Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
De opgaande zon vlamde in het ruitje van de keuken en prikte op mijn oogleden. Een muffe geur steeg op van een overvolle asbak en lege wijnflessen lieten doffe rode stempels achter op het linoleum. Toen ik de eerste rook van mijn sigaret in de ruimte blies, streek een stofnevel zich glad als een rimpeling in water en kabbelde weg naar het venster dat het beeld van golvende duinen omlijstte.
De jonge strepen ochtendlicht vallen als zilveren spijlen op haar lichaam, dacht ik, terwijl ik het naakte lichaam van Loes naast mij observeerde, stevig ronkend in een walm van knoflook en drank die zich vermengde met de stilte.
De vorige avond, we hadden ons bedronken na een voorstelling in Carré, daalde Loes neer in haar put van somberheid en sprak ze amper tijdens de terugreis met de trein, haar blik vastgeklonken aan het landschap dat in schaduwachtige fragmenten voorbijschoot. Pas toen we aankwamen op het landgoed en naar huis toe wandelden, verdween haar neerslachtigheid en legde ze een arm om mijn middel.
‘We moeten elkaar missen de komende paar dagen,’ zei Loes.
‘Je zult het vast naar je zin hebben,’ antwoordde ik. ‘En ik kan de vrije tijd gebruiken om de administratie te doen.’
‘Heb je veel achterstand?’ vroeg ze.
‘Het is te overzien. Ik moet de btw-aangifte doen en een loonvordering naar James sturen. Als hij dan nog in gebreke blijft, moet ik hem voor het gerecht dagen.’
In de verte versteenden de onweerswolken op de horizon, hun contouren glanzend als kwikzilver in de weerkaatsing van het maanlicht dat even in een driekwartsmaat over zee zwierde. Meeuwen deinden met uitgestrekte vleugels mee op de aanzwellende wind, als bungelend aan vierend elastiek, zwijgend en zonder weerstand.
‘Wat zonde van al die jaren dat jullie hebben samengewerkt.’
‘Er zijn genoeg opdrachtgevers die mij recent nog hebben gevraagd,’ loog ik.
Het was de eerste keer dat ik Loes niet in mijn plannen betrok.
De digitale wekker piepte. Loes bracht de wekker met een klap tot zwijgen, strekte haar armen en gaapte uitgebreid. Ze trok een Marlboro uit een verfrommeld pakje en goot een scheut whisky in een kop koude koffie van gisteren.
‘Irish coffee op de nuchtere maag,’ zei ze met een flauwe glimlach. ‘Vroeger doken we dan nog een keer het bed in.’
Door de drank en de kort genoten nachtrust nestelden huidplooien zich in haar gezicht, maar ik wist dat de meeste kreukels en vouwen na een paar uur vervaagden tot een weinig meer dan krassen op verweerd porselein.
‘Verse koffie smaakt beter,’ merkte ik op en schonk twee mokken in.
De tafel had ik uitgebreid gedekt. Gekookte eieren. Carpaccio. Een groentesapje.
Ze schoof aan in een blauw jurkje met een hoge taille en zweeg fijntjes, hoewel ik haar oude charme miste; die leek net als onze begeerte in een voorbij tijdsgewricht te zijn verzonken.
‘Als je het niet erg vindt, sla ik het ontbijt over,’ gaf ze zachtjes aan.
‘Heb je last van een kater?’
‘Nee, ik ben aan het lijnen.’
‘Lijnen? Je lijkt mijn moeder wel. Dan kun je beter sherry gaan drinken en biefstuk eten.’
‘Je moeder? Jij durft,’ piepte ze beledigd.
De ochtend verliep verder met korte overpeinzingen en een traag langs elkaar heen staren.
Vanaf hier ging ze naar huis en dat zou voortaan zo blijven, dacht ik.
Maar dat wist zij nog niet.
Een uur na haar vertrek, ze ging naar een driedaags festijn voor kleinkunstenaars ergens in Noord-Holland, tikte de koper, Arie Mandjes, op het deurtje van mijn stacaravan. Ik liet de rijzige man van middelbare leeftijd binnen.
‘Kop koffie?’
‘Zwart graag.’
‘Kon je de camping makkelijk vinden?’ vroeg ik. ‘Het geeft nogal eens problemen omdat het landgoed als toevoeging A heeft en de camping B.’
Hij ging zitten en deed tegelijkertijd zijn petje af. Zijn kale schedel weerspiegelde het ochtendlicht als een gepolijste marmeren schaal. Toen hij even olijk fronste, tekenden zich langs de geweken haarlijn fijne barstjes af, als in een patroon van gebroken lak.
‘Wil je even rondkijken?’ bood ik aan.
‘Graag. En wat een mooie vrouw is dat op die foto naast de badkamer.’
‘Ja, dat was tot vandaag mijn vriendin. Haar moeder is stervende. Ze gaat weer in het ouderlijke huis wonen, alleen weet ze dat nog niet.’
Arie schudde onbegrijpend zijn hoofd en veegde dan een denkbeeldig pluisje van zijn boksersneus.
‘Volgende maand kun je er in,’ zei ik.
‘Mooi,’ vond de kale man die zich had gestoken in een onberispelijk wit joggingpak. ‘Waar ga jij wonen?’
‘Italië. Ik heb daar een huisje gekocht aan de kust.’
‘Wat een rijkdom.’
‘Ja. Ik houd het voor gezien, hier.’
‘Dat zou ik ook willen, maar mijn kinderen zijn nog aan het puberen.’
‘Die verantwoordelijkheid heb ik nooit gehad,’ zei ik.
Met de oude Alfa die ik had gekocht van het geld dat mijn stacaravan opleverde, koos ik voor de snelweg naar het zuiden. Ik wilde mijn moeder bezoeken nu ik naar de omgeving van Napels vertrok.
Bij de intercom belde ik aan.
‘Wie is daar?’ vroeg ze.
‘Raoul.’
‘O, jij bent het,’ zei ze korzelig, ‘kom maar boven.’
Op de derde verdieping van het seniorencomplex had ze de deur van haar flat op een kier gezet. Zo vermeed ze mij te begroeten. In de keuken pruttelde de espressomachine. Ze leunde met haar handen peinzend op het aanrecht. Hoewel ze begin tachtig was, droeg ze een hippe beige blouse met sierlijk pofmouwen en een sleets gefabriceerde spijkerbroek boven sneeuwwitte Nikes. Haar haar stond in geblondeerde pieken op haar hoofd en een lichte make-up liet een flard verloren jeugd door het palet van rimpels schijnen.
‘Ik heb niet veel tijd, Raoul,’ zeurde ze, terwijl ze uit de keuken kwam. ‘De astrologielijn staat open, maar ik heb hem even uitgezet.’
‘Sympathiek van je,’ zei ik ongemeend.
‘Inderdaad, want praten met jou kost me nu letterlijk geld.’
‘Had je nou een tijd in het ziekenhuis gelegen?’ vroeg ik.
Verbijsterd staarde ze mij aan.
‘Hoe weet jij dat?’
‘De politie belde mijn broer.’
‘Ik heb ze verboden dat te doen!’ riep moeder verbolgen uit.
‘Heb je een koekje bij de koffie?’
‘Koekje? Jij eet nooit koekjes,’ merkte ze op.
‘Vandaag wel,’ deelde ik droog mee.
‘Ik heb er denk ik nog een paar.’ In een kast vond ze een pak gevulde koeken. ‘Zal ik hem op een schoteltje voor je doen?’
‘Wat is de datum van de koeken?’ informeerde ik voor de zekerheid.
‘Ik heb ze pas gekocht, Raoul, je hoeft daar niet altijd naar te vragen,’ wees ze mij terecht en zette haar bril op. ‘Toch, hoe kan het?’ zei ze verontwaardigd. ‘Twee jaar over de datum.’
‘Dan maar geen koek,’ kreunde ik.
‘Dat is dan echt de schuld van de Aldi dat ze die koeken in het schap laten liggen. ‘Ik ga er morgen mee terug.’
‘Heb je water koud staan?’
Met een mengeling van meewarigheid en verbazing tuurde ze over de rand van haar bril. Achteloos wees ze naar het balkon en verdiepte zich in de houdbaarheidsdatum van het pak koeken alsof ze hoopte haar eigen waarheid daarop te ontdekken.
Op het balkon vond ik een pak met flessen mineraalwater. Terwijl ik er een los peuterde, gleed mijn blik langs de rijtjeshuizen en hoge flats die zich tot aan de horizon uitstrekten. Het enige groen in de wijk bestond uit verwaarloosde plantsoenen, waar een enkele jonge boom in een boomkorf stug de wind weerstond, gevuld met een allegaartje van plastic afval, papieren zakken van een hamburgergigant en hondenpoep. In de roestige speeltuintjes klauterden kinderen van allerlei komaf in de rekken of raakten ze met een van de schommels bijna de wolken; het beeld leek al veertig jaar onaangeroerd. Na de scheiding van mijn vader en nog twee mislukte huwelijken was dit povere tableau vivant wat er voor moeder overbleef.
‘Maar vertel, moe,’ begon ik toen ik de huiskamer betrad, ‘je toyboy Sam had je onlangs een pak slaag gegeven?’
‘Och, ja, de arme jongen, je moet weten, Raoul, dat die jongen bipolair is en dagelijks medicijnen moet slikken.’
‘Heb je nog letsel?’
‘Ik heb zes hechtingen gekregen,’ bekende ze en schoof een pluk haar weg bij de slaap, toonde de littekens.
‘Geen aangifte gedaan?’
‘Ben je mal. Als hij de bak indraait, heb ik toch niemand meer.’
‘Bood hij zijn excuses aan?’
‘Hij merkte op dat ik toch al drie lamme tenen aan mijn rechtervoet had en die paar littekens daarbij vergeleken nauwelijks opvielen.’
‘Maar die tenen zijn eraan gegaan door dat ongeluk met die ontplofte colafles in de vorige eeuw,’ merkte ik op. ‘De scherven die zich met fataal gevolg in je voeten boorden. Ik zie het verband met zijn mishandeling niet.’
‘Hij is soms een beetje in de war,’ gaf ze toe.
‘In geval van nood kun je pa vast bellen,’ adviseerde ik.
‘Och, die klootzak,’ mopperde moeder. ‘Ik heb hem jaren geleden voor het laatst gezien, op de verjaardag van je broertje.’
‘Was het samenzijn bij Maarten thuis erg intiem?’ vroeg ik haar.
‘Intiem? Intiem?’ Het schuim stond haar op de lippen. ‘Sam was er ook bij. We waren met een deeltaxi gekomen, helemaal naar Amsterdam-Noord, en je vader wist daar kennelijk niks van, want hij trok bleek weg toen hij na de opgelegde kennismaking zijn mond verbeten scheef trok. Daarop was hij meteen vertrokken.’
‘Hij was gewoon jaloers,’ probeerde ik.
‘Hij en jaloers!’ gilde ze bijna. ‘Die man heeft geen enkel gevoel in zijn donder en al helemaal geen jaloezie.’
‘Dat het je nog zo dwars zit na al die jaren.’
‘Natuurlijk, ik moest er toch ook financieel voor opdraaien.’
‘Daar weet ik niks van.’
‘Kun je je nog herinneren dat hij met een fonkelnieuwe Alfa Romeo thuiskwam na een heel tijdperk met van die afgetrapte roestbakken?’
‘Vaag.’
‘Ik zou een nieuwe keuken van hem krijgen, maar hij vervalste het bedrag van de lening die ik voor de keuken nodig had, wiste mijn handtekening met typ-ex en verzilverde het geld bij de Alfa dealer voor een nieuwe roestbak.’
‘Maar kort erna werd het huis verkocht, met die oude keuken er nog in.’
‘Ja!’ stiet ze woest uit. ‘En de winst stak hij in zijn eigen zak.’
Jullie waren getrouwd in gemeenschap van goederen. Je hebt recht op de helft.’
‘Ik gaf hem het geld. Ik hoefde het niet.’
‘En dat heeft hij verbrast aan dat hoertje uit Thailand.
‘Precies. Dat gedoe altijd met die jonge wijven.’
‘Wat bedoel je precies?’ hield ik mijzelf van de domme.
‘Van je broer kreeg ik een naam door van zijn vriendin die op Facebook stond.’
‘Was ze mooi?’
‘Natuurlijk niet! Ik zag haar profiel en wat denk je?’
‘Ze was veertien.’
‘Het was een transgender,’ bromde ze.
‘Merkte pa daar niks van?’
‘Kennelijk niet. En nou verkeert hij in financiële moeilijkheden, vertelde Maarten. Dat verbouwde manspersoon plukt hem. Het blijkt een hele industrie te zijn.’
‘Industrie?’
‘Verbouwde kerels die zichzelf voordoen als vrouwen en oude mannen laten geloven dat ze de betovering van een jonge halfgod bezitten, maar in werkelijkheid louter uit zijn op hun geld.’
‘In het geval van vader lijkt me dat onomstotelijk bewezen.’
‘Die transgenders krijgen alles vergoed door de zorgverzekeraar. Neuscorrecties, tietvergrotingen, schaamlipaanpassing.’
‘Wat ben je goed geïnformeerd.’
‘Nou word je weer cynisch, nu ga je me weer pesten.’
‘Moe, is dit nodig?’
‘Ik hoor dit van klanten aan de astrolijn, ik verzin het niet zelf!’
‘Kan ik een glaasje water voor mijzelf inschenken?’
‘Dan neem ik even een beller,’ stemde moeder in. Het lichtje van de lijn flakkerde.
In de keuken viel het mij op dat ze vegetarische recepten uit tijdschriften aan een prikbord had genageld met punaises. Ze was nog steeds aan het lijnen, zoals vroeger, toen Maarten en ik pubers waren. Het was toen een raadsel wanneer ze ooit het gewenste resultaat hoopte te bereiken, maar wat ze ook kookte, de verloren kilo’s vonden steevast in korte tijd hun weg terug. Het deed me denken aan de tachtiger jaren, toen het sherrydieet een hype was.
‘Met Johanna van de Astrolijn spreek je. Ja? Och kind, en hoe is het nou met die man van je? Is hij toch homo zoals ik voorspelde?’ Vlijtig schudde ze de Tarotkaarten en vertelde wat ze waarnam. ‘Ik zie de duivel. Nee, dat is niet goed. Maar die wordt opgeheven doordat je maan in Jupiter staat. Bovendien, in jullie geval, ben jij een twee en is hij een één. Dat zijn twee zeer verschillende karakters, al van nature. Jij bent dominant en hij is vaak passief en emotioneel. Uitersten kunnen elkaar aantrekken of afstoten. Gelukkig ben jij een harmonieuze Weegschaal en is hij een seksueel gefrustreerde Vissen. Hij zal het dus niet begrijpen als je hem verlaat. Zal ik even voor je pendelen?’
Mijn moeder sloot elk gesprek met een klant af door te pendelen. Doorgaans gebruikte ze een ketting met een bedel, die dan – naar eigen zeggen – vanzelf wiebelde naar een ja of nee, als antwoord op een vraag aan de kosmos. Maar als die ketting niet in de buurt lag, voldeed een computermuis net zo goed. Met opgeheven muis bewoog ze, zichtbaar doelbewust, het voorspellende medium naar het gewenste antwoord.
‘Het is een ja!’ riep ze triomfantelijk. De klant aan de andere kant van de lijn jubelde hoorbaar. ‘Weet je nu genoeg?’ vroeg moeder opgetogen.
