Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

En onze kat heet Koos - H36

De volgende maandag kreeg Herman de Graaff al vroeg een telefoontje. Hij herkende de stem, het was de secretaresse van Samuel Weinblatt. Vriendelijk vroeg zij of de heer De Graaff bereid was om haar baas te woord te staan. Dat was De Graaff zeker, hij was méér dan nieuwsgierig naar het vervolg op wat hij de zaterdag ervoor had gehoord en gelezen.

‘Samuel, goedemorgen. En toen had je ineens twee vacatures.’

De Graaf taxeerde zijn gesprekspartner op een voldoende gevel voor humor. Aan de andere kant van de lijn klonk een diepe zucht.

‘Herman, goedemorgen. Met Sam. Ik wil even sparren met een fatsoenlijk mens. Je hebt het allemaal gelezen, vertelde Inge mij. Wat vind je ervan? Ik bedoel niet juridisch, maar in moreel-ethische zin.’

De Graaff voelde zich op een aparte manier vereerd dat hij door de voorzitter van de RvC op een mening werd gevraagd. Die mening kon Weinblatt ook, of misschien zelfs beter, aan zijn medecommissarissen vragen. Desnoods aan Arno Hoogenberg, die in deze soap vermoedelijk de lachende derde was. Door het lichte gevoel van trots heen speelde ook de gedachte dat het zover allemaal niet had hoeven komen, zou de RvC hebben gedaan waarvoor hij was aangesteld: toezicht houden.

‘Hebzucht, Samuel. Dat in de eerste plaats. Van de hele platte soort. Niet de ene bedelaar die van de andere een boterham afpakt, maar gewoon hebzucht, omdat genoeg nooit genoeg is. Jezus, het gaat om tweehonderd K de man. Dat verdient De Vet ongeveer in een jaar…’

‘…zeker met vakantiegeld en dertiende maand,’ vulde Weinblatt aan.

‘En dan heeft De Vet ook nog eens een vrouw die steenrijk is. Weet je wat het eigenlijk is, Sam? Arrogantie. Gewoon denken dat je er mee wegkomt, geld overmaken naar een Nederlandse bank. Elke accountant moet dit toch ontdekken. En hoe diep heeft de directeur financiën bij de Haagsche eigenlijk zitten slapen?’

Weinblatt zweeg. De opmerking over de falende controle raakte hem ook. Met De Vet had hij iemand uit zijn eigen coterie aangesteld en daarna was hij te goed van vertrouwen geweest. Die fout zou hij een volgende keer iet maken.

De Graaff was intussen op stoom geraakt, hij wilde nog wel iets kwijt.

‘En in de laatste plaats zitten al die managers en directeuren zich eigenlijk gewoon te vervelen. Er zijn er veel te veel van en dan gaan ze lopen klieren. Weet je Sam, je kunt bij de Haagsche een hele managementlaag eruit snijden en het enige dat je merkt is dat er een paar parkeerplaatsen vrijkomen.’

Het was een stokpaardje dat De Graaff al jaren bereed, nu op weinig subtiele wijze tegenover iemand die zelf ook directeur was en in laatste instantie verantwoordelijk voor de managementlaag waar De Graaff het over had.

‘Nou ja, de goeie niet te na gesproken dan,’ voegde die er nog snel sussend aan toe.

Samuel Weinblatt liet een afgemeten ‘dank je’ horen, waarna De Graaff zich vrij voelde om te vragen wat de RvC met De Vet en Vroom van plan was.

‘Dat zal ik je vertellen, maar eerst even een formeel puntje, Herman. Je weet dat je nog steeds aan een geheimhoudingsbeding gebonden bent?’

Het amicale was uit de stem van Weinblatt verdwenen. De Graaff had mogelijk wat te vrij gesproken, maar hij had geen spijt van zijn woorden. Die hele RvC heeft natuurlijk boter op zijn hoofd. Met zijn antwoord lief De Graaff de temperatuur in het gesprek nog een graad of vijf verder dalen.

‘Dan geef ik je ook een formeel antwoord, Samuel. Natuurlijk blijf ik gebonden aan het geheimhoudingsbeding. Alleen ziet dat beding op zaken waarvan ik tijdens mijn dienstverband kennis heb genomen, niet erna. Ik was afgelopen zaterdag geen werknemer meer van de Haagsche, zoals je weet. Inge trouwens ook niet. Overigens kun je op mijn discretie rekenen, als dat is wat je bedoelt. Ik heb wel met Nancy over die e-mails gesproken, maar daar blijft het bij.’

Weinblatt had geen zin meer om De Graaff veel openheid van zaken te geven. Bovendien moest hij eerst zijn medecommissarissen spreken. Hij hield het kort.

