Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Zoals tijdens het vorige Kroon-overleg is afgesproken, heeft Sophie een financieel overzicht gemaakt.
‘De inkomsten en de uitgaven ontlopen elkaar niet veel,’ zegt ze, terwijl ze het overzicht laat zien. ‘Dat is al jaren zo, en er is ook geen enkele reden om ons zorgen te maken. Een relatief groot deel van de uitgaven bestaat uit belastingen; daar is weinig aan te doen. De inkomsten komen voor een groot deel uit beleggingen. Ik heb die bekeken, en ik zie geen reden om daar veel aan te veranderen.’
Sophie kijkt mij aan en vervolgt: ‘Een ander deel van de beleggingen staat op naam van je ouders, of eigenlijk op de naam van je vader. Het is ruim voldoende voor hen om het huis dat ze geërfd hebben te onderhouden en er zelf goed van te leven.’
‘Hoe gaat het eigenlijk met Irma en Herman?’ onderbreekt Yvonne de toelichting van Sophie. ‘Genieten ze een beetje van hun nieuwe huis?’
‘Nee, ze zijn nog niet eens verhuisd. Het gaat al een stuk beter met mama, maar ze wil voorlopig nog niet weg uit ons oude huis. Ze wordt vanuit het ziekenhuis in de buurt behandeld, en dat wil ze graag zo houden. Ze ziet er tegenop om te verhuizen naar een plaats waar ze niemand kent.’
‘En Herman, die zich zo lang op die erfenis heeft verheugd?’
‘Papa vindt het allemaal wel best. Ik heb het idee dat hij nooit goed heeft nagedacht over wat hij met het geld zou doen. Wonen in dat grote huis en veel reizen, zoiets zal hij gedacht hebben, maar daar zal het waarschijnlijk niet van komen. Hij werkt ook nog steeds. Hij heeft een paar klanten waar hij graag langskomt.’
‘Uiteindelijk zal je dat ook allemaal erven,’ zegt Yvonne.
Ik denk aan Amanda, die nooit had verwacht te overlijden voordat ze van de erfenis kon profiteren.
Ik bekijk het overzicht dat Sophie laat zien. Het stuk grond met het botenhuis valt me op.
‘Hadden jullie dat botenhuis al lang, Yvonne?’ vraag ik.
‘Ja, en het is misschien wel de beste investering die we ooit hebben gedaan. Destijds betaalde je haast niets voor zo’n stuk grond; nu is het onbetaalbaar.’
‘De wijngaard is ook een goede investering geweest, ook al gaat het er de laatste jaren niet zo goed mee,’ laat Sophie zien.
‘Een wijngaard?’ vraag ik verbaasd. ‘Hebben we een wijngaard?’
‘Ja,’ antwoordt mijn tante glimlachend, ‘en wij zijn zelf onze beste klant. Op de champagne na komt alle wijn die we drinken van onze eigen wijngaard.’
‘Maar dat is hele lekkere wijn,’ zeg ik. ‘Weten we waarom het nu minder gaat?’
Sophie heeft zich daar al in verdiept, maar zoekt toch nog de details op haar laptop.
‘De voorraden zijn hoog; er wordt al een tijd meer geproduceerd dan verkocht. Er zijn geen contracten met grote afnemers, zoals supermarktketens en groothandels.
‘Nee, dat wilden we niet,’ zegt Yvonne vastberaden. ‘We hebben dat nooit gewild, want dan moet je prijzen winnen om ertussen te komen. Adelbert was ervan overtuigd dat die prijzen gekocht worden – dat het één grote corrupte bende is.’
‘Maar hoe ging dat vroeger dan? Wie waren de afnemers toen het nog goed liep?’ vraag ik.
‘Iedereen hier,’ zegt Yvonne. ‘In al die villa’s hier werd onze wijn gedronken. Maar de laatste jaren zal Adelbert dat verwaarloosd hebben, en ik kon helemaal niets meer doen.’
We spreken af dat we de volgende dag bij de wijngaard langs gaan.
Léon is een goede kok en een echte wijnkenner die altijd precies de juiste wijn bij zijn gerechten weet te kiezen. Hij is al eerder bij onze wijngaard geweest en heeft kennisgemaakt met de familie die daar voor ons werkt. Sophie is er ook al eens geweest om de afspraken die wij met hen hebben als werkgever door te nemen. Ze zijn blij om Yvonne daar ook weer te zien. Ik ben de enige voor wie dit allemaal nieuw is.
Ik had een meer heuvelachtige wijngaard verwacht, maar dit terrein is vrijwel vlak. De rijen wijnstokken lopen netjes parallel en eindigen bij een strook naaldbomen.
‘De grond is een mengsel van zand en klei,’ vertelt Yvonne.
Witte kiezelstenen weerkaatsen het zonlicht. We lopen een stukje tussen de wijnstokken door.
‘Wat ruikt het hier lekker.’ Ik had deze kruidige geuren hier niet verwacht.
‘Tijm en rozemarijn,’ zegt Yvonne. ‘Dat hebben ze langs de randen geplant.’
‘Daar wonen ze,’ zegt ze, terwijl ze naar een witgekalkte boerderij met rode dakpannen wijst. Het staat op ruime afstand van het hoofdgebouw. Het hoofdgebouw ziet eruit als een oud landhuis, met dakpannen en een groot balkon. Twee grote cipressen geven het nog extra allure.
‘Alleen de buitenmuren zijn nog origineel,’ zegt tante. Toen Adelbert dit kocht was het verwaarloosd, maar je zult verbaasd zijn als je ziet hoe modern het nu is.’
En daar heeft ze gelijk in. Als we door de hoofdingang het gebouw binnengaan, is het alsof we een sprong in de tijd maken. We staan in een ruimte met wit betegelde muren. Langs twee wanden staan rijen roestvrijstalen vaten.
‘Hygiëne is essentieel in de wijnbouw,’ zegt mijn tante.
Ze stelt me voor aan de vrouw van de wijnboer, die het proces verder uitlegt en ons meeneemt naar de kelders die voor een groot deel gevuld zijn met eikenhouten vaten.
‘De wijn die hier ligt, rijpt langzaam en wordt steeds beter,’ legt ze uit. ‘De rest verkopen we jong, rechtstreeks vanuit de tanks.’
Ik proef een van de oudere wijnen. Een echte kenner ben ik niet, maar ik herken dit wel als een hele goede, oude wijn. Ik spuug niet uit tijdens het proeven, maar ik drink ook niet te veel. Ik wil helder kunnen nadenken over hoe we hiermee verder gaan.
‘Waar is Léon,’ vraag ik als we willen vertrekken. Ik heb hem niet meer gezien sinds we hier aankwamen.
We vinden hem in een schuur, samen met de zoon van de wijnboer. Ze zijn druk bezig met een oud busje. Een camionette, noemen ze het. Ze hebben mijn auto ernaartoe gereden en proberen de motor van het oude busje te starten. Ze geven elkaar een high-five als dat lukt. Even staan we in een blauwe dieselwolk, maar dan loopt de motor netjes.
‘De camionette is echt oud, maar meneer Kroon heeft er een andere motor in laten zetten,’ legt de zoon van de wijnboer uit.
‘Die gebruikten we vroeger om de wijn te bezorgen. Dat vonden ze mooi, als er zo’n authentiek wagentje kwam voorrijden bij hun villa.’
‘Zo mag hij de weg niet op,’ zegt Léon, ‘maar met een nieuwe accu, nieuwe banden en remmen komt hij wel door de keuring. Zal ik ermee naar de garage in het dorp rijden?’
‘Ik zet een doosje wijn in de laadruimte,’ zegt de wijnboer met een knipoog. ‘Voor het geval je toch wordt aangehouden. De plaatselijke gendarme waardeert een goede fles wijn wel.’
We rijden in mijn auto achter Léon aan. Hij wordt niet aangehouden. Bij de garage bespreekt hij wat er moet gebeuren. Ze zullen bellen als het klaar is, en de auto goedgekeurd is om de weg op te gaan.
‘Zou jij de lijst met klanten kunnen vinden?’ vraagt Yvonne aan Sophie.
‘Die heb ik al op mijn laptop staan. Dat was nog best veel werk, want jullie hadden vroeger alles alleen op papier.’
Ik snap niet waar Sophie de tijd en de energie vandaan haalt. Ik zou niet weten wat ik zonder haar zou moeten. Niet alleen voor dit soort zakelijke dingen, maar ook omdat ik dankzij haar iets beter kan omgaan met het verlies van Amanda.
Thuis gaan we meteen aan de slag, maar eerst nemen we even een duik in het zwembad. Het is erg warm, maar onder de grote parasol en met een beetje zeewind is het prima te doen. Inès zet wijn en wat te eten op tafel. Ik proef de wijn zorgvuldig, nu ik beter weet waar ik op moet letten. Zowel Yvonne als Léon weten hoe je de smaken onder woorden kan brengen en dat is nodig als je het wil verkopen voor de prijs die ik in gedachte heb.
‘Dat is meer dan twee keer zoveel als de huidige prijs,’ merkt Sophie op.
‘De mensen waar wij aan gaan verkopen willen geen goedkope wijn drinken, toch?’ vraag ik aan mijn tante.
‘Nee, daar heb je gelijk in. Vroeger hebben we ze ook hoge prijzen laten betalen, maar het zijn mensen die zich niet laten afzetten. Als ze zien dat anderen minder betalen, dan kun je het verder vergeten.’
Onze wijn is online niet te vinden, heb ik al gecontroleerd. Dat houden we ook zo, stel ik voor. We verkopen aan particulieren en restaurants, maar nooit via het internet; daar hebben we te veel concurrentie.
‘Hebben jullie overwogen om aan toeristen te verkopen?’ vraagt Léon.
‘Dat hebben we besproken, terwijl jij met je camionnette bezig was,’ zegt Yvonne. ‘Maar ze willen dat niet meer. Het kost te veel tijd en levert nauwelijks iets op. Nederlanders zijn het ergste zeiden ze, die zien het als een gratis uitstapje. Ze proeven wel, maar kopen hoogstens één doos.’
‘Wat is nu precies het plan?’ vraag ik. ‘Verdelen we de lijst met voormalige klanten en bezoeken we ze?’
‘Ja,’ zegt Yvonne, ‘maar jij moet eerst nog wel een cursus volgen; je weet nog lang niet genoeg van wijn.’
Léon blijkt al een cursus gevolgd te hebben, tegelijk met de kookcursussen die hij heeft gedaan. We spreken af dat ik tot die tijd met Léon of Yvonne mee zal gaan. Sophie heeft al zoveel werk dat ze hier niet aan meedoet.
‘Juliette zou ook hiervoor ingezet kunnen worden,’ zegt Léon.
‘Wat weet Juliette van wijn?’ wil ik weten.
‘Niet zoveel, maar ze kent wel veel mensen hier in de buurt.’
‘Juliette is sterk, en voor mij zijn die wijndozen te zwaar,’ zegt Yvonne. ‘Jessica gaat met Léon mee, en Juliette met mij.’
Ik kijk Léon aan, maar hij laat niet merken wat hij van deze oplossing vindt.
‘Kan ik aanstaande donderdag de camionette gebruiken?’ vraagt Sofie. ‘En ik wil graag drie goede dozen wijn van jullie kopen: rood, wit en rosé.’
Yvonne is nieuwsgierig en zegt: ‘Die dozen krijg je van ons, maar dan moet je wel vertellen wat je van plan bent.’
‘Papa is dan jarig, en het is altijd lastig om een cadeau voor hem te bedenken; hij heeft alles al. Het leek me leuk om in de camionette aan te komen en hem de wijn te geven.’
‘Drie dozen, dat is een mooi verjaardagscadeau,’ zegt Yvonne.
‘Mijn idee is dat ik die wijn daar aan zijn gasten serveer en dat ik daar een stapeltje van onze bestelformulieren neerleg. Het zijn allemaal mensen die zich goede wijn kunnen veroorloven.’
‘Zal ik je dan bijpraten over de specifieke kenmerken van deze wijn?’ vraagt Léon.
Sophie neemt dat aanbod graag aan en vraagt: ‘Komt vanavond je uit?’
Ik moet aanhoren hoe ze afspreken bij hem in het appartement boven de garage. Als Léon weg is, kan ik het niet laten te zeggen: ‘Ik zou maar niet te veel wijn proeven, anders kun je de weg naar je eigen appartement niet meer vinden.’
Sophie lacht en geeft me een kus op mijn wang. ‘Denk maar eens goed na over wat je zelf met Léon wilt. Als jij hem wil, zal hij geen enkele aandacht meer hebben voor Juliette of voor mij.’
Sophie laat een dikke stapel ingevulde bestelformulieren zien.
‘Papa was blij dat hij zijn eigen wijnvoorraad niet hoefde aan te spreken voor zijn gasten. Ik heb de camionette daar op het grasveld gezet met een lange tafel vol met glazen ervoor. Daar heb ik de wijn voor de gasten ingeschonken. Een paar gasten, die mij niet kenden, dachten dat ik daarvoor was ingehuurd; misschien een idee voor de toekomst? Dankzij Léon had ik er een goed verhaal bij, en had ik op de meeste vragen had ik wel een antwoord. Ik zal de bestellingen opnemen in de lijst met klanten die bezocht moeten worden. Er zijn er een paar bij die ik zelf moet doen. Dat zijn goede kennissen van mijn ouder, die het op prijs stellen als ik zelf kom.’
‘Je gaat dan met Léon, neem ik aan?’ vraag ik.
Sophie geeft eerst geen antwoord, maar zegt dan: ‘Ja, ik ga lekker met Léon.’
Reacties
Een reactie posten