Mijn hand gaat naar de hoorn. Ik neem niet op. De telefoon blijft gaan.
Nog even. Drie keer, dan stopt ze wel. Zo niet, loop ik gewoon weg. Ik tel hardop. Een, twee, drie… vier, zal ik toch maar? Maar wat zeg ik dan? Leuk dat je belt, Astrid? Ik overweeg de stekker eruit te trekken maar doe het niet. Dan weet ze zeker dat ik thuis ben en staat ze straks nog voor mijn deur ook. Van haar kan ik alles verwachten. Voorzichtig sluip ik weg.
Ze ziet je echt niet hoor, loop maar gewoon.
Weet ik ook wel. Maar het voelt alsof het wel zo is.
Op het aanrecht staat een bord, een kopje en bestek. Niet de moeite om nu al af te wassen. Toch laat ik de afwasteil vol lopen. Geef elk kopje en bord een ware vipbehandeling, intussen tevergeefs smekend of ze alsjeblieft op wil hangen. Dan, ineens, is het toch stil. Doodstil. Op het kloppen van mijn hart na.
Rustig blijven! Adem diep in door je neus en langzaam uit door je mond. Het is twaalf minuten over half elf. Je hebt nog alle tijd. Om vijf uur begint het pas. Ga in bad en denk alleen aan vanmiddag. Of denk nergens aan, nog beter. Ontspan!
Het warme water maakt me kalm. Ik tel de tegels aan de wand, kom tot honderdvierendertig en ontdek dan een scheur op de plaats waar de kraan aan de muur is bevestigd. Nooit eerder gezien, toch moet hij daar al veel langer zijn aan de verkleuring te zien.
Maak me er niet druk om. Vanmiddag is het zover. Alles is geregeld. Het enige dat ik voor die tijd nog moet doen, is mezelf afdrogen, aankleden en iets eten, ook al zal ik weinig honger hebben. Dat weet ik nu al.
Toen de telefoon zweeg sloot ik de gordijnen, maar de dwingende beltoon bleef nazoemen in mijn hoofd. Ik dacht aan Marian. Wat zij altijd tegen me zei als ik gestrest was. “Verzet je niet tegen iets waar je toch niets aan kan veranderen zoals nu dat geluid. Accepteer dat het er is.”
Marian had vaker van die wijsheden. Ik weet nog de keer dat ik haar verweet dat ze nooit eens spontaan kon reageren. Het was op een zondag. Ik had zin om te gaan wandelen. Ergens waar heel veel bos was. Maar zij wilde haar boek uitlezen. Had ze eindelijk tijd voor, zei ze.
Toen ik terug kwam, begon ze. Over dat ze soms wel spontaan reageerde en dus niet nooit zoals ik haar verweet. Maar het belangrijkste was volgens haar dat ik iemand niet kan dwingen spontaan te zijn. “Hoe zie je dat voor je? Als je mij dwingt om spontaan iets te doen, wat is daar dan nog spontaan aan?”
Ik kon er niets tegen inbrengen. Ze had gelijk ook al kon ik dat de volgende dag pas toegeven toen mijn frustratie was verdwenen.
Wout stelde me eergisteren nog gerust. Op een boekpresentatie komen alleen maar aardige mensen. En een paar nieuwsgierige, maar die heb je overal. Denk maar aan recepties. Daar schuiven mensen ook doodgemoedereerd mee naar binnen die achteraf niemand blijkt te kennen. Bedrijfsrisico noemde hij dat. Kosten voor de zaak.
Half vijf. De ruimte op de eerste verdieping loopt vol. Er worden meer stoelen met de lift naar boven gebracht, zie ik. Ik ben op een wonderlijke manier ijzig kalm. Het is hoe ik me verdedig tegen nerveus worden. Vanuit een onopvallende plek kijk ik toe. Voorin staat een tafel met daarop stapels van mijn boeken. Een nog lege stoel in het midden. Schuin er achter staat een videoscherm met de tekst:
17.00 uur: BOEKPRESENTATIE
REIS NAAR NERGENS
AUTEUR: EVELINE VAN DONGEN
Ik kan mijn ogen er niet van afhouden. Moet blijven kijken. Is dit echt? Al die mensen! Zijn zij hier voor mij?
‘Gevonden!’ hoor ik achter me. Liz geeft Marian een duw in mijn richting. Klaas staat vlak achter hen. Hij steekt zijn hand op en lacht naar me. De buurvrouw komt ook net binnen. Ik zie haar de zaal afzoeken en wacht rustig tot ze mijn kant uitkijkt. Ze zwaait uitbundig, een boeket rozen in haar hand. Ik stuur haar een kushand. Er zijn zoveel mensen dat het me duizelt. Wout heeft wel heel veel mensen benaderd. Zelfs in het Alphens Nieuwsblad stond een aankondiging. Ik ken hun correspondent Marieke wel. Ik hoop dat zij er ook is. Vind haar sympathiek. Oh, kijk, daar is ze. Zo te zien is ze er klaar voor. Schrijft al iets op haar blocnote.
Ik moest me er ook maar eens klaar voor gaan maken. De eerste minuten. Daar zie ik het meest tegenop. Iedereen kijkt dan naar mij. Ik baan me een weg door de mensenmassa naar voren. Gelukkig kent bijna niemand me. Wel grappig. Dit zijn de laatste minuten dat ik nog onbekend ben. Maar niet aan denken anders word ik echt zenuwachtig. Hoewel, bekend zijn is nog tot daaraantoe, beroemd zijn is heel wat anders. Dan kan ik niet meer onopgemerkt door Alphen dwalen. Ik zal moeten letten op wat ik doe en wat ik zeg. Ze zullen me vragen om winkels te openen en…
Hé hallo, waar ben je mee bezig? Beide beentjes op de grond Eef. Een boek schrijven is dan misschien knap maar dan begint het pas. Als mensen het mooi vinden willen ze meer van je lezen. Dan is het gedaan met je rustig leventje.
En als ze het niet mooi vinden dan… dan is het einde carrière en einde droom.
Ik land weer op aarde. Het is maar een boekpresentatie. Op zich niets bijzonders. Elke dag is er wel een, ergens in de wereld.
Wout is begonnen. Hij verwelkomt iedereen en nodigt mij daarna uit plaats te nemen aan de tafel. Alle ogen zijn nu echt op mij gericht. Mijn benen zijn zwaar als ik naar de tafel loop. Naast de stapel boeken ligt een spiksplinternieuwe Waterman. Wout knipoogt naar me als ik mijn naam erin gegraveerd zie staan. Word er verlegen van als hij mij de tijd daarvoor zou gunnen. Dat doet hij niet. Hij zegt trots op me te zijn en blij dat hij mij heeft kunnen inlijven bij zijn uitgeverij “Plezier In Lezen”.
Ik verveel me geen moment. Alles wil men weten. Hoe ik op het idee kwam? Of het autobiografisch is? Wanneer schrijft u het liefst? ’s Nachts of overdag? Kunt u zich altijd concentreren? Zijn de romanfiguren echte mensen uit uw omgeving? Waar haalt u uw inspiratie vandaan?
Ze willen ook allemaal dat ik hun boek signeer. Er zijn er zelfs die een briefje bij zich hebben met hun eigen tekst erop en mij vragen dat erin te zetten.
Ik knik, ik lach, ik kijk op, ik zeg vriendelijk dank u wel, ik zeg veel plezier met lezen en ik kijk uitnodigend naar de volgende.
Marian en Liz blijven in mijn buurt. Voorzien me van alles wat ik nodig heb maar zelf geen voor tijd heb om aan te denken. Koffie, thee, water en af en toe een blokje kaas of bitterbal. Dat laatste wordt mij voorgehouden zodat ik erin kan bijten.
‘Niemand koopt een boek met vetvlekken erin,’ fluistert Liz.
Klaas maakt foto’s. Net als ik denk, ik moet naar de wc, hoe doe ik dat met nog een behoorlijke rij te gaan, hoor ik muziek. Een gitarist speelt een paar akkoorden en een vrouw in een rode jurk begint te zingen. Een bekend lied waarvan ik de titel ben vergeten. Over dromen die uit de slaap ontwaken en in het echte leven uitkomen.
Veel mensen neuriën het refrein mee.
Ik vraag aan Klaas of het echt is of dat ik droom. Hij drukt een kus op mijn wang en zegt: ‘Voel je dit? Dan is het geen droom.’
‘Jammer, antwoord ik, ‘want zo’n droom wil ik elke nacht wel dromen.’
Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Reacties
Een reactie posten