‘We ondernemen over enkele weken actie, meneer De Graaff. De eerste prioriteit is dat de nieuwe organisatie goed uit de startblokken komt. Daar wil ik het bij laten. Ik dank u voor het gesprek.’

Nancy de Graaff lag nog in bed toen het telefoontje van Weinblatts secretaresse binnenkwam. Nu stond zij in haar ochtendjas naast haar man en keek ze hem vragend aan.

‘Ik denk eigenlijk dat Weinblatt net zo’n pedante ijdeltuit is als de rest,’ sprak Herman tot zijn vrouw.

Binnen het kantoor van de Haagsche verliepen de eerste weken van december chaotisch. Rob Vroom had De Vet ervan overtuigd dat hij beter enkele tientallen nieuwe computers kon kopen, dan te proberen om het haperende systeem van Domstad vast te knopen aan het haperende systeem van de Haagsche. De samengevoegde ict-afdelingen draaiden overuren om de werkprocessen een beetje gaande te houden.

De Vet had zijn staf verordonneerd dat op de werkvloer alleen van ‘kinderziektes’ gesproken mocht worden, wat suggereerde dat de problemen overzichtelijk en van tijdelijke aard waren. Half december vroeg Roelof Janssen aan Linda Kazimir of kinderziektes ook chronisch konden zijn.

Na een week of drie was niettemin het meeste leed geleden. De systemen begonnen te functioneren en er ontstond een balans tussen het aantal thuiswerkers en de collega’s die in de ochtend een flexplek moesten vinden. Met de feestdagen voor de deur leek iedereen zijn draai wel een beetje gevonden te hebben.

Alleen voor Jules de Vet hing het gesprek met de commissarissen als een inktzwarte donderwolk boven de horizon. De bespreking stond geagendeerd voor 21 december, de laatste vrijdag voor de kerst, ’s middags om 15.00 uur. Om 16.00 uur stond een volgend gesprek op de rol, tussen de RvC en de vers aangetreden directeur personeel Rob Vroom.

Normaal gesproken vergaderden de commissarissen in een mooie zaal in de directiegang op de achtste verdieping. Dat deden zij één keer per jaar en vooral niet te lang, zodat het gezelschap inclusief de directie tijdig koers kon zetten naar een chique restaurant in de stad.

Nu had Weinblatt als locatie gekozen voor een vergaderruimte in een motel langs de A12, ergens midden in het land. Alsof er geen getuigen in de buurt mochten zijn, dacht De Vet met een somber voorgevoel. Ook het mailtje van de voorzitter van de RvC medio december, dat hij en Vroom er verstandig aan deden om een advocaat te laten aanschuiven, had hem verre van gerustgesteld. Die advocaat zou niet één van de gebroeders Kazimir mogen zijn, die hadden bij eerdere gelegenheden de werkgever al vertegenwoordigd.

De Vet verscheen in het gezelschap van mr. Manfred Tromp, een oudere advocaat die kantoor hield aan de Amsterdamse Zuid-as. Op het kaartje dat mr. Tromp voor Weinblatt op tafel legde, stond te lezen dat hij alles wist van ondernemingsrecht en internationale overnames. Kennelijk deed de advocaat van De Vet arbeidsrecht er een beetje bij.

Van de zeven commissarissen waren er naast Weinblatt vier aanwezig. Het was genoeg om indien nodig tot een beslissing te komen. De eerste woorden van Samuel Weinblatt maakten de ernst van de situatie voor Jules de Vet nog niet duidelijk. Weinblatt bedankte de directeur voor het werk dat hij had gehad aan de overname van Domstad en deed dat in vlakke en obligate bewoordingen. Het klonk nogal sneu, om bedankt te worden voor wat gewoon je werk was – voor een kleine twee ton per jaar.

Daarna vroeg Weinblatt of De Vet tegenover Siebold Leeser wel of niet had gesproken over het hanteren van Gestapo-methodes. Dat hele Gestapo-verhaal interesseerde Weinblatt niet eens zo gek veel, net zoals hij geen punt wilde maken van het ‘Jawohl, mein Führer’ op zaterdagavond 1 december. Wat de voorzitter van de RvC betrof had iedereen recht op zijn bizarre en incourante standpunten. Wel hechtte Weinblatt aan eerlijkheid en aan het fatsoen om een fout toe te geven.

Die kans miste de directeur van de Haagsche voor open doel. Jules de Vet antwoordde dat hij aan het voorval geen actieve herinnering had, welk antwoord hem was gesouffleerd door zijn advocaat. Mr. Manfred Tromp had meerdere parlementaire enquêtes op televisie gevolgd. Daar was het een populaire reactie van iedereen die ronduit ontkennen net te ver vond gaan.

