Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

De brief - H24

De buurvrouw geeft mij de sleutel terug. Ik bedank haar voor de goede zorgen en vraag haar of ze morgenmiddag koffie komt drinken.

‘Ik ben nu te moe,’ zeg ik.
Ze ziet het aan me, zegt ze.
Alles in huis is mij vreemd. De lege gang met resten behang aan de kant geschoven, herinnert mij vaag aan mijn twijfel over wel of niet verhuizen.
Nog geen zeven dagen geleden ging ik aan boord van een schip aan de andere kant van de wereld en nu ben ik hier. En ook al ging ik niet met het vliegtuig, toch grijpt het verschil van die twee werelden me aan. De wijzers van mijn horloge zijn nietszeggende strepen. Ik mis de traagheid van het schip. Ik mis Klaas en vervloek mezelf erom dat ik zijn telefoonnummer niet vroeg. Of op zijn minst zijn achternaam, dan had ik naar hem kunnen zoeken op het internet.
Met een draai aan de knop begint de koelkast te brommen. Ik wil zo vlug mogelijk mijn vertrouwde leven zien op te pakken om het onwerkelijke gevoel te verdrijven.
Ik wil ook een eind maken aan de chaos in mijn hoofd. Flarden van gesprekken en beelden. Het vriendelijke gezicht van Liz, jouw woorden die wonden groeven in mijn lijf.
Ik sluit de gordijnen ook al is het buiten nog volop licht. In mijn handbagage kom ik de sandwich tegen die ik net voor ik van boord ging nog snel even kocht in een kiosk terwijl ik er helemaal geen trek in had. Iets van vroeger. Een moeder die roept “vergeet je boterhammen niet voor je naar school gaat.”
Hij smaakt beter dan verwacht. Hij smaakt niet alleen beter, het kauwen erop kalmeert me. Ik loop naar de platenkast en zoek naar een elpee die ik draaide wanneer jij er niet was omdat jij er niets aan vond. Als ik er een gevonden heb zet ik hem toch maar weer terug en pak Janis Joplin met Cry Baby. Haar rauwe stem vult de kamer. Ik voel me een junk die een shot neemt en zichzelf belooft dat deze echt de laatste is.
Ik heb dat nodig om legitiem zelfmedelijden te mogen voelen.
Ik draai Janis een paar keer achter elkaar en neem daarna een hete douche.

Ondanks de moeheid val ik niet in slaap. Het zijn geluiden in huis die mij vertrouwd zouden moeten zijn maar het niet zijn. Zolang ben ik toch niet weg geweest? In ieder geval minder dan ik van plan was. Is het omdat ik nu pas echt alleen ben? Er is geen wij meer, ook geen wie weet misschien ooit.
Jij had niet veel tijd nodig om een nieuw lief te vinden.
Ik hoor de voordeur bij de buurvrouw op het nachtslot gaan.
Had ik niet moeten gaan? Was dat beter geweest? Of was ik me dan blijven afvragen wat je brief betekende.
Buiten rijdt een brommer voorbij. Het monotone geluid zwelt langzaam aan en sterft even langzaam weer weg. Op de wekker zie ik dat het tien over half vier is. Heb ik toch geslapen.
Ik ben te wakker om in bed te blijven. Vroeger vond ik het heerlijk om zo vroeg wakker te worden. Dan draaide ik me nog eens lekker om en genoot van het vooruitzicht nog een paar uur te kunnen slapen, maar nu ben ik rusteloos alsof er iets belangrijks is dat ik moet doen wat niet kan wachten. Maar wat dat zou kunnen zijn, ik heb geen flauw benul. Er schiet me niets te binnen.
Wanneer ik de wc doortrek en terug naar de slaapkamer loop, valt het me op dat de deur van mijn werkkamer op een kier staat. Ik kan me niet herinneren dat ik daar gisteren al was geweest en ik weet zeker dat ik hem, voor ik naar New York ging, dicht had gedaan. Dat doe ik altijd als ik ergens heen ga voor langere tijd.
Nieuwsgierig loop ik er heen. De pen en mijn aantekenboekje met een paar snelle krabbels liggen op hun vertrouwde plek waar ze altijd liggen.
Er is niets aan de hand, stel ik mezelf gerust. Ik ben die deur gewoon vergeten dicht te doen voor ik weg ging, of heb hem niet goed dichtgetrokken.
Beneden zet ik een volle kan koffie. Ik merk het pas als ik het water door de filter hoor druppelen. Moet weer wennen aan alleen zijn. Net als drie jaar geleden. Had ik echt gedacht dat we samen terug zouden komen?
Terwijl ik wacht tot de koffie is doorgelopen, begin ik alvast met opruimen. Ben nu toch wakker. Mijn koffer ligt open op de tafel. Het meeste is kleding die straks meteen de wasmachine in kan. Bij het selecteren ervan stuit ik op je nachthemd. In een fractie van een seconde bedenk ik dat dit een goed moment is om het met zak en al in de vuilnisbak te gooien.
Ik doe het niet. Ik haal het uit de zak en gooi het bovenop het andere wasgoed. Weggooien kan altijd nog.

