Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
David loopt naar het raam en kijkt gespannen naar beneden. Ze moeten tien verdiepingen met de lift en zullen dan door de aula zich naar buiten bewegen. David schat de tijdspannen die hiervoor staat in op minimaal twee minuten. Het klopt, daar lopen ze.
David aarzelt niet langer. Hij verdwijnt nu ook in de gang naar de liften. De deur staat uitnodigend open. Niemand anders laat de lift onderweg stoppen en in een looppas, die het midden houdt tussen voort maken en niet te veel opvallen, haast hij zich naar buiten. Hij komt terecht op het campusplein voor het collegegebouw en speurt naar de twee. Rechts van hem ziet hij de bomen die het parkeerterrein markeren.
Recht voor hem een naastliggend collegezalencomplex met een trap die naar een dakterras leidt. Schuin links voor hem een plein met de lange weg de campus over. Deze route is zoals gebruikelijk volgelopen met studenten. Hij rent voorbij de echte studiemeisjes met bril, die haastig met een boek onder de arm naar een volgende ontmoeting met een interessante hoogleraar op weg zijn; voorbij de groepjes jongens die vlot en trendy gekleed achteloos met een duur gekocht broodje in de weer zijn en hun volgend feestje bespreken; wordt ingehaald door sportieve jongens op sportschoenen, met korte broek en brede en afgetrainde spiermassa’s en laat zich zeker niet afleiden door de lonkende meisjes, die hun hoge cijfers halen met een stralende glimlach en het sluiks achterover werpen van hun blonde haren. Hij heeft zelfs geen oog voor de eenling die waarschijnlijk over een briljante intelligentie beschikt en zijn zelf gesmeerde boterham eet vanuit een trommel in een hoekje van het plein. Nee, David is alleen maar bezig met dat wonderlijke koppel waarvan hij een glimp probeert op te vangen.
Hij ziet ze niet en moet opnieuw een gok nemen. Hij besluit dat het beter is voor één richting te kiezen dan om in het wilde weg elke optie een paar meter te verkennen en vervolgens vooral in al die opties verstrikt en op een onoverbrugbare achterstand te raken.
Het meest voor de hand liggend is de weg naar de parkeerplaats. Hoogleraren kunnen zich over het algemeen wel de luxe van de nieuwste Rover of Volvo permitteren en steken daarmee graag op de parkeerplaats hun collega’s de ogen uit. Maar dan denkt David aan de bruine aktetas en de beige overjas van Leopold en kan maar één conclusie trekken. Als die al op pad is gegaan met zijn jonge toehoorder, dan zal dat met het openbaar vervoer zijn. David kiest met overtuiging voor de straat die naar de bushalte leidt en zet het op een hollen.
Zijn vermoeden komt uit. Als hij de hoek van het collegezalencomplex omslaat en de bushalte in beeld krijgt, ziet hij ze staan. Ze hebben de schaduw opgezocht van een esdoorn, die al vroeg in het voorjaar met zijn bladerdek beschutting biedt tegen regen en zon en de mogelijkheid om in de schaduw te verdwijnen.
Op het moment dat David de professor en zijn jonge toehoorder bij de bushalte ziet staan, besluit hij nonchalant bij dezelfde halte te gaan staan. Van de jongeman weet hij eigenlijk wel zeker, dat die tijdens het college niet één keer achterom heeft gekeken. En over de aandacht van Leopold voor de toehoorders kan hij kort zijn: nihil. Ze zullen hem niet herkennen. En bovendien: als ze hem wel identificeren als een van die oudere heren waarmee ze zojuist nog een lokaal hebben gedeeld, dan is het toch niet zo vreemd, dat hij nu ook naar huis vertrekt. Tenslotte heeft de expert, waarvoor hij kwam, het pand in allerijl verlaten.
De mannen pakken de bus naar het centrum en David loopt door naar de stoelen twee plaatsen achter hen. Als hij hen voorbijloopt, bereidt hij zich voor op herkenning. Maar de heren zijn dusdanig druk met elkaar in gesprek, dat David geen blik waardig wordt gegund. Hij heeft er vervolgens heel wat voor over om te kunnen horen waar ze over spreken. Tot zijn grote ergernis nemen echter de twee kwebbelende meisjes vóór hem nogal luidruchtig de laatste What’s app berichtjes met elkaar door waardoor hij de mannen niet kan verstaan. Hoe lang blijven bakvissen eigenlijk giechelen?
Ze nemen de Annastraat, steken het Keizer Karelplein over en gaan in de richting van het Centraal Station en draaien daar al snel het plein op. Er zijn meer passagiers in- dan uitgestapt en het gangpad staat inmiddels vol. De nodige studenten zijn blijkbaar op deze donderdag al weer op weg naar hun ouderlijk huis. Grote tassen vol, waarschijnlijk met vuile was, vormen onoverwinbare hindernissen. David meent de was trouwens ook te ruiken.
Het is te voorzien dat er zo meteen een drukte van belang ontstaat. Het kan zo maar dat iemand vóór hem besluit bij het uitstappen alle anderen voorrang te verlenen. In dat geval zal hij de mannen al gauw kwijtraken.
De bus stopt en het duurt inderdaad even voordat iedereen uit de bus is. Tassen blijven haken achter leuningen. Passagiers maken nog even een eind aan hun gesprekje. Hij ziet voor zich hoe de twee mannen de afstap naar buiten nemen. Maar hij moet zelf nog even wachten, omdat iemand zich nog plots omdraait om nog een plastic tas van de stoel te grissen. Eenmaal buiten ziet hij verderop de mannen verdwijnen in de stationshal. Hij wil er snel achteraan, maar in zijn haast en in het gedrang van de studenten die naar huis willen, duwt hij een frêle meisje omver dat, met een zware tas aan haar blote schouder met zwart bh-bandje, toch al niet al te stevig op haar benen staat. Hij helpt haar overeind, terwijl hij tegelijkertijd een onhandig excuus stamelt. Als hij vervolgens opkijkt, zijn de mannen verdwenen. Hij loopt de stationshal door, speurt links en rechts en kan niet anders dan concluderen dat ze hier niet meer zijn.
Hij heeft geen idee waar ze naar toe zijn en rent het eerste het beste perron 1a/1b op. Hij scant de paar wachtenden en de bankjes waarop een enkeling de krant leest. Van het tweetal geen spoor. Hij gaat terug naar de drukte van de hal in en neemt de tunnel naar 3a/3b. Met twee treden tegelijk en zo lang als zijn conditie dat toestaat, rent hij de trap op naar boven. Het perron is leeg. Aan de overzijde op perron vier is de trein naar Roermond net vertrokken. Hij ziet om de bocht de trein vaart nemen, kleiner worden en de rode lichten verdwijnen uit het zicht. David hijgt van de inspanning. ‘Potdorie, de jaren beginnen zo langzamerhand toch echt wel te tellen. Nou dat was het dan.’ De melodie van het liedje ‘Ein Zug nach nirgendwo’ meldt zich spontaan in zijn hoofd. Nou ja nergens naar toe? Ze hebben overduidelijk de trein naar het zuiden genomen.
Was het dat? Houdt zijn eerste klus hier dan al op?
Hij staart nog een tijdje naar de in de verte vertrokken en al lang niet meer zichtbare trein. Uiteindelijk haalt hij zijn schouders op en wandelt rustig terug naar de hal. Als hij er, terwijl hij tree voor tree de trap weer afloopt, nog even over nadenkt, kan er maar één verklaring zijn. Ze kennen elkaar. Misschien zijn het wel vader en zoon. Het is tenslotte niet voor het eerst dat een zoon zo op het oog het tegenbeeld vormt van de vader. Zoon gaat mee naar het college dat vader geeft. Zoon maakt aantekeningen en stopt die in een enveloppe met op de buitenkant datum en tijdstip van het college. Zoon herinnert vader eraan dat hij vandaag nog een afspraak heeft en wijst hem op de krapte in het reisschema. Waarna ze samen in haast vertrekken.
David realiseert zich dat dit niet echt een spannend scenario is, maar dat de meeste situaties uiteindelijke vaak tot een gewone handeling te reduceren zijn. Hij moet erom glimlachen; hij had niet gedacht dat bij zo’n klus de fantasie zo snel op hol kan slaan.
In de hal is het nog steeds druk. Hij heeft zin in een broodje en draait zich abrupt om naar de kiosk die hij net voorbij gelopen is. Bij de vuilnisbak staat een man die hem vaag bekend voorkomt, maar hij kan zijn gezicht niet thuisbrengen. Hij heeft de indruk, dat toen hij plots omdraaide, die man wel heel nadrukkelijk naar hem keek. Maar nu hun blikken elkaar treffen, vouwt hij zijn krant op en loopt hij weg. Voor David is dat altijd lastig. Hij heeft zoveel gezichten gezien in zijn speurwerk, dat hij vaak niet meer helder krijgt of hij iemand al eerder heeft gezien en of dat nu van een gezellig gezamenlijk feestje is of van een stapel politiefoto’s.
Hij haalt zijn schouders op. Genoeg avontuur gehad voor vandaag.
‘Drie euro vijftig.’
Hij kijkt naar het witte kadetje met kaas. Voorverpakt in stevig plastic en bedenkt dat het verpakkingsproces waarschijnlijk al meer heeft gekost dan het broodje zelf. Het broodje zal er ook niet beter door smaken, maar goed, hoe dan ook, het is in ieder geval hygiënisch verantwoord.
Hij gooit het plastic weg en neemt een flinke hap. Kauwen hoeft niet. In één hap en met een beetje speeksel lijkt het brood weer teruggebracht tot zijn basis: meel met water.
Hij wil er een opmerking over te maken. Maar hij ziet er bij nader afzien toch van af. Die overijverige werkstudent achter het buffet kan toch niet verantwoordelijk gehouden worden voor deze kwaliteitslunch. Als hij hem zelfs wil bedanken voor de service, ziet hij ze. Ze komen tevoorschijn uit de ruimte naast de kiosk. Hij kan ze bijna voelen langs komen. Hem keuren ze opnieuw geen blik waardig. Het blauwe bordje boven de ingang geeft aan, dat het de ruimte is met de bagagekluisjes. Als hij ze nakijkt valt hem op dat het linnen tasje is ingeruild voor een sporttas. En dat de aktetas verdwenen is.
Ze zijn er nog! Niks Roermond.
‘Wilde u nog iets’. De kioskhouder ziet zijn aarzeling. David kijkt hem een seconde aan, gooit het restant van het broodje in de vuilnisbak en zonder nog een woord te zeggen volgt hij het tweetal.
Reacties
Een reactie posten