Weinblatt schoof zijn stoel naar achteren, haalde enkele documenten uit zijn tas en legde die voor zich op tafel. De Vet dacht een ogenblik dat hij er mee wegkwam, dat hij alleen maar een standje kreeg voor onfatsoenlijk gedrag, totdat de vier andere commissarissen het één voor één van Weinblatt overnamen.

Het lullige smeergeld dat Rob Vroom aan Kanon Automatisering BV had betaald, het nog lulliger verhaal van de pony van Vrooms dochter, de bereidheid van De Vet om dat smeergeldverhaal af te dekken en buiten de boeken te houden, sowieso het feit dat De Vet aan drie jaar niet genoeg had gehad om het dossier-registratiesysteem te vervangen, de enorme kluit waarmee Clemens Wiggers het riet was ingestuurd, in strijd met alle richtlijnen en protocollen van correcte gevalsbehandeling, het kostbare afscheid van één van de betere en meer ervaren juristen en niet in de laatste plaats de fantastische wijze waarop De Vet uit de rails was gelopen, in de rechtszaal en recent nog in de feestzaal.

Toen ook de laatste commissaris was uitgesproken, hernam Weinblatt het woord. Zijn gezicht stond strak, hij keek De Vet en Tromp onbewogen aan.

‘Tot zover, meneer De Vet, zouden wij misschien bereid zijn geweest om een regeling te treffen, waarmee u er zonder grote kleerscheuren afkwam. Ik ben alleen bang dat uw problemen zich niet uitsluitend laten bespreken binnen het kader van het arbeidsrecht.’

En met een blik op de advocaat van De Vet: ‘Doet u ook aan strafrecht?’

Met deze woorden schoof Weinblatt de papieren die al enige tijd voor hem lagen in de richting van De Vet en mr. Tromp. Het was de correspondentie tussen De Vet en Vroom, die Maaskant daags voor het grote feest in De Vets computer had gevonden en uitgeprint. Jules de Vet legde de papieren binnen enkele seconden terzijde. Hij was bekend met de inhoud. Dat gold niet voor advocaat Tromp, die iets improviseerde in de trant van ‘hoe komen jullie hieraan en cliënt ontkent dat dit zijn woorden zijn’.

Weinblatt ging er niet op in. Hij schoof een volgend document over de tafel.

‘Je kunt tekenen bij het kruisje, Jules. Je neemt per direct ontslag, zonder vergoeding en je betaalt binnen een week die twee ton terug. Wij beraden ons nog over een claim wegens bestuurdersaansprakelijkheid. Daarnaast zal ik volgende week namens de Haagsche aangifte doen wegens verduistering. Alles wat ik je kan bieden wanneer je hier en nu een krabbel zet, is dat wij de zaak verder niet aan de grote klok hangen. Dan kun je mogelijk elders nog aan de slag. Er wordt niet onderhandeld.’

Terwijl De Vet lijkbleek in zijn stoel onderuit zakte, vroeg mr. Tromp om een bedenktijd van drie dagen. Hij was gewend aan stroperige onderhandelingen bij internationale overnames en had verwacht in een sfeer van loven en bieden terecht te komen. Hij vond dit allemaal erg snel gaan. Ook wilde hij in het weekend enkele handboeken arbeids- en strafrecht uit de kast trekken.

Weinblatt wilde er niet van weten.

‘Ik schors de vergadering voor twintig minuten. Jullie kunnen blijven zitten en de tijd gebruiken om na te denken, wij gaan theedrinken.’ De commissarissen verlieten de vergaderruimte en lieten een ontredderde De Vet en een verbaasde mr. Tromp achter.

Jules de Vet had geen warme herinnering aan de laatste keer dat in zijn bijzijn een vergadering voor twintig minuten werd geschorst. En net als de vorige keer had hij aan kort overleg met zijn raadsman genoeg om te zien dat hij niet veel keus had.

Op 27 december verscheen op intranet van de Haagsche het bericht dat de heer drs. Jules Gideon de Vet zijn carrière per 1 januari buiten de Haagsche Juristen Centrale zou voortzetten en dat hij met onmiddellijke ingang zijn taken neerlegde. Namens de RvC bedankte Samuel Weinblatt De Vet voor zijn inzet en verdiensten.

Tegelijk verwelkomde de voorzitter de heer mr. Arno Hoogenberg als de nieuwe algemeen directeur ad interim. In een tweede bericht viel te lezen dat de heer Robert Jasper Vroom eveneens per 1 januari was vertrokken. Zijn verdiensten waren kennelijk onvoldoende geweest om hem daarvoor te bedanken. De functie van directeur personeel kwam te vervallen en werd omgezet in de functie van ‘hoofd personeelszaken’. Voor die laatste positie werd per direct een vacature opengesteld.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties