Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Tuinhuisje - Nathan van Ree

Oom Gé was dood. Hartstilstand, onverwacht, met tweeënzeventig te jong. Nog onverwachter was het telefoontje van de notaris.
'U bent zijn enige erfgenaam, meneer Verhulst.'
'Hoe bedoelt u?' vroeg ik.
'De heer De Jager had geen verdere familie meer. Bovendien heeft hij u apart genoemd in zijn testament. Zou u deze week bij ons langs kunnen komen voor de afhandeling van de nalatenschap?'

Ik ging erheen en het stond er inderdaad, zwart op wit:

Ik legateer aan Jacobus Verhulst, geboren op 11 augustus 1976 te Amsterdam, mijn tuinhuisje, waaronder ik versta het voorste houten tuinhuisje, afmeting 23 m2, op tuincomplex Dolce Far Niente. Het legaat is niet vrij van erfbelasting; deze komt voor rekening van de legataris.

De rest ging naar goede doelen. Dat verbaasde mij ergens, maar waarschijnlijk was dat opdat ik verder niets van hem kon krijgen. Tante Dina was vorig jaar na een langdurig ziekbed overleden. Helaas leefden mijn ouders toen ook al niet meer en verdere familie was er niet.
Maar waarom had hij mij in vredesnaam een tuinhuisje nagelaten? De man had aan mij een nog grotere hekel gehad dan aan tuinieren. Hoe anders was zijn vrouw geweest. Ik herinner me nog goed hoe ze over haar tuinhuisje vertelde, op de dag dat we waren gebrouilleerd met oom Gé.
De verjaardag van mijn moeder. Tante Dina en oom Gé zaten er nog, de rest van de visite had oom Gé inmiddels weggemopperd.
'Je tuintje staat er heel mooi bij, Dina,' zei mijn moeder terwijl ze de foto's bekeek die tante Dina had meegebracht. 'Ik wou dat ik zulke groene vingers had.'
'Ik heb er nu ook radijsjes staan,' zei tante Dina. 'Morgen ga ik er weer heen, dan pluk ik de rucola.'
'Weer zand tussen mijn eten. Wat moet je toch telkens met dat rottuintje, Dina,' zei oom Gé. 'Koop gewoon sla bij de groenteboer.'
'Toe nou Gé, laten we het gezellig houden,' zei mijn moeder.
'Gezellig? Net als die zoon van je zeker, de hele avond achter een boek. Kijk hoe bleek hij is. Wat lees je eigenlijk, jochie?'
'Ik ben geen jochie,' hoorde ik mezelf eruit flappen.
Verbaasde blikken van mijn ouders. Waar kwam dat ineens vandaan? Ik had iets wat de dokter volgens mijn moeder een 'ontwijkende persoonlijkheidsstoornis' noemde, maar volgens mijn vader gewoon te maken had met weinig behoefte aan contact.
Mijn handen trilden.
Oom Gé stond op. 'Geen grote mond tegen mij, jochie,' zei hij en beende de kamer uit. Een moment later hoorden we de voordeur dichtslaan. Geschrokken keken mijn ouders elkaar aan.
'Sorry,' zei tante Dina. Met een verontschuldigende blik volgde ze oom Gé naar buiten.
Sindsdien was ons contact met oom Gé verbroken geweest.

Tot de uitvaart van tante Dina. In sommige families ziet men elkaar alleen nog met trouwerijen en begrafenissen zeggen ze, en in ons geval klopte dat. Ik was nu zo oud als oom Gé was geweest toen ik hem voor het laatst had gezien.
'Gecondoleerd,' zei ik.
Zichtbaar met moeite beantwoordde oom Gé mijn toegestoken hand.
'Je tante was gek op haar tuintje,' zei hij.
'U niet, geloof ik.'
'Schei uit. Ik kwam er alleen soms voor de rust.'
'Rust krijgen lijkt mij wel wat.'
Oom Gé had me veelbetekenend aangekeken.

Ik was van plan geweest het huisje van de hand doen. Ik heb niets met tuinieren. Bovendien zou dat de betaalde erfbelasting weer wat goedmaken.
Maar nadat ik op een morgen wakker werd van een woordenwisseling onder mijn Amsterdamse slaapkamerraam, waarin een 'vuile teringhufter' het aan de stok had met een 'gore slettenbak', begon het idee van een tuinhuisje steeds meer te lonken. Zo'n huisje leek me een fijne tegenhanger van mijn gehorige appartement in het altijd drukke Amsterdam. Steevast herrie en mensen om je heen.
Ik woon daar alleen, nooit getrouwd, zelfs nooit een langdurige relatie gehad. Dat schijnt bij mijn afwijking te horen. Een 'vermijdende persoonlijkheidsstoornis' noemen ze het tegenwoordig, of 'vermijdingsstoornis'. Waarschijnlijk is het erfelijk. Het komt erop neer dat ik sociale situaties liever uit de weg ga, me niet tussen de mensen wil begeven.
Daarom had mijn vader me na mijn vwo naar het meao gestuurd. Tussen de cijfers had ik geen last van anderen. Lezen deed ik al meer dan genoeg, vond hij.
In het tuinhuisje zou ik veel kunnen lezen, zonder last van anderen.