Ik schonk een glas mineraalwater in en bestudeerde het prikbord met de recepten. Het was begin jaren tachtig. De herinneringen aan onze obsessief diëtende moeder die haar kruistocht tegen overgewicht al bij het ochtendgloren inzette, stonden me nog scherp bij. Het bleek een heilloze missie; het eindeloze diëten leidde tot een jojo-effect dat haar hysterie alleen maar voedde en haar in een toestand van chronisch chagrijn bracht. Dat veranderde toen het veelbelovende sherrydieet zijn intrede maakte.
Toen moeder op een ochtend in haar nieuwe tennistenue de huiskamer binnenkwam, plukkend aan de snaren van haar hypermoderne tennisracket, en met een meisjesachtige lichtvoetigheid richting de overdekte sporthal in het dorp huppelde om haar vriendinnen te ontmoeten, wisten we dat er iets aan de hand was. Het dieet, een merkwaardige combinatie van sherry drinken en biefstuk eten, zorgde ervoor dat ze tegen de middag stomdronken thuiskwam. Toch leek het aanvankelijk resultaat te hebben: haar gewicht nam langzaam af. Maar toen de vetrollen uiteindelijk de overhand kregen op de gedroomde taille, vulde het prikbord in de keuken zich opnieuw met uitgescheurde dieetpagina’s uit damestijdschriften.
‘Hallo,’ zei Sam die ongemerkt de huiskamer van moeders flat in rolde met zijn scootmobiel. Hij was slecht geschoren, losse baardplukken markeerden zijn volle kaaklijn en hij droeg een zwart joggingpak met een witte bies en daaronder armoedige Chinese blauwe gympen.
‘O nee toch,’ kermde moeder, ‘ik dacht dat je later zou komen.’
‘Ik ben weer gezakt voor het examen,’ bekende de zesenvijftigjarige bipolair. ‘Het rare was dat voor het examen de lampen boven de eettafel begonnen te wiebelen. Alsof het communicerende cellen waren, maar dan zonder regelmaat.’
‘Dat zijn geesten,’ wist mijn moeder.
‘Glaasje sherry, Sam?’
‘De geest van mijn moeder?’ vroeg hij. ‘Kan jij haar oproepen?’
‘Die geesten horen niet bij ons,’ verklaarde moeder. ‘De wanorde toont aan dat ze verdwaald zijn.’
‘Wat voor examen moest je doen?’ wilde ik weten. ‘Heb je een rijbewijs nodig voor je scootmobiel?’
‘Nee,’ antwoordde hij. Een vlaag ergernis trok over zijn gezicht. ‘Ik ben vrijwel afgestudeerd als professioneel hacker, maar daar heb ik een aantal diploma’s voor nodig. Die zijn alle op hbo niveau.’
‘Dat heb ik ook,’ verklaarde moeder, ‘dan moet jij het ook kunnen.’
‘Komt zij weer aan met haar kut kweekschool uit de negentiende eeuw,’ sarde Sam haar. ‘Iedereen in dit huis heeft hbo-niveau,' jengelde hij, ‘behalve ik weer.’
‘Als je zelf in je hogere niveau gelooft, hoef je dat ook niet te bewijzen,’ suggereerde ik. ‘Je kunt het altijd nog uitleggen.’
‘Gaan we weer op die toer,’ stelde Sam. ‘De familie De Vries met twee handen op één buik en die niet aflatende Amsterdamse humor. Zoeken jullie het maar uit, ik ben weg.’
Hard dreunde de voordeur even later dicht.
De telefoon ging. Een lampje flikkerde.
Het was de astrolijn.
Normaal hou ik wel van een eclectische stijl, maar hier werkt het voor mij niet. Waarschijnlijk omdat het teveel van het goede is. En omdat het echt niet bij elkaar past.
BeantwoordenVerwijderenHier is mijn analyse van de eerste passage.
De opgaande zon vlamde in het ruitje van de keuken en prikte op mijn oogleden.
M: een rare eerste zin. Hoe kan de zon op je oogleden prikken (die dus gesloten zijn) als je kan zien dat zon op het ruitje van de keuken vlamt? De criticus in mij krijgt meteen argwaan. Dat wil je niet.
Een muffe geur steeg op van een overvolle asbak en lege wijnflessen lieten doffe rode stempels achter op het linoleum.
M: Die rode stempels zie je pas als je de wijnflessen oppakt toch? Het is een actieve zin. Anders moet je het in vvt zetten. De criticus begint wakker te worden.
Toen ik de eerste rook van mijn sigaret in de ruimte blies, streek een stofnevel zich glad als een rimpeling in water en kabbelde weg naar het venster dat het beeld van golvende duinen omlijstte.
M: Dit is een erg ingewikkelde zin en ik snap totaal niet wat je bedoelt. Wat strijkt zich precies glad? Rook? Stofnevel? Water? En als het kabbelt, is het toch niet gladgestreken? En waarom moet je de golvende duinen nog weer over dat gekabbel heenleggen? Dat zijn gestapelde beelden, dat werkt niet. Niet voor mij althans.
De jonge strepen ochtendlicht vallen als zilveren spijlen op haar lichaam, dacht ik, terwijl ik het naakte lichaam van Loes naast mij observeerde, stevig ronkend in een walm van knoflook en drank die zich vermengde met de stilte.
M: Nog meer poëzie. Je kan dit doen. Geen probleem. Maar hou je verhaal dan poëtisch. Want wat hierna volgt is prozaïsch.
De vorige avond, we hadden ons bedronken na een voorstelling in Carré, daalde Loes neer in haar put van somberheid en sprak ze amper tijdens de terugreis met de trein, haar blik vastgeklonken aan het landschap dat in schaduwachtige fragmenten voorbijschoot.
M: Ze hadden toch thuis gedronken? Of was het toch in de stad? Je zaait hier twijfel. Dat is niet goed. Ook heb je twee tijdsbepalingen los van elkaar in één zin gezet (Carré en treinreis).
Pas toen we aankwamen op het landgoed en naar huis toe wandelden, verdween haar neerslachtigheid en legde ze een arm om mijn middel.
‘We moeten elkaar missen de komende paar dagen,’ zei Loes.
M: zei ze.
‘Je zult het vast naar je zin hebben,’ antwoordde ik. ‘En ik kan de vrije tijd gebruiken om de administratie te doen.’
M: ok. Beetje saaie zinnen. Maar ok.
‘Heb je veel achterstand?’ vroeg ze.
M: vroeg ze kan weg.
‘Het is te overzien. Ik moet de btw-aangifte doen en een loonvordering naar James sturen. Als hij dan nog in gebreke blijft, moet ik hem voor het gerecht dagen.’
M: Een dialoog is niet hetzelfde als een gesprek dat je in het dagelijks leven hebt. Probeer daar op te letten. Een dialoog moet spanning hebben. Dit zijn gewoon vragen en antwoorden. Is dat wat je wilt?
In de verte versteenden de onweerswolken op de horizon, hun contouren glanzend als kwikzilver in de weerkaatsing van het maanlicht dat even in een driekwartsmaat over zee zwierde. Meeuwen deinden met uitgestrekte vleugels mee op de aanzwellende wind, als bungelend aan vierend elastiek, zwijgend en zonder weerstand.
M: Hier heb je er weer een stuk poëzie tussen geplakt. Ik voel dit niet hoor. Ik krijg er gewoon geen vat op. Je maakt het te ingewikkeld. Schrijf eenvoudig, zodat de lezer het kan begrijpen.
‘Wat zonde van al die jaren dat jullie hebben samengewerkt.’
M: ok
‘Er zijn genoeg opdrachtgevers die mij recent nog hebben gevraagd,’ loog ik.
Het was de eerste keer dat ik Loes niet in mijn plannen betrok.
M: Leuk hoe je hier de spanning opwekt.
Ik hoop dat je hier iets aan hebt!
-- Maarten
Ja, nuttig
BeantwoordenVerwijderen