‘Je was dus wel thuis. Waarom nam je niet op?’
Ik antwoord niet. Deze vrouw heeft me zo gekwetst. Ik ben haar geen verantwoording schuldig. Ze mag blij zijn dat ik haar binnen liet. Wat komt ze eigenlijk doen?
‘Ik had nooit naar je boekpresentatie moeten gaan. Het spijt me.’
‘Nee, dat had je nooit mogen doen.’
Ze opent haar mond om nog iets te zeggen maar ik ben haar voor. Ik wil haar geen kans geven om weer de boel te verdraaien.
‘Ik zou woest op je moeten zijn maar ik ben het niet. Weet niet waarom. Misschien omdat je maar bleef zeuren over Saar. Telkens weer. Zelfs toen ik, op jouw eigen verzoek trouwens, een reden had bedacht waarom ze alles achter zich liet. Ik bèn Saar niet, Astrid. Ik ben alleen maar de schrijver. Geen idee waarom dit boek je zo raakt. Saar verloor haar moeder toen zij jong was op een moment dat zij haar het hardst nodig had. Daar was ze kapot van. Misschien was dat het.’
‘Mijn moeder leeft nog,’ is alles wat ze zegt. Ook ik houd mijn mond. Moet onwillekeurig denken aan de dag dat Marian in de taxi stapte en niets meer van zich liet horen. Ik ging schrijven. Om de tijd te doden, dacht ik. Naïeve veronderstelling.
Nu weet ik dat ik het deed omdat ik zonder haar niet verder kon. Ik moest iets doen waardoor ik niet de hele dag aan haar hoefde te denken. Ik liet Saar op reis gaan om mijzelf een nieuwe toekomst te geven.
In slow motion herhaalt de gedachte zich in mijn hoofd. Was dat het? Moest ik het doen om niet te blijven hangen in zelfmedelijden. Ik kijk naar Astrid. Wat gaat er om in deze vrouw? Is er in haar leven ook een moment geweest dat te groot voor haar was? Wilde ze daarom alles over Saar weten? Ik vraag het haar. Ze kijkt langs me heen naar buiten. Misschien verbeeld ik het me, maar haar gezicht verandert. De harde trekken verdwijnen. Ze lijkt op de vrouw waar ik ooit sympathie voor had.
‘De geur,’ zegt ze zacht.
Ik ga naast haar zitten om haar beter te kunnen verstaan. Sla mijn arm om haar heen. Weet niet of ik daar goed aan doe. Ik doe het.
‘Weet je nog de eerste keer dat ik bij je was? Toen ik wegging en de deur achter me dicht ging, werd ik ineens overrompeld door de geur van lathyrus-bloemetjes. Ik werd op slag weer het kind dat…’ Ze zwijgt.
‘Het kind dat…?’ Ik vermoed dat het moeilijk voor haar is om er over te praten en wil haar helpen.
‘Mijn broer. Hij is dood. Al die jaren dacht ik dat het mijn schuld was. Door de geur kwamen de herinneringen weer naar boven.’
Weer stilte. Ik dring niet aan.
‘Ik kon het niet verdragen.’
Niets is over van de zelfbewuste vrouw die ik ken.
‘Ik las je manuscript. Saar moet zich ook schuldig hebben gevoeld. Ik moest weten waar zij de kracht vandaan haalde om verder te gaan.’
Ik word me bewust van mijn arm om haar heen. Trek hem terug. Uit zelfbescherming? Ooit vond ik haar aardig. Toch?
‘Ik kwam alleen maar om je te zeggen dat het me spijt. Ik had nooit mogen doen alsof ik je zus was. En ik had eerlijk moeten zijn. Ik had je moeten zeggen dat ik geen oog had voor je boek. In ieder geval niet de aandacht die je van een redacteur mag verwachten.
‘Nee, ook dat had je nooit mogen doen.’ Ik wil nog meer zeggen. Dat ik niet zit te wachten op een schuldbekentenis. Dat ik verder ga met mijn leven en dat daar geen plaats is voor haar. Ik wil haar vragen waar ze het lef vandaan haalt om me dit te komen vertellen. Ik wil haar vragen om weg te gaan. Allemaal vragen die ik ook een uur geleden had. Ik vraag er niet een.
‘Gelukkig deed Wout wel zijn werk. Hij heeft er voor gezorgd dat het een goed boek werd.’
Een goed boek? Vindt zij dat ook? Wout vertelde me dat hij haar respecteerde als redacteur. Zij wist waar ze het over had. Het waren zijn woorden.
Ik zeg het haar niet. Ik heb haar niet gevraagd om hier tekst en uitleg te komen geven.
‘Voor ik ga wil ik je nog één ding vragen.’ Ze aarzelt.
Ik aarzel ook. Of ik haar moet aanmoedigen of niet. Wie weet wat ze nog meer op gaat biechten.
‘Je boek…’
‘Oh dat, of ik het alsnog wil signeren zeker? Ja natuurlijk, geef maar.’
‘Het is niet hetzelfde boek. Ik heb een nieuw gekocht bij Haasbeek hier in het dorp.’
Verbaasd kijk ik haar aan. ‘Een nieuw? Waarom?’
Ze antwoordt niet. Het kan me ook niet schelen. Zo meteen gaat ze weg. Voorgoed.
Ik signeer het boek en geef het aan haar terug.
Net als ik de deur achter haar wil sluiten stopt ze vlug een pakje in mijn hand.
‘Sorry!’ zegt ze alleen maar en loopt weg.
Voor haar auto de straat uit is scheur ik het pakje open, zo nieuwsgierig ben ik naar wat er in zit. Mijn boek? Gadver, het stinkt. Wat heeft ze ermee gedaan?
Ik sla het open. Vol ongeloof lees ik wat er staat. “Voor Astrid, de vrouw van wie ik houd”.
Wat? Denkt ze dat echt?
Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Reacties
Een reactie posten