Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Dat alles: de vriendschap met Karel van Eerschot, die klachtenzaak en vervolgens het contact dat met zoon Robert was ontstaan speelde zich in versnelde beelden af in het hoofd van Leopold van Rijckershove toen hij rondliep in het Luxor. Toen hij de stoelen zag en het podium en zich afvroeg hoe hij toch in vredesnaam in deze positie verzeild was geraakt.
Maar er is nu geen weg terug meer.
Leopold haalt de sheets uit zijn aktentas en vraagt waar de overheadprojector zich bevindt. Robert kijkt hem wat bevreemd aan. Er is alleen gezorgd voor een beamer; de laatste projector heeft al enige tijd geleden dit pand verlaten.
‘Ik zal je tekst even scannen en in een PowerPoint omzetten; als je dan even knikt als er een nieuwe sheet moet verschijnen, dan regel ik dat.’
‘Het licht…kan dat wat minder fel? Ik moet het tenslotte niet van mijn uiterlijk hebben.’ Het zou een grapje kunnen zijn, maar Leopolds gezicht blijft uitgestreken.
Robert beseft nog maar eens, dat het straks in eerste instantie van zijn eigen inleiding zal afhangen of de avond in ieder geval succesvol wordt ingezet. Eerst maar eens beginnen met een aanval op de morele superioriteit van het socialistisch gedachtegoed. Dat heeft de tijd mee en zal ongetwijfeld weer in goede aarde vallen. En als daarna zelfs een erudiet professor, die politiek neutraal oogt, zich achter zijn uitgangspunten plaatst, dan wordt deze avond vast een succes. Ook al is nu al duidelijk dat hij hem niet lang hoeft te laten spreken. Robert glimlacht als hij bedenkt dat de professor geholpen heeft zijn eigen slotwoord te dragen.
David van de Meer is ondertussen ook bij het Luxor gearriveerd en nadat hij buiten op de hoek nog een moment heeft geaarzeld, is hij nu toch maar naar binnen gegaan.
Hij is uiteraard van al deze samenhang niet op de hoogte. Hij moet er nog naar raden. Het enige wat hij ziet gebeuren is dat twee mannen zich voorbereiden op een lezing. Wat hij ook weet is dat een van deze twee mannen door de AIVD wordt aangeduid als mogelijk staatsvijandig en dat het zijn opdracht is om daarover meer aan de weet te komen. Ook is hij er ondertussen van overtuigd geraakt dat ook de jongeman daarbij betrokken zou kunnen zijn. Maar eerlijk is eerlijk. Feitelijk is er nog niets gebeurt wat als verdacht aangemerkt zou moeten worden. Het overhaast vertrekken uit een te geven college en een ruil van koffers in de bagagehal van een NS-station kunnen toch onmogelijk als verdachte handelingen worden aangemerkt.
Toch lijkt het hem nog steeds beter om zich niet bekend te maken. Hij heeft er zich van verzekerd dat de receptie nog onbemand is. Vervolgens ziet hij verderop de grote deuren van de zaal openstaan. Rechts daarvan hangt een groot gordijn. Zo stil mogelijk loopt hij de gang in en schuift het gordijn opzij. Daarachter bevindt zich een opslag met daarin de nodige reserve stoelen. Aan de andere zijde van het gordijn heeft hij zicht op de zaal, ziet hij het podium en slaat hij gade hoe Leopold loopt te ijsberen. Hij schijnt helemaal in gedachten te zijn. Dan komt ook de jongeman in beeld en vangt David wat woorden op. Schijnbaar hebben ze het over sheets en over een PowerPointpresentatie en het kan bijna niet anders of die Vlaamse professor is vandaag voor twee lezingen ingehuurd. Misschien was dat de reden voor het overhaaste vertrek van Leopold op de universiteit. De jongeman zal hebben gesignaleerd dat de bijeenkomsten elkaar dreigden te overlappen in tijd. Hij zal van Rijckershove weggehaald hebben uit de collegereeks over Wagner, om in ieder geval de professor voor deze avondlezing veilig te stellen. Wat overhaast lijkt hem zo, want er is nog geen enkele bezoeker te signaleren, maar goed, misschien moet er nog het een en ander worden voorbereid. Of misschien was hij bang dat de oudeheer oververmoeid zou raken.
David zucht eens diep en realiseert zich dat er feitelijk nog steeds niets verdachts aan de hand is. Het ‘niet-pluis’ gevoel dat hij toch wel degelijk even had, is inmiddels wel zo’n beetje weggeëbd. Er is nog weinig vreemds aan deze hele gang van zaken. En daar komt bij dat er eigenlijk niets is, wat hem trekt aan een avond waarop Leopold de uren gaat vullen. Het zou hem niet verbazen als hij vanavond simpelweg voor een tweede keer hetzelfde verhaal over Wagner gaat afsteken.
David wacht nog even op het goede moment, zodat hij ongezien de aftocht kan blazen. Het is toch wel erg gênant om nu zo opeens in de gang te verschijnen.
Maar net als hij denkt het gordijn opzij te kunnen schuiven ziet hij de jongeman naar de uitgang van de zaal lopen richting de gang. Voorzichtig trekt hij zich vanachter het gordijn juist nog verder terug. In het schemerlicht dat het gordijn biedt ziet hij achter in de wand een deur. Stel dat de jongeman een blik achter het gordijn wil werpen op zoek naar een paar extra stoelen! David neemt de gok en opent de deur in de achterwand. Hij komt opnieuw terecht in een gang die zich haaks op de gang bevindt die naar de zaal leidt. Ook geen veilig idee. Wat verderop is er een volgende deur. Zo zacht mogelijk opent hij deze en terwijl hij achteromkijkt gaat hij naar binnen. Meteen struikelt hij over een tas die zich vlak achter de deur bevindt. In het licht dat vanuit de gang naar binnen valt ziet hij meteen dat dit weleens de tas zou kunnen zijn waarmee hij de heren het station heeft zien verlaten.
Het was hem meteen opgevallen. Beide heren zou hij niet snel associëren met zo’n sporttas en Leopold die de tas droeg al helemaal niet. Waarom is de juten tas achtergelaten en ingeruild voor deze? Een sportwedstrijd lijkt er hier niet mee gespeeld te gaan worden. Hij vindt op de tast de lichtschakelaar rechts van de deur en stelt tot zijn opluchting vast dat het een inpandige ruimte is zonder ramen. Licht blijft op deze manier binnen.
Naast de tas ligt ook nog een stapeltje folders. Hij pakt er een van de stapel. Nou ja, folder? Het heeft meer weg van een vlugschrift. Het zijn van die bij elkaar geveegde feitelijkheden en vraagtekens, zoals hij ze tegenwoordig in allerlei complottheorieën over het wereldwijde web ziet zwerven. Is het aanspoelen van dat vluchtelingenjongetje niet gewoon in scene gezet? Worden de overtochten per wankel bootje van staatswege niet gewoon door de overheid betaald. En zijn degenen die de vluchtelingen naar die bootjes leiden niet simpelweg ambtenaren die opdrachten van tirannieke presidenten uitvoeren? Om ons hier te destabiliseren? Omdat ze weten dat we nooit in staat zullen zijn zoveel migranten op te vangen. In ieder geval zeker niet zonder dat een woningtekort en tekorten in de zorg de maatschappij gaan ontwrichten. Zonder dus dat de tweedracht in de samenleving onaanvaardbaar wordt aangewakkerd. Nu betalen de armen in onze wijken nog de rekening. Zij die als enige blanke moeten zien te overleven tussen de oproepen tot gebed, de hoofddoekjes en de harde keelklanken. Maar weldra zal die strijd zich voortzetten in de middenklasse. Hun voortplantingspotentieel overtreft de blanke bevolking en het zal niet lang meer duren voor de hele samenleving van een andere bevolking is voorzien. In anderhalf A4 staat de maatschappelijke discussie samengevat die nu al een tijdje in de krochten van onze samenleving woedt. Ondertekend met Robert van Eerschot. Zo heet de jongeman dus blijkbaar.
De inhoud schokt David niet. Het is dagelijks nieuws. Zelfs bij het biertje na het tennis is het vluchtelingenvraagstuk en wat we daarmee moeten, een geliefkoosd thema. Het scheidt in het begin van de napraat de geesten, waarna de alcohol hen weer bij elkaar brengt.
Hij legt het foldertje weg en probeert de tas open te ritsen, maar dat lukt hem niet. Tot zijn teleurstelling ziet hij dat er een slotje aan het ritsje is bevestigd. Een onnozel klein hangslotje, maar toch voldoende om nieuwsgierigen een inkijkje te belemmeren. Hij zal de inhoud niet kunnen controleren zonder het hangslotje te vernielen. En ook al is hij razend nieuwsgierig, hij weet dat hij het recht niet heeft. Onwettig verkregen bewijs zal een verdere rechtsgang frustreren. Hij trekt er nog eens aan en voelt aan de buitenkant of hij misschien nog iets van een voorwerp kan onderscheiden. Maar dat levert niets op.
Hij roept zichzelf tot de orde. Hier stopt het. Loslaten. Gewoon naar huis. Hij doet het licht uit en opent de deur. Op datzelfde moment ziet hij een schaduw die voor de persoon uitloopt en die elk moment de hoek om kan slaan. Dat zal hem zijn, realiseert David zich: die jongeman.
In een flits sluit hij de deur, schakelt de lamp uit en kruipt voor de zekerheid achter een stapel stoelen. Niet voor niets, want even later opent de jongeman de deur van de opslagruimte en staat hij bij hem binnen. Welke afstand scheidt hen: twee meter? Hij realiseert zich, dat als de jongeman het licht aandoet, hij ongetwijfeld door de mand valt. Zoveel dekking geven deze stalen poten nou ook weer niet. De ontdekking wordt dan wel heel gênant.
Maar het licht blijft gelukkig uit. Robert van Eerschot neemt genoegen met het schijnsel dat vanuit de gang naar binnen valt. Hij knielt bij de tas en voelt aan de ritssluiting. Uit zijn broekzak haalt hij een sleuteltje tevoorschijn en opent de tas. Hij haalt er wat verkreukelde kranten uit en legt die terzijde. Wat hij vervolgens in zijn handen heeft, kan David niet goed onderscheiden. Wel ziet hij Robert op zijn horloge kijken en een draaiende beweging maken.
‘Goed dat Leopold van een strak tijdschema houdt’, hoort David hem hardop zeggen. Daarna gaan de spullen weer in de tas en draait hij met het sleuteltje de boel weer op slot.
David haalt pas weer adem als de deur dicht valt.
Reacties
Een reactie posten