Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
‘Ze bedoelt het niet zo,’ verbreekt meneer Hendriks de stilte. ‘Ze heeft het niet eens door. Het is een gewoonte, denk ik.’‘Hoe bedoelt u?’ vraagt Bas, die zich afvraagt waar zijn collega het over heeft.
‘De papiertjes,’ knikt meneer Hendriks naar het blik. ‘Ze laat ze gewoon vallen zonder dat ze het door heeft.’
‘Wie?’
‘Ze neemt iedere morgen de zeven tweeënvijftig, nou ja, op werkdagen dan. Op de halte eet ze een zuurtje en laat het papiertje vallen. Als ze is ingestapt raap ik het op.’
‘Waarom bewaart u ze?’
Meneer Hendriks haalt zijn schouders op.
‘Ken ik haar?’ vraagt Bas. Als ze iedere dag de bus neemt naar het centrum, moet ze ook terugkomen.
‘Ze komt meestal terug met de vijf eenendertig.’
Bas probeert zich de uitstappers van deze spitsbus voor de geest te halen, maar het zijn er te veel. ‘Hoe ziet ze eruit?’
Meneer Hendriks verlegt z’n geblesseerde enkel. Zijn gezicht vertrekt van de pijn. ‘Is er nog wat thee?’ Bas schenkt hem bij en meneer Hendriks vertelt verder. ‘Ze is altijd vrolijk, mooi weer, slecht weer, maakt niet uit. Lachen, grapjes maken, ze fleurt de halte op. Daar kun je alleen maar bewondering voor hebben, toch?’ Bas geeft hem gelijk. ‘Dat dacht ik ook. Een halte heeft zulke mensen nodig, anders wordt het een droefgeestige plek, nietwaar? Een stukje stoep met een rijtje wachtende mensen, meer niet. Mensen tussen hier en daar, mensen die er niet willen zijn, in de bus willen zitten die er nog niet is. Dan is een halte niet meer dan een wachtkamer in de open lucht.’
Bas heeft meneer Hendriks nog nooit zo filosofisch meegemaakt. Wat een gekneusde enkel al niet kan doen. ‘Kent u haar al lang?’
‘Een jaar of zo.’
‘Hoe heet ze?’
‘Geen idee.’
‘Maar u kent haar al een jaar! Hebt u haar nooit om haar naam gevraagd?’
‘Ik praat niet tegen haar. Zij praat tegen mij.’
Dan breekt bij Bas eindelijk het besef door: ‘U bent verlegen. U vindt haar leuk. Ja toch?’
Meneer Hendriks kijkt weg.
‘Geef het maar toe, u bent verliefd op een passagier en durft niet met haar te praten. Daarom bewaart u ook de papiertjes. Als een herinnering aan haar.’
‘Misschien wel,’ zegt meneer Hendriks schoorvoetend.
‘Daar moeten we wat aan doen.’
‘Nee, nee, het is goed zo.’
‘Het is helemaal niet goed zo! Kijk eens om u heen: u zit hier helemaal in uw eentje in een koude flat. Dat is toch niet gezellig? Het lijkt hier wel een halte. Denkt u niet dat zij ook hier de boel zal opfleuren?’
‘Ja, maar…’
‘… u weet niet hoe u het moet aanpakken, anders had u dat al lang gedaan. Eens denken.’
Bas denkt na terwijl meneer Hendriks hem gespannen aankijkt. Dan springt hij op: ‘Ja, ik weet het: wat doet u normaal als een passagier rommel laat vallen op uw halte?’
‘Die krijgt een schrobbering. Ik kan haar toch geen schrobbering geven?’
‘Nee, maar u kunt haar er wel op wijzen. Vriendelijk.’
‘Hoe dan?’
‘Nou, door het papiertje voor haar op te rapen en zoiets te zeggen als: “Mevrouw, u hebt iets laten vallen.”’
‘Mevrouw, u hebt iets laten vallen,’ herhaalt meneer Hendriks de woorden. ‘Ja, dat zou kunnen. En dan?’
‘Als u gelijk hebt, en ze echt niet doorheeft wat ze doet, zal ze schrikken en zoiets zeggen als: “Ach meneer de bushaltebeheerder, dat had ik niet eens in de gaten. Wat onfatsoenlijk van mij.”’
‘Ja, dat zou ze zeggen,’ zegt meneer Hendriks gretig. ‘En dan?’
‘En dan speelt u de vriendelijke bushaltebeheerder door te zeggen dat het niets geeft en dat u graag de papiertjes voor haar opraapt.’
‘Ja, dat zeg ik, en dat is nog waar ook.’
‘En dan is er al een gesprek waarin u op een gegeven moment haar naam kunt vragen.’
‘Is dat niet brutaal?’
‘Nee hoor, ze kent u naam toch ook? Die staat op uw overall.’
‘O ja. En dan?’
‘Dat weet ik niet. Maar u ziet haar iedere dag, dan volgen er toch vanzelf meer gesprekken zodra het ijs is gebroken? Mijn moeder zegt altijd dat de eerste stap de moeilijkste is.’
‘Nou…’
‘Ik help u wel.’
‘Echt?’
‘Echt waar.’
‘Goed dan. Ik zal het proberen. Zeg, zo’n rondo: waar kun je die kopen?’
‘Hallo Bas!’ Een mollige vrouw met een blozend gezicht en een vrolijke oogopslag stapt uit de vijf eenendertig.
‘Dag mevrouw Jouwstra, fijne dag gehad?’
‘Heerlijk! Ik heb lekker door kunnen werken en daar houd je zo’n goed gevoel aan over, vind je niet? Zuurtje?’
’Nee dank u, ik probeer wat af te vallen.’
‘Afvallen? Onzin. Je bent een stevige knul, dat hoort zo. Nou, ik ga Diederik nog even gedag zeggen en dan op huis aan. Tot morgen!’
‘Tot morgen, mevrouw Jouwstra.’
Diederik, ja dat past, denkt Bas, terwijl hij het oranje papiertje opraapt.
Wat ontzettend leuk. Ik vind het jammer dat het afgelopen is.
BeantwoordenVerwijderenIk had er bij dit verhaal ook moeite mee om er afscheid van te nemen, was gehecht geraakt aan de argeloze Bas die telkens zijn moeder citeert. Tja, dat is het lot van de korteverhalenschrijver (Is dat een woord? Het zou een woord moeten zijn.), die telkens afscheid moet nemen van zijn personages om weer nieuwe te kunnen maken.
Verwijderen