterenochtend was Mieke niet aan het ontbijt verschenen en wist ze dat het foute boel was. Mama had een paar keer naar boven geroepen dat het ontbijt klaar was, maar Mieke was niet naar beneden gekomen. Zelfs niet toen mama riep dat ze pannenkoeken gebakken had, haar ultieme lievelingseten. Mama had haar naar boven gestuurd om Mieke te halen, maar ze wist al dat ze een lege kamer zou vinden toen ze naar boven liep. Haar bed was leeg, haar knuffel Miepje lag op haar kussen met de deken dichtgeslagen. Haar rugzakje voor avonturen was weg, net als haar wandelschoenen en haar gescheurde spijkerbroek om buiten te spelen. Ze had een knoop in haar buik gekregen en was met lood in de schoenen weer naar beneden gelopen. ‘Mama, Mieke is weg.’ ‘Wat bedoel je met weg? Zit ze op het toilet of zo?’ ‘Nee mama, ze is er niet. Haar wandelschoenen en rugzak zijn ook verdwenen.’ ‘Waar is ze dan heen? Ik begrijp het niet.’ Maar op die vraag had ze niet durven antwoorden. Papa en mama zouden niet alleen woest zijn, maar ook ongelooflijk teleurgesteld. Dat zij, als de grote en verstandige zus, niet beter had geweten en haar kleine zusje willens en wetens in gevaar had gebracht. Die teleurstelling zou ze niet kunnen verdragen. Dus had ze haar mond gehouden en tot het universum gebeden om Mieke terug te brengen, veilig en wel.
Papa en mama hadden natuurlijk de politie erbij gehaald. Normaal gesproken komen die nog niet in actie voor een kind dat pas sinds het ontbijt spoorloos is en zeker niet als dat kind duidelijk vrijwillig vertrokken is. Maar mama was in alle staten en had papa gesmeekt om zijn goede vriend Jonathan te bellen. Jonathan was papa’s vriend sinds de basisschool en was toevallig hoofd van de recherche. Jonathan was gelijk gekomen, met een heel rechercheteam. De psychologe van het team was met mama aan de slag gegaan. Ze had mama kalmeringstabletten gegeven en sprak tegen haar alsof ze een kleuter was, maar ze kalmeerde ervan. Een van de rechercheurs was naar de slaapkamer van Mieke gegaan en had daar met haviksogen rondgekeken. Papa moest aangeven wat er ontbrak. Papa had haar geroepen. ‘Angela, weet jij wat er ontbreekt van Miekes spullen?’ Papa klonk smekend en wanhopig tegelijk en het had haar een steek in haar maag bezorgd. Ze kon er niks aan doen, maar ze kon alleen maar denken ‘zouden papa en mama ook zo bezorgd zijn als ik verdwenen was?’ De rechercheur met de haviksogen stond haar belangstellend op te nemen, ze werd er zenuwachtig van. Alsof hij wist dat kleine zusjes alles aan hun grote zus vertelden. Ze ontweek zijn blik, liep door de kamer en somde alle spulletjes op die weg waren. De rechercheur schreef alles op in zijn notitieblokje. ‘Weet jij waar je kleine zusje zou kunnen zijn?’ De directe vraag overviel haar en ze voelde hoe haar gezicht rood kleurde. ‘Nee, eigenlijk niet’, stamelde ze. De rechercheur met de haviksogen trok zijn wenkbrauwen samen en keek haar onderzoekend aan. ‘Weet je dat zeker? Hoe sneller we je zusje vinden, hoe kleiner de kans dat haar iets vervelends overkomt.’ ‘Ik weet het echt niet meneer’, fluisterde ze. ‘Ze komt echt niet in de problemen meisje. Hoe eerder we haar vinden, hoe beter.’ Nu was ze echt gaan huilen. Papa werd een beetje boos op de rechercheur. ‘Maak Angela nu niet van streek, het is al allemaal erg genoeg. Ga maar naar mama meisje.’ Ze haastte zich de kamer uit. ‘Ze weet iets Bart, ik weet het zeker. Grote zusjes weten nu eenmaal wat hun kleine zusjes uitspoken.’ ‘Je bent gek, Angela is dol op haar zusje en zou haar nooit in gevaar brengen’, hoorde ze haar vader zeggen. Ze stormde haar eigen slaapkamer in, sloot de deur af en liet zich op bed vallen. Ze smoorde haar luide gesnik met haar kussen. Ze haatte zichzelf dat ze niet gewoon vertelde waar Mieke was. Maar ze kon het echt niet. Nu zeker niet meer, nu papa zo overtuigd was van haar onschuld. Ze stelde haar eigen geluk boven de veiligheid van haar zusje, maar ze kon nu helemaal niet meer terug.
