Mossel
21 dagen voor nu
De Getuigen Van Het Eerste uur werden zo genoemd omdat ze op de dag van de mokering geacht worden vanaf het eerste uur, dat will zeggen: vanaf middernacht, in dezelfde ruimte als de toekomstige moker aanwezig te zijn. De getuigen zijn jonge prostituees die iets misdaan hebben of die de partij niet welgevallig zijn. Zij worden geacht de gevangene te geven wat hij nodig heeft. Meestal zijn het er twee of drie per persoon. Ze verzorgen hem, voeden hem, luisteren naar zijn gejammer en gaan in op zijn verzoeken. Op die manier, zo zei het monster, wordt er een band gesmeed tussen de jonge dames en de moker. Een warme, menselijke band. Emoties. Liefde. Verlangens. Lichamelijke en geestelijke warmte. Geheel volgens de theorie van het Stockholm Syndroom.
Ik weet nog precies hoe ze het zei, glimlachend met de brede kikkerbek van haar: “Lichamelijke. Menselijke. Emotionele. Warmte.” En haar zwarte tong flitste over haar lippen. “Zie je, Mosseltje, ze gaan praten. Allemaal gaan ze praten. De getuigen luisteren naar de verhalen van de moker. Dat hij kinderen heeft en een zieke vrouw. Dat hij er toch niks aan kon doen. Dat hij zo van zijn mooie Vera houdt… Dat soort dingen. Aan het einde van de nacht zijn zowel de getuigen als de toekomstige moker niet meer in staat zich af te sluiten. Hun schelp staat open als het ware, snap je wat ik bedoel? Zij laten hun gevoelens stromen. En zeker de moker in zijn benarde positie. Die staat zo open als wat. Er ontwikkelt zich liefde. En welke man… Welke man op aarde kan zich afsluiten voor twee, drie mooie jonge dames die hem hun liefde schenken? Hahaha. Mensen zijn zo makkelijk.”
De volgende ochtend komen zij met de gevangene naar buiten en begeleiden hem naar het schavot waar zij plaats nemen op speciale banken. Het is hun niet toegestaan zich af te draaien of hun ogen te sluiten terwijl de gevangene gemokerd wordt. Wie dat wel doet, gaat naar de phlitmijn. Zo simpel is het. Ook huilen is verboden. De getuigen worden geacht toe te kijken als machines.De meesten knipperen veel met hun ogen om voor enkele honderdsten van een seconde de wrede werkelijkheid buiten te sluiten. Ik weet niet of dat een strategie is of een reflex van de geest.
“Maar waartoe dient het?” vroeg ik het monster.
Ze begon te lachen. “Maximalisatie, jonge man, maximalisatie.”
Die dag was het nog kouder. Ik liep met mijn handen diep in mijn zakken langs de grachten en had mijn hoofd verborgen in mijn hoge kraag: De stugge wol werd nat van mijn adem en druppeltjes rolden naar mijn hals.
Het was nog vroeg, nog geen tien uur, terwijl de mokering pas om twaalf uur zou plaatsvinden, maar het monster had erop gestaan dat ik het huis verliet. Ik mocht zelfs de ooi niet verzorgen die klagend in het vuile stro lag. Ik meende een vleesvisje te zien spartelen.
Een man stond de stoep te schrobben met troebel, blauw-wit water waar damp vanaf kwam. “Het is geen esthetiek,” zei hij tegen mij, “het moet gezien worden als een architectuur.” Hij leunde op zijn bezem.
Ik knikte hem toe en liep snel door want ik had geen zin in problemen. Toen ik omkeek, zag ik dat hij nog wat water op de stoep goot uit een rode emmer.
Het was zรณ koud dat het ademhalen pijn deed aan de slijmvliezen in mijn neus. Ik vroeg me af of ik niet ergens een virus had opgelopen, want mijn hoofd tolde ook. Maar misschien was dat door gebrek aan slaap, want ik had de hele nacht wakker gelegen, geplaagd door het woord insubordinatie dat zich maar aan mij op bleef dringen. En bovendien dacht ik aan Sonja. Was zij een prostituee? Dat kon toch niet waar zijn? En was zij dan op het moment dat ik op mijn koude kist lag bij de gevangene? Schonk zij hem haar lichaamswarmte? Had zij het met hem te doen? Ging haar schelp open en ontwikkelde zich een band? En men-se-lij-ke band, zoals het monster had gezegd? Ik voelde me rot over mijn eigen, zielige jaloezie want de gevangene had het toch veel zwaarder dan ik? Waarom zou ik jaloers op hem zijn? Er was niks om jaloers op te zijn. Maar toch… En Sonja? Het kon toch niet waar zijn dat zij een prostituee was? Had zij dan gelogen? Waarom had zij dan mijn hand gepakt? Dat was toch echt? Dat was echt. Dat kon geen spelletje zijn.
Op sommige momenten kon ik bijna niet ademen als ik aan haar dacht. Dan lag ik met open ogen op mijn kist terwijl verderop in de kamer het monster snurkte. Misschien doet ze het nu. Je weet gewoon dat ze het nu doet. Het kwam vaak voor dat getuigen zwanger werden van het laatste zaad van een moker. Daarom werden zij ook wel schamperend De Getuigen van het Laatste Zaad genoemd. Ik huiverde op mijn kist.
En waarom was Sonja uitverkozen? Als zij al een prostituee was? Had dat met mij te maken? Had Gunther zich beklaagd bij de partij? Of had het monster onze liefde geroken en wilde ze er een stokje voor steken? Veel getuigen werden ziek na een mokering. Zij konden weken niet werken omdat zij niet langer in staat waren hun schelp te sluiten. Omdat zij tรฉ open stonden voor het werk dat zij deden. Sommigen trekken zich het haar uit en lopen slechts gekleed in een rouwhemd schreeuwend over straat. Zo iemand noemen wij een gebroken vrouw. Het komt niet zelden voor dat ze breken, de vrouwen.
Ik heb er eens eentje zien staan. Ze leunde over een vuilnisbak en haar handen trilden terwijl ze trachtte een zakdoekje uit een pakje te trekken. Er zat een druppel bloed onder haar ene neusgat. Een kale plek op haar hoofd was rood uitgeslagen.
Zou Sonja ook zo eindigen? Het was ongetwijfeld Gunther die haar had aangegeven. La-ten-te-geil-heid. Er komen veel mannen voor haar. Hij wilde dat natuurlijk ook. Hoe zijn lippen pervers en waterig trilden. Hoe hij naar haar kont keek. En hoe zijn varkensoogjes glommen toen hij het over haar had.
Of was het toch het monster dat lucht had gekregen van mijn liefde voor haar? Dat zou nog afschuwelijker zijn. Dan was ik mijn leven niet zeker.
Ik duwde mijn handen verder in mijn zakken, maar kon geen warmte vinden.
Ik keek naar de klok van het stadhuis. Ik had nog ruim anderhalf uur. Werkers met sjaals voor hun gezichten waren bezig het schavot op te bouwen.
Een oud mannetje in een dikke, zwarte jas kwam bij me staan. Hij leunde met beide handen op een stok. “U komt voor de mokering zeker? Ze gaan er twee doen vandaag.” Hij overhandigde me een verkreukeld pamflet. ‘Insubordinatie’ stond er met grote letters in het midden van het papier.
Ik vroeg hem wat hij ervan vond, van die insubordinatie.
Hij staarde naar de werkers en smakte wat met zijn mond. Maar hij zei niets.
Ik vroeg het nogmaals, want ik dacht dat hij me misschien niet gehoord had.
Nu draaide hij zich opzij en keek met een scheef hoofd naar me op. “Dag meneer,” zei hij en hij schuifelde bij me weg. Zijn stok tikte tegen de bevroren kasseien.
Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Reacties
Een reactie posten