‘Mijn zus? Hier?’
Ik begrijp niet wat de buurvrouw zegt.
De buurvrouw knikt. Ze kijkt ineens ernstig. Wat als een nuchtere mededeling was bedoeld is door mijn reactie ineens niet meer zo onschuldig.
‘Ze zei dat ze jouw zus was. Ik geloofde haar.’
‘Wat kwam ze doen?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ze klonk geloofwaardig, voor ik het wist stonden we binnen.’
‘Je liet haar binnen?’
Ik kan het bijna niet geloven. De buurvrouw is niet iemand die zomaar mensen binnenlaat in mijn huis. Die zogenaamde zus van mij moet dan ook een goede actrice zijn geweest. Of een doorgewinterde oplichtster.
‘Ze zei zelfs nog iets over dat kastje. Dat ze het leuk vond dat je het niet had weggedaan.’
Mijn gedachten zoeken koortsachtig mijn geheugen af naar wie die vrouw zou kunnen zijn. Ik heb wel een zus. Jaren terug is zij geëmigreerd naar Canada. Zij zal heus niet zomaar onverwachts voor mijn deur staan.
‘Hoe zag ze eruit?’
‘Gewoon denk ik, ik let daar nooit zo op. Ze was wel aardig. Wacht, ze was nogal stevig en ze had half lang donker haar. Ik schat haar zo’n jaar of achtendertig, veertig misschien, hooguit.’
Dat kan mijn zus niet geweest zijn tenzij ze haar haar heeft geverfd, concludeer ik snel. Maar wie dan wel? Het idee dat een onbekende in mijn huis was maakt me argwanend. Wat moest die vrouw hier? Was ze bewust op zoek naar mij of belde ze zomaar aan? Maar wie doet zoiets?
‘Je weet zeker dat ze hier moest zijn?’ vraag ik nog een keer.
‘Ja, ze noemde je naam en zei dat jij haar zus was.’ |
‘Ik mis niets,’ zeg ik. ‘maar het idee dat...’
‘Ik ben er de hele tijd bij gebleven,’ zegt de buurvrouw vlug. ‘Zij is nergens alleen geweest. Ik hoop dat dat je een beetje gerust stelt. Ze bleef wel wat langer in de kamer waar je pc stond,’ voegt ze er aan toe.
Mijn schrijfkamer? Dat was het dus. Er was daar wel degelijk iemand binnen geweest. Maar wat had die vrouw daar te zoeken?
Ons gesprek verloopt heel anders dan ik verwacht had. Ik blijf me maar afvragen wie die vrouw heeft kunnen zijn en de buurvrouw blijft zich maar verontschuldigen en verwijten maken dat ze zo stom is geweest om niet naar haar naam te vragen.
‘Zij heeft hier gelukkig niet alleen rond gelopen.’ Ik zeg het alleen om op mijn beurt haar gerust te stellen. Ik wil het gesprek beëindigen en dat ze weggaat. Het idee dat iemand in de kamer was waar ik mij veilig waande maakt me onrustig.
De buurvrouw kan het goed begrijpen, zegt ze wanneer ik haar vraag om mij alleen te laten.
‘Ik zie dat het je aangrijpt. Het spijt me dat ik haar geloofde en binnenliet.’

Als ze weg is ren ik de trap op naar boven. Als een adelaar naar zijn prooi spied ik naar de kleinste verandering op mijn bureau. Ik kan niets vinden. Of toch? Op het toetsenbord ligt niet overal evenveel stof. Alsof iemand er met iets, een hand? overheen is gegaan.
Maar als zij…, waarom dan?
Het zal wel te verklaren zijn, denk ik. Misschien heeft de wind het stof weggeblazen toen ik vanmorgen het raam opende.
Maar het was vanochtend toch windstil? Ik ben er ineens niet meer zo zeker van. Ik was moe, ik weet vast niet precies meer wat ik deed. Dat kan toch?
Mezelf geruststellen. Als het moet ben ik er goed in. Dit is zo’n moment dat het moet. Ik haal me anders maar de gekste dingen in mijn hoofd. Alles is er nog. Hier heeft niemand iets weggenomen.
Toch laat het idee dat een vreemde vrouw hier stond, op de enige plek in huis waar ik mij veilig moet voelen om te kunnen schrijven, mij niet los.
Ik bel een slotenmaker en vraag of hij vandaag nog een slot op de deur van mijn schrijfkamer kan zetten.





Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Ik heb weer helemaal bijgelezen. Wat een spannende wending neemt je verhaal aan. Je schrijft erg goed, ik bleef maar doorlezen. Nel

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten