Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

De brief - H22

Halverwege de ochtend word ik wakker. De zon staat loodrecht aan de hemel en schijnt tegen de gevels van wolkenkrabbers en in de straten van New York.

Ik moet gisterenavond direct in slaap zijn gevallen nadat Marian mij terug had gebracht naar het hotel. Ik kan me er weinig meer van herinneren.
Vanmiddag heb ik met haar afgesproken. Of liever zij met mij. Ze stond erop mij te vertellen hoe het met haar was gegaan nadat ze drie jaar geleden in het vliegtuig stapte. “Maar dan wel morgen. Drie uur?”
Ze had gelijk. Ik kon niet eens meer fatsoenlijk op mijn benen staan.
Over de brief zei ze niets.
Ik neem me voor om me straks niet mee te laten slepen door mijn gevoelens. Ik wil horen wat zij te zeggen heeft. Het zal ons laatste gesprek zijn.
Ik trek mijn jas aan en ga naar buiten. De kans dat ik een tweede keer in New York ben is klein. Bovendien, het is nog lang geen drie uur. Op mijn hotelkamer loop ik me maar druk te maken. Wat heb ik daar aan?
Op straat is het warmer dan ik dacht. Had mijn jas niet aan hoeven doen. Wolken werpen patronen van licht en schaduw op de stoep en langs de gevels. Het valt alleen mij op. Ik denk dat omdat iedereen om mij heen haast lijkt te hebben.
Bij een café waarvan de deur openstaat, ga ik naar binnen en bestel een espresso en een donut. Er zijn maar weinig gasten. Precies genoeg om niet op te vallen wanneer ik mijn aantekenboekje tevoorschijn haal waarin ik invallen noteer of iets dat mij verwondert. Zoals het spel van licht en schaduw daarnet. Nu zijn het vragen voor straks, als ik je zie. Waarom alleen maar deze drie woorden, Marian? Waarom schreef je niet gewoon over hoe het met je gaat? Of over Liz? Woont ze bij jou? Slaap je met haar? En denk je nog weleens aan mij? Als je sushi’s eet bijvoorbeeld?

Liz heeft zich teruggetrokken op haar kamer. Zij liet me meteen voelen dat ik welkom was toen ik aanbelde, door mijn hand met beide handen te omklemmen. Ik kan me voorstellen dat jij op haar viel. Ze heeft iets waardoor iemand zich meteen op zijn gemak voelt bij haar.
Ik heb die gave niet. “Jij houdt mensen op een afstand,” zei je altijd. Je zei er ook bij dat ik dat vooral niet mocht veranderen.
“Ik heb daardoor minder concurrenten,” stelde je me gerust toen je zag dat ik schrok van je opmerking.
Maar intussen werd je wel verliefd op haar. En ik maar denken dat wat wij hadden voor altijd zou zijn. Je smeekte me om met je mee te gaan naar New York. Je kon niet zonder mij. Je herhaalde het keer op keer.
Je ging. Ik wilde je smeken om te blijven maar ik wist dat het zinloos was.
Daarvoor kende ik je te goed. Eigenlijk wist ik het al op het moment dat je thuiskwam die avond. Het waren je ogen. Ze straalden.
Het had echt niet veel gescheeld of ik had toch ja gezegd, maar de gedachte aan een vreemd huis waarin ik lange uren zat te wachten tot je thuiskwam, kon ik niet verdragen. Ik stelde me New York voor als een drukke rumoerige stad en vergeleek het met de serene rust in Alphen aan den Rijn. Ik dacht aan de wandelingen die ik ’s morgens in alle vroegte maakte langs de Zegerplas en zag mezelf al lopen in drukke straten vol toeterende auto’s.
“Ik zal er nooit kunnen aarden,” vertelde ik je toen ik besefte dat mijn besluit vast stond.
“Ik hield niet genoeg van jou. Anders was ik niet bij je weggegaan.”
Het zijn deze woorden die ik maar niet uit mijn kop krijg.
Hield ik ook niet genoeg van jou? Was ik anders toch met je meegegaan? Kon ik echt niet aarden? Of was ik gewoon bang voor de verandering die me onherroepelijk stond te wachten? En als ik toch met je mee was gegaan? Was Liz dan gewoon een vriendin geworden of…?
Je komt binnen met koffie. Ik kijk naar je gezicht. Bij je ogen ontdek ik een paar rimpeltjes. Je lippen heb je licht aangestipt, iets dat je vroeger nooit deed. Je haar is langer. Het groeit nu tot over je schouders. Je glimlacht naar me als je vraagt of ik nog steeds geen suiker wil. Je hele gezicht is glimlach, net als vroeger. Jij bent niet iemand die maar een beetje lacht of een beetje boos is. Bij jou hoeft niemand te gissen naar hoe jij je voelt. Alleen ik zag de kleine verandering in je ogen, de sporadische keren dat je ergens aan twijfelde of als iets je niet zinde.
En nu Liz natuurlijk ook. Het zit goed tussen jullie. Ik merk het ook aan haar. Zij oogt ontspannen en is zeker van jouw gevoelens voor haar. Anders zou ik wel iets van rivaliteit hebben bespeurd in haar blik.
Jij kijkt ook naar mij, merk ik dan.
‘Je bent veranderd,’ zeg je.
‘Veranderd? Ik?’ Je opmerking verrast mij. Volgens mij is het enige dat veranderd kan zijn het besluit dat ik halsoverkop nam om naar New York te gaan. Ik was nooit impulsief.
‘Je hebt een boek geschreven. Het verbaast me niets. Je was zo dromerig altijd.’
‘Het sluimerde al wel denk ik,’ geef ik toe. ‘Weet je dat jij het was die dat idee voor het eerst opperde? Het schoot me weer te binnen toen je al weken weg was.’
Toen je weg was. We zwijgen.
‘Ik had niet verwacht dat je naar New York zou komen, Eveline.’
Ze loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Dan draait ze zich om.
‘De eerste maanden dat ik hier was werd ik volledig in beslag genomen door mijn nieuwe job. Ik dacht nergens anders aan, ook niet aan jou. Toen dat tot me door drong werd het mij van lieverlee duidelijk dat wij niet bij elkaar pasten. We verschilden te veel. Ik ging ervan uit dat jij dit ook zo voelde.’
Ze pakt mijn hand. Ik laat haar begaan omdat ik niet weet wat ik anders moet doen.
‘Het spijt me Eveline. Jij bent de laatste die ik pijn wil doen. Mijn werk betekende alles voor me. Ik dacht niet meer aan ons.’
“Ik dacht niet meer aan ons.” Het is deze zin die pijn doet.
‘Waarom stuurde je me dan de brief?’
Ze antwoordt niet meteen. Misschien dat ze het verwijt hoort in mijn vraag.
‘Omdat ik je deelgenoot wilde maken van mijn geluk,’ zegt ze dan toch. ‘Dat was het. Ik dacht oprecht dat jij, net als ik, ook door was gegaan met je leven.’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik kan toch niet zeggen dat ik nog lang aan haar dacht en iedere dag verwachtingsvol uitkeek naar de postbode.
‘En ik wil Liz het land laten zien waar ik vandaan kom. En toen moest ik weer aan je denken om wat wij hadden. Ik miste je zo op dat moment. Ik miste je echt Eveline, alleen niet op de manier waarop jij mij miste. Het spijt me dat ik me dat niet realiseerde,’ voegt ze eraan toe.

