Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Woensdagmorgen lapt Bas het glas van zijn abri, een wekelijkse klus. Hij is er zo druk mee dat hij al aan het laatste paneel toe is eer hij merkt dat meneer Hendriks niet op zijn post staat. Is hij misschien bij zijn werkkast, achter de abri? Hij probeert om het kluitje reizigers heen te kijken dat het zicht op de werkkast blokkeert. Dan realiseert hij zich dat het een kluitje is, geen rijtje: meneer Hendriks is er echt niet. Wat moet hij nu doen? Snel giet hij de emmer sop leeg in de goot en bergt zijn ramenlapspullen op. Dan haalt hij een keer diep adem en waagt de oversteek. Als hij de reizigers bereikt, probeert hij te klinken als meneer Hendriks: ‘Kom, kom, netjes in de rij. Dit geeft geen pas zo.’ Tot zijn verbazing doen ze zonder morren wat hij zegt, al vraagt de voorste, een kale man in regenjas: ‘Weet u waar beheerder Hendriks is? Moet u geen vervanging regelen? Dit is een instaphalte, hoor.’Dat laatste klinkt beschuldigend, vindt Bas, al heeft de man wel gelijk. Gelukkig komt de bus er al aan en stappen de reizigers in voordat ze nog meer vragen kunnen stellen. Als de laatste is ingestapt roept de chauffeur: ‘Waar is Hendriks?’
Bas haalt zijn schouders op. ‘Weet ik niet.’
‘Zal ik een vervanger regelen?’
‘Graag!’ Bas moet er niet aan denken beheerder te zijn van twee haltes.
‘Komt in orde!’
Hij kijkt de bus na. Hoe nu verder? Het lijkt hem verstandig op de halte van meneer Hendriks te blijven, want daar is het een stuk drukker dan op zijn eigen stek. Zal hij hier dan ook gelijk maar de abri lappen? Hij loopt naar de werkkast, aarzelt dan. Meneer Hendriks heeft liever dat Bas zijn eigen werkkast gebruikt omdat hij bang is dat Bas er een rommeltje van maakt. Maar dit is geen gewone pauze, en als hij helemaal aan de overkant de emmer moet vullen, zul je net zien dat er reizigers komen. Bovendien zal hij ervoor zorgen dat hij alles weer netjes achter laat. Zeker weten. Met dat voornemen opent hij de deur.
Een zoete geur slaat hem tegemoet. Verbergt meneer Hendriks snoep in zijn werkkast? Het idee dat zijn magere collega een werkkast vol snoep heeft is belachelijk. Toch moet die geur ergens vandaan komen. Onder in de kast ziet hij een oud koekblik staan. Op de deksel, die er half af ligt, staat “Verkade biscuits”. Uit het blik puilen allemaal verkreukelde papiertjes, rood, oranje en geel. Hij pakt een oranje exemplaar, het papiertje knispert in zijn hand, en brengt het naar zijn neus. Een zuurtjesgeur: sinaasappel. Wat doet meneer Hendriks met een blik vol zuurtjespapier? Hij heeft hem nog nooit een snoepje zien eten. Meneer Hendriks eet volkoren boterhammen met dun boter en een plakje ham. Tussendoor een zure appel of een harde peer, maar snoep? Nee.
Zijn de papiertjes misschien de werkelijke reden dat meneer Hendriks wil dat hij zijn eigen werkkast gebruikt? Bas kan zich dat goed voorstellen. Zo’n blik vol papiertjes is raar, en mensen kletsen graag over rare dingen. Hij schuift de deksel over het blik en neemt het onder zijn arm. Dat moet hij verbergen voor de vervanger, anders komen er praatjes van. Hij rent de straat over, bergt het blik op in zijn eigen werkkast en holt weer terug, net op tijd om twee nieuwe reizigers te verwelkomen, zo te zien een stel dat op reis gaat: ‘Goedemorgen.’ Ze dragen ieder een geruite koffer.
‘Goedemorgen,’ antwoordt de man. ‘U bent toch de beheerder van de overkant? Is beheerder Hendriks er niet?’
‘Nee die is er niet, maar er is een vervanger geregeld. Die komt zo. Als u het niet erg vindt, ga ik nu de abri lappen.’ Een praatje maken met reizigers vindt hij moeilijk, al heeft hij tijdens zijn opleiding lessen in omgangsvormen gehad.
De vervanger stapt al uit de acht dertien: ‘Hoi, ben jij Bas?’ Het is een lange slungel, die met uitgestoken hand op hem afstapt. Bas ziet dat hij bruine nicotinevingers heeft. De oorzaak ervan steekt in de vorm van een verfrommeld pakje shag uit de borstzak van de overall. ‘Ik ben Henk. Ga jij maar terug naar je uitstaphalte.’
Bas geeft hem een hand. Waarom moet Henk zoveel nadruk leggen op uitstaphalte? Hij is niet meer dan een vervanger. Wat een kapsones. Bas laat expres de emmer met ramenlapspullen voor de abri staan en steekt de straat over. Dan heeft hij nog liever een boze meneer Hendriks. Waar zou die toch zijn?
De vraag houdt hem de hele ochtend bezig, zodat hij zich voorneemt tijdens de pauze zijn licht op te steken. Hij geeft een seintje aan Henk die zijn tijd kettingrokend heeft doorgebracht, leunend tegen de abri, snauwend tegen reizigers. Het is maar goed dat meneer Hendriks er geen weet van heeft.
In het pauzelokaal vraagt hij rond, maar niemand heeft iets gehoord. Men is alleen verbaasd, kan zich niet heugen dat hij ook maar ÊÊn dag afwezig is geweest. Een collega vertelt hem zelfs dat meneer Hendriks een paar jaar geleden een maand verplicht thuis heeft gezeten omdat hij te veel vakantiedagen had opgespaard. Bas wordt alleen maar ongeruster van die verhalen en besluit zelf bij meneer Hendriks langs te gaan om te kijken hoe het met hem is.
Om drie uur draagt hij zijn halte over aan Mevrouw Willems, die de late dienst draait tot half een ’s nachts. Dan trekt hij z’n overall uit, stopt het koekblik in zijn tas en gaat op weg. Hij heeft – met veel moeite – twee rondo’s bewaard uit zijn lunchpakket, zodat ze iets bij de thee hebben. Drinkt meneer Hendriks eigenlijk wel thee? Zijn moeder zit altijd met de thee klaar als hij thuiskomt van het werk, van meneer Hendriks weet hij dat niet. Eigenlijk weet hij maar heel weinig van meneer Hendriks.
Mooi, zeker met al die details die er toe doen. Zo benieuwd waar meneer Hendriks is.
BeantwoordenVerwijderen