Blijkbaar was ze in slaap gevallen, want ze werd wakker door zacht geklop op haar deur. Het was papa. ‘Kom je even wat eten?’ ‘Oh papa, ik krijg nu echt geen hap door mijn keel.’ ‘Dat snap ik meisje, niemand van ons, maar we zullen toch iets moeten eten.’ Ze ging naar beneden, alleen mama en de psychologe zaten in de keuken, voor de rest was het huis leeg. Iedereen was op zoek naar Mieke. Het was al donker en Mieke was nog steeds niet gevonden. Ze zat voor haar slaapkamerraam en staarde naar het “slechte” huis. Er brandde weer licht. Ze zag twee gestaltes op de onderste verdieping, waarvan er een zo groot was als Mieke. Haar geweten knaagde. Wie weet welke enge seriemoordenaar haar zusje te pakken had. Wat moest ze nu doen? Ze proefde bloed. Ze moest echt stoppen met dat nagelbijten. Het licht in het “slechte” huis ging weer uit en ze zag niks meer. Ze bleef nog een hele poos voor het raam staan, maar er gebeurde niets meer aan de overkant.
Ze sleepte zichzelf naar beneden, ze had besloten om het toch aan papa en mama te vertellen. Dan haatten ze haar maar, maar dan zou Mieke in ieder geval thuiskomen. Ze was halverwege de trap toen er op de bel werd gedrukt. Ze schrok zich wezenloos en bleef staan. Mama kwam naar de deur gerend en rukte de deur open. ‘MIEKE’, schreeuwde mama uit. ‘Ach meisje waar zat je nu toch? Papa en ik waren zo ongerust.’ ‘Mag ik binnenkomen mama?’ ‘Kom hier meisje, doe niet zo gek. Tuurlijk mag je binnen komen! We zijn niet boos, alleen vreselijk blij dat je er weer bent!’ Mieke werd door mama naar binnen getrokken, het licht in. Ze schrok van de aanblik van haar zusje. Wat was ze bleek. Haar huid was zo wit als perkament. Haar zusje zag eruit alsof ze een spook had gezien. Eindelijk werd ze wakker uit haar overpeinzing en vloog ze de trap af om Mieke te omhelzen. ‘Mieke, we waren zo vreselijk ongerust’, riep ze uit tegen haar zusje. Haar zusje keek haar aan en iets in de blik van Mieke deed haar terugdeinzen. Ze voelde kwaadaardigheid. Dat wezen dat hier in de gang stond, was veel dingen, maar zeker niet haar zusje. Mieke knipperde met haar ogen en keek haar vrolijk aan. De angst viel van haar af. Hier stond gewoon Mieke, avonturierster, dappere dodo en haar kleine zusje. Ze gaf haar een omhelzing. ‘ Wat voel je koud aan zeg. Kom, ik laat een bad voor je vol lopen.’
Ze droomde van het “slechte” huis. Er was een man, een slechte man. En haar zusje was er ook. Haar zusje zat bij de slechte man op schoot en zei dat hij haar nieuwe papa was. Ze schrok wakker van een zachte klop op haar slaapkamerdeur. Ze rook een zurige lucht en haar pyjama plakte aan haar lijf. ‘Angela, mag ik binnenkomen?’ ‘Tuurlijk Mieke, dat hoef je toch niet te vragen’, fluisterde ze terug. Haar zusje kwam binnen en kroop bij haar onder de dekens. ‘Jeetje Mieke, dat bad heeft ook niet veel geholpen, je bent steenkoud.’ ‘ Haar zusje sloeg haar armen om haar nek. ‘Je hebt me zelf binnengelaten Angela.’ Ze voelde hoe twee vlijmscherpe punten in haar hals drongen.
Geweldig verhaal! Met veel plezier gelezen.
BeantwoordenVerwijderenDankjewel !
BeantwoordenVerwijderenAi...wat een spanningsopbouw en ontknoping. Heel mooi hoe je de rivaliteit tussen de 2 zussen als een wurgend dilemma presenteert. Mijn complimenten! Ik heb het in 1x uitgelezen en met veel plezier
BeantwoordenVerwijderenDankjewel Jan voor je mooie compliment!
BeantwoordenVerwijderen