Eveline zegt ze, niet Eef. Er is geen intimiteit meer tussen ons. Of toch? Ze had me anders toch niet geschreven? En haar woorden daarnet, ze had ze ook niet kunnen zeggen. Dat kan niet anders betekenen dat ze nog wel iets voor me voelt? Iets dat…
Lang kan ik daar niet bij stilstaan want ze pakt mijn hand.
Ze gaat vastberaden op haar doel af, net als vroeger, is wat ik denk.
‘Er is nog iets dat ik je wilde vertellen,’ bevestigt ze mijn gedachten. ‘Wij gaan trouwen. We wilden naar Nederland gaan om je te vragen of je onze getuige wilde zijn.’
Ik weet niet of ik haar goed verstaan heb. Dacht ze echt dat ik dat leuk zou vinden na alles wat ze me heeft aangedaan?
Alles draait nog steeds alleen maar om jou, wil ik zeggen maar ik doe het niet. In plaats daarvan gris ik mijn tas van de bank en loop met grote passen naar de voordeur. Ze komt me niet achterna. En daar voel ik mij nog beroerder door. Ik besta niet meer voor haar, dreunt het door mijn hoofd.
Alles wat wij hadden, in een klap weg. Ik ben woest op mezelf. Woest om al die jaren dat ik van je bleef houden. Woest ook omdat ik naar hier ging.
Buiten is de zon verdwenen achter donkere wolken. Het zal niet lang meer duren voor het gaat regenen. De eerste druppels vallen al. Het kan me niet hard genoeg plenzen.
Als ik bij het hotel aankom zie ik mezelf weerspiegeld in de glazen deur. Doorweekt van de regen.
Zonder dat ik weet waarom draai ik me om en ren over natte stoepen het hele eind terug.
Wanneer je de deur opent stort ik me in je armen. Je trekt me mee naar binnen.
We weten het allebei: Leonard Cohen: Hey, that’s no way to say goodbye.

Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Mooi hè, wa delen

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooi hè, wandelen rond de Zegerplas, in Alphen aan den Rijn. 'Rondje Meer', noemen ze het daar.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten