Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
David schuift wat stoelen aan de kant en probeert nadat hij heeft afgerekend, zo nonchalant mogelijk het terras te verlaten. Verdomme, denkt hij bij zichzelf, hij heeft gewoon een paar zware jongens gestuurd! Dit is geen kwestie van een goed gesprek, het geven van zijn getuigenverklaring, het laten zien van de foto als bewijsmateriaal en een belofte van Robert van Eerschot om zich bij de politie te melden. Natuurlijk niet en hij baalt van zijn naïviteit.
Als hij opzij kijkt, ziet hij dat broerlief hem vanaf de straat in de gaten houdt. David aarzelt en vraagt zich af wat nu wijs is. Als hij blijft dralen zal het ongetwijfeld lijken alsof hij toch nog even wacht op wat waarschijnlijk hun opdrachtgever is. Als hij te vlot wegloopt is dat overigens eveneens verdacht.
Hij loopt zo rustig mogelijk naar de overkant, suggereert dat hij de aanbiedingen van de drogisterij nog even doorneemt, schuift op deze wijze een meter of 50 op en steekt dan, nog steeds rustig wandelend de weg weer over, om vervolgens de winkelpassage, die hij eerder heeft verkend, in te duiken. Daar komt hij op adem en gaat hij zijn opties na. De conclusie is duidelijk: hij moet weg hier.
Hij stapt het steegje in dat rechtstreeks naar de van Welderenstraat leidt. Maar vlak voordat hij het steegje uitkomt, ziet hij in het donker het onmiskenbare silhouet van een van de kompanen afsteken tegen het licht op de achtergrond.
Hij draait zich om, maar kijkt meteen ook tegen zijn metgezel aan. Ze naderen hem van beide zijden en hij kan geen kant op.
‘Dag heer,’ zegt degene die naast hem was gaan zitten op het terras.
‘Ik zie dat je ook geen trek hebt in asperges.’ David probeert gevat te klinken.
‘Nee, dat klopt, ik heb op dit moment eigenlijk meer trek in een mobiele telefoon.’ Verbeeldt David het zich of maakt hij zich nog wat groter.
‘Ik neem aan dat U er geen bezwaar tegen hebt dat ik even uw telefoon vast mag houden?’ De kerel pakt hem stevig bij de arm. ‘En de toegangscode uiteraard.’
Altijd meewerken is het politiemotto in dit soort omstandigheden, dat heeft David nog onthouden van de sterke verhalen van zijn voormalige politiecollega’s en hij geeft hem de code. De kerel scrolt door de recente telefoongesprekken en herkent natuurlijk meteen het nummer van zijn baas.
‘Gebeld met Robert van Eerschot zie ik.’
David besluit er nu maar het zwijgen toe te doen en kijkt nog een keer in beide richtingen van dit steegje. Hij beseft dat hij zich zelf hier in zo ongeveer de meest ongelukkige situatie heeft gemanoeuvreerd. Hij schudt zijn hoofd, dat zouden zijn ex-collega’s in de actieve dienst nooit zijn gebeurd.
De man voor hem laat zijn mobiel vallen.
‘Och, nu is ie gevallen.’
Vervolgens zet hij zijn zwarte hoge veterschoen met een stamp op het mobieltje, waardoor het scherm versplinterd alle kanten opspringt.
‘Och en nu is hij ook nog stuk,’ roept de man achter hem.
Als David zich naar hem omdraait voelt hij een klap tegen zijn achterhoofd en tuimelt voorover op de keien. Hij voelt met zijn tong langs zijn lippen en proeft bloed. Vervolgens wordt hij aan zijn kraag weer omhooggetrokken.
‘Het is dat je een respectabele leeftijd hebt, anders had dit steegje zo maar het laatste kunnen zijn wat je met je oogjes nog had kunnen bekijken, een doodlopend steegje dus. Je bent al wat ouder en ik mag toch hopen inmiddels wat wijzer. Dat is je gelukkie. Als je denkt dat je onze baas een loer kunt draaien, dan ben je toch echt verkeerd bezig. Even voor de goede verstaander: dat akkefietje met die maffe Belgische professor was een ongelukje. En ik weet niet wat je verder allemaal nog gezien meent te hebben. Maar je weet vanaf nu, dat je dat niet gezien hebt.’
Hij laat David weer los en stapt vervolgens een paar passen van hem weg. Maar de ander komt weer dichterbij en haalt met zijn vuist uit en slaat hem in zijn maagstreek, waardoor David dubbelklapt en seconden die wel minuten lijken geen lucht krijgt.
‘Je moet je vingers niet branden aan wat groter is dan je zelf. We houden je vanaf nu scherp in de gaten en één ding is zeker, als je weer rare dingen doet, dan kom je er niet zo goed van af als nu. David voelt nog een harde trap onder in de rug en valt weer op de keien. Als hij even later moeizaam overeind krabbelt, kijkt hij voorzichtig op of zijn belagers nog ergens te bekennen zijn. Tot zijn opluchting ziet hij dat ze weg zijn. Hij is weer alleen in het steegje, laat zich neerzakken op de stenen en probeert eerst zodanig te herstellen dat hij kan staan en bewegen. Als hij weer staat steunt hij nog een moment met zijn rug tegen de muur. Hij voelt in zijn binnenzak. De krantenfoto heeft hij nog. De autosleutels ook.
Reacties
Een reactie posten