Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
De Dr. Menzolaan blijkt een smalle straat te zijn met aan weerszijden vier etages hoge bakstenen flats. Hij bereikt de vaalgroene voordeur van nummer 37 na het bestijgen van een nauw en vochtig trapportaal. Bas drukt op het zwarte knopje van de bel. Boven de bel hangt een naambordje: ‘D. Hendriks’. Waar staat de ‘D’ voor? Meneer Hendriks heeft natuurlijk een voornaam, al heeft hij daar nooit over nagedacht. Dirk? David? Daan? Het past allemaal niet. Vanachter de deur klinkt gestommel en even later kijkt een gezicht om de deur dat tegelijkertijd wel en niet op dat van meneer Hendriks lijkt: ‘Ja?’‘Meneer Hendriks? Ik kom even kijken hoe het met u gaat.’
‘Het gaat goed.’
Bas weet niet wat hij moet zeggen. De deur blijft op een kier, de ogen in het gezicht kijken naar de kokos deurmat, een verdieping lager huilt een baby. Dan pakt Bas het koekblik uit zijn tas en houdt het voor zich uit. ‘Ik heb dit meegebracht. Ik hoop niet dat u het erg vindt, maar als uw vervanger het zou zien, nou ja, u weet hoe mensen kletsen en het is een vreselijke man, u moest eens weten, ach misschien is het ook maar beter dat u…’
‘Kom binnen.’ De deur zwaait open, meneer Hendriks neemt het blik voorzichtig van hem over en hinkt zijn woning in. Bas volgt hem naar binnen en sluit de deur.
In de kille woonkamer staat een zwartleren bankstel en een houten salontafel. Er tegenover vult een wit wandmeubel de muur met daarin een tv en wat snuisterijen: drie modellen van stadsbussen, een zilverkleurige schotel met daarin ‘Voor 25 jaar trouwe dienst’ gegraveerd, twee lijstjes met zwart-witfoto’s en een schuine rij verfomfaaide pockets. De muren zijn leeg, er zijn geen planten, op de salontafel staat een glazen fruitschaal zonder fruit.
Meneer Hendriks zet het Verkadeblik ernaast en wijst op de stoel van het bankstel: ‘Ga zitten.’ Zelf hinkt hij in zijn kamerjas naar de bank, gaat schuin in een hoek zitten met zijn linkerbeen voor zich uitgestrekt en trekt een grijsgestreepte deken over een ingezwachtelde enkel. Bas wilde dat hij ook een deken had. Als hij gaat zitten voelt hij het koude leer door de stof van zijn broek.
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt hij.
‘Enkel verstuikt. Hierbuiten, op de trap.’
‘Doet het pijn?’
‘Nee.’
Meneer Hendriks ziet er thuis heel anders uit. Slordiger. Zijn piekerige grijze haar staat nog verder van zijn hoofd af dan gewoonlijk en zijn warrige blik dwaalt telkens af naar het koekblik dat tussen hen in op de salontafel staat. ‘Is de dokter geweest?’
‘Vanmorgen.’
‘Wat zei hij?’
‘Dat ik niet mag werken. Tweeëndertig jaar nooit een dag ziek. Nu dit. Wilde een kruk. Zo eentje voor hieronder.’ Hij wijst naar zijn oksel. ‘Krijg ik niet. Hij wil niet dat ik van de trap loop.’
Bas denkt aan de smalle, vochtig gladde treden die hij zojuist heeft beklommen. ‘Nou ja…’
‘Niks nou ja. Ik kan best werken, met een kruk kan ik prima op één been staan.’
Bas probeert zich voor te stellen hoe meneer Hendriks zich, steunend op een kruk, in zijn overall wurmt. ‘Hebt u iemand die voor u zorgt?’
Meneer Hendriks schudt zijn hoofd. ‘Niet nodig, ben met een paar dagen weer in touw.’
‘Hebt u wel genoeg te eten in huis?’
‘Ja.’
Niets te eten in huis hebben lijkt Bas het ergste dat er is. De rondo’s schieten hem te binnen. ‘Zal ik een kopje thee zetten?’
‘Een kopje thee?’
‘Drinkt u ’s middags nooit thee?’
‘Nee.’
‘Maar u hebt toch wel thee?’
‘Linker kastje, bovenin.’ Hij maakt een gebaar naar de hal waardoor ze binnen zijn gekomen.
De keuken is even kaal als de woonkamer, en even koud. Een granieten aanrecht met enkele gootsteen. Daarboven een rijtje kastjes, ernaast een fornuis en een lage koelkast met daarop een magnetron. Achterin, bij het raam, staat een formicatafeltje met een enkele keukenstoel. Een vrouwenhand ontbreekt, zou zijn moeder zeggen. Bas kan het niet laten een blik in de koelkast te werpen. In de deur staat een pak melk en een fles ketchup, verder vindt hij een halflege pot augurken, wat vleesbeleg, een kuipje margarine en welgeteld één kant-en-klaarmaaltijd: hutspot met hachee. Dat is dus niet genoeg eten in huis. Straks maar even boodschappen doen.
Eerst thee. Een kastje onderin levert een ketel op, het kastje linksboven de theezakjes en een aangeslagen theepot. Hij zet de ketel op het fornuis en spoelt de theepot goed uit met heet water. Tien minuten later loopt hij met een dienblad de woonkamer in. ‘Tijd voor een gezellig bakkie thee met iets lekkers!’ Hij zet het blad op de salontafel en schenkt de thee in.
‘Suiker?’
‘Nee.’
‘Melk?’
‘Nee.’
‘Rondo?’ Hij reikt meneer Hendriks de rondo’s aan, waarvoor hij een mooi porseleinen schoteltje heeft gevonden.
‘Wat is dat?’
‘Een rondo.’
‘Wat zit erin?’
‘Weet ik veel. Ze zijn lekker. Pak nu maar. U moet goed eten.’
Mijnheer Hendriks laat zich overtuigen en pakt een rondo. Bas schenkt zijn eigen thee in met suiker (veel) en melk (weinig), pakt een rondo en gaat zitten. Tot zijn genoegen ziet hij dat meneer Hendriks zijn rondo al half op heeft.
‘Lekker?’
‘Zoet.’
‘Dat hoort zo.’
Ze wijden zich een paar minuten zwijgend aan hun thee. Bas krijgt het er zowaar een beetje warm van.
Reacties
Een reactie posten