Toen twee dagen later de buren een feestje bleken te organiseren, besloot ik dat weekend in het tuinhuisje te gaan doorbrengen. Misschien zou ik er vanaf nu zelfs wel elk weekend kunnen bivakkeren.
Ik klapte de achterbank van mijn auto neer en laadde mijn Nespresso-apparaat en wat weekendspullen in, gevolgd mijn fiets. Ik verheugde me op een fietstocht in de Drentse natuur.
Het noordoostelijke landschap wisselde boerderijen en eindeloze vergezichten af met heide en ongerepte stukken bos. Het laatste stuk weg naar het huisje was onverhard, mocht de naam 'weg' nauwelijks dragen. Door elkaar geschud naderde ik na twee stapvoets gereden kilometers het terrein met volkstuintjes. Daar stonden vooraan twee tuinhuisjes, met elk een volkstuintje eromheen. Tussen deze beide huisjes zat een meter of twintig. Het linker was het eerste huisje op het tuincomplex en moest dus het mijne zijn. Even verderop stond nog een aantal tuinhuisjes.
Tot mijn verbazing zag het er keurig uit, in tegenstelling tot het huisje rechts ervan. Dat zag er meer uit zoals ik had verwacht, want tante Dina had hier tenslotte al lang niet meer heen gekund: het was omgeven door wildgroei en er was duidelijk sprake van achterstallig schilderonderhoud. Ik was opgelucht dat mijn huisje er wél goed uitzag, want voor zo'n bouwval was ik toch wel erg beducht geweest. Gelukkig had oom Gé tante Dina's huisje kennelijk bijgehouden tijdens haar ziekte. In het tuintje groeide nu niets (en dat zou zo blijven wat mij betreft), maar het was aangeharkt. Het huisje zelf zat goed in de verf en voor zover ik kon zien vertoonde het geen gebreken. Voor ik goed en wel een sleutelgat zag, probeerde ik onwillekeurig de deurklink. De deur ging zomaar open.
Binnengekomen begreep ik waarom oom Gé niet de moeite had genomen het huisje af te sluiten: er lag niets om mee te nemen. Of misschien was het gewoon gemakzucht geweest. Ik nam de kleine ruimte in mij op. Het rook er naar vers hout. De kamer besloeg zo'n vier bij vijf meter en in de kozijnen zat dubbelglas. Onder het raam tegenover de ingang stond een tweezitsbank, bij het andere raam een fauteuil, met daarnaast een leeslamp. Er stond een lege kast die er nieuw uitzag.
Het huisje had zelfs een toiletruimte. Even schrok ik. In de spiegel staarde een schrale, kalende man met een mensenschuw boekhoudersgezicht mij aan.
Ik zakte in de fauteuil en luisterde naar de stilte.
Toen klonk er geklop op de deur.
Ik deed open een daar stond een reusachtige man, gekleed in een vale spijkerbroek en een strak T-shirt dat zijn spieren duidelijk liet uitkomen. Ik schatte hem op ongeveer mijn leeftijd, maar verder was hij in alles mijn tegenpool. Hij stak een hand uit.
'U bent vast de nieuwe eigenaar. Piersma, aangenaam.'
De man had een Amsterdamse tongval. Ik schudde de hand, die de mijne met één kneep had kunnen vermalen tot gruis.
'Verhulst,' zei ik. 'U hebt hier ook een huisje?'
'Daar verderop,' zei hij, en knikte in de richting van de overige huisjes. 'Ik zit hier al vijftien jaar. Bevalt me prima. U zal veel plezier beleven aan de grond hier.'
Ik vertelde hem maar niet dat ik geenszins van plan was hier daadwerkelijk te gaan tuinieren.
'Het is trouwens snel gegaan,' ging Piersma verder. 'U boft dat u er zo snel al in ken.'
'Ja, ik bof maar,' zei ik, want ik had geen idee waar hij precies op doelde. Had mijn oom het huisje soms laten renoveren? Dat leek me toch wel erg ver gaan, maar waarom ook eigenlijk niet? Hij had me tenslotte verteld dat hij hier soms zijn rust kwam zoeken, misschien was het hem hier wel gaan bevallen.
Piersma nam gelukkig snel afscheid en ik ging weer zitten in de fauteuil.

Ik schrok wakker van een oorverdovend kabaal. Ik snelde naar het raam en keek in de richting waar het geluid vandaan kwam. Piersma was bezig tegels te doorklieven met een apparaat dat in herrie zijn gelijke niet kent. Hij had gehoorbescherming op en zat met zijn rug naar me toe, gekleed in een blauwe overall. In zijn tuintje lag een hoop aarde met ernaast een stapel tegels. Ik besloot hem niet te storen in zijn helse lawaai.
Ik stapte op mijn fiets, die ik tegen mijn huisje had gezet. Van een rustige fietstocht had ik al lang niet meer kunnen genieten. Nu bevond me in een soort fietsoase.
Volgens de paddenstoel was de afstand naar Dwingeloo zeven kilometer, af te leggen via een smal fietspad dat zich door dichte bebossing slingert. Het leek me een uitstekende bestemming voor een eerste, verkennende fietstocht.
Erg sportief ben ik niet, maar fietsen heb ik altijd aardig gekund. Het is een van de weinige dingen die ik graag buiten doe; niemand die je lastig kan vallen. Zelfs zonder versnellingen had ik een aardig gangetje. Soms moest ik iets uitwijken voor een overhangende brandnetel; ik droeg tegen mijn gewoonte in een korte broek. Mijn benen zijn bleek en schriel, maar hier zou ik geen bekenden tegenkomen. Net toen ik weer een afwijking naar links moest maken, hoorde ik vlak achter me een vloek en het geluid van slippende banden. Ik keek om en zag een bejaarde man met een fietshelm op, die zijn fiets ternauwernood in bedwang kon houden. Achter hem een vrouw, ook bejaard, gehelmd. De vrouw had een enorme vaart, kon niet meer op tijd reageren en knalde tegen de fiets van de man, waarop beiden onder het slaken van onverstaanbare kreten onderuitgingen. De man belandde op het rijwielpad, de vrouw zeilde links van het pad de brandnetels in. Hun beider elektrische fietsen stuiterden nog een stukje door.
Ik remde, stapte af en liep met mijn fiets in de hand terug naar het echtpaar, naar ik aannam. Mijn hart ging tekeer en met trillende benen naderde ik de twee gevallenen. De vrouw kermde, probeerde zich op te richten. De man was inmiddels opgekrabbeld en trekkebeende schuimbekkend op mij af.
'Stoethaspel!'
'Gaat het meneer, ik…'
'Dwaas!' De man was bejaard, maar tanig en een kop groter dan ik. Hij begon met zijn rechtervuist mijn kant op te zwaaien. Ik heb nog nooit gevochten, zelfs op school niet, en wist me geen raad. Toen hoorde ik uit de brandnetels een vrouwenstem roepen.
'Aart! Aart, stop!'
De man draaide zich om naar zijn vrouw, die nu rechtop zat. Ik sprong op mijn fiets en reed zo snel ik nog durfde naar mijn tuinhuisje terug. Fietsen zou ik hier niet meer.

De zon, oranje en gezwollen, boorde zich in de verte traag in de horizon. In Amsterdam reikt mijn uitzicht niet verder dan het tegenovergelegen huizenblok. Ik bleef kijken, luisterde naar de zwaluwen die hoog en schichtig over de eindeloze weilanden vlogen. In de verte hoorde ik een paard hinniken. Amsterdam leek verder weg dan ooit.
Het viel me nu op hoe snel het alweer donker wordt eind augustus. In de stad is er altijd licht. Het koelde ook snel af hier. Ik ging mijn tuinhuisje in, sloot de gordijnen en nam de verhalenbundel van Tsjechov van de stapel meegebrachte boeken. Links naast de fauteuil stond mijn dampende Nespresso. Oom Gé had hier kennelijk elektriciteit aan laten leggen. Hoe die betaald werd zou ik moeten nagaan, maar dat kwam nog wel. Met mijn rechterhand kon ik precies bij de schakelaar van de leeslamp.
Zo voelt geluk dus.
Toen kliefde het geluid van Piersma's tegelsnijder de atmosfeer in tweeën. Ik goot van schrik mijn kopje leeg over mijn boek. De hete koffie stroomde vanuit het midden van de opengeslagen bundel mijn kruis in. Ik sprong op en stootte mijn hoofd tegen de rand van de leeslamp, die daardoor omviel en ermee ophield te schijnen. Het kabaal stopte weer. Hijgend keek ik door een kier tussen de gordijnen en zag Piersma lopen, nog steeds in overall. Hij moest voor het lichtschijnsel van mijn plafonnière mijn silhouet zien en stak zijn hand op.
Zou ik hem durven aanspreken? Wat bezielde de man om deze tijd nog tegels te snijden? Maar ik werd mij bewust van de aanblik die mijn met koffie overgoten kruis moest bieden. Piersma stond echter al voor mijn deur, die ik schoorvoetend opende.
'Ha, Verhulst,' zei hij. Hij snoof. 'Ruik ik koffie?'
'Nespresso. Kan ik iets aanbieden?' Het was eruit voor ik er erg in had.
Piersma nam de kamer in beslag. Hij ging in mijn fauteuil zitten en keek verbaasd naar de leeslamp die daarnaast op de vloer lag. 'Ongelukkie gehad?'
'Ach. Ik regel morgen wel een nieuw ledlampje.'
'Sorry voor de herrie, trouwens. Ik was nog een stukkie van me terras vergeten en morgenmiddag moet het klaar zijn. Dan geef ik een feessie, hier op de tuin. Van harte welkom, hè.'
Hij goot zijn koffie achterover en stond op. 'Tot morgen dan maar. Bedankt voor de koffie. Gaan we vaker doen.'
Door de nog geopende gordijnen keek ik de blauwe gestalte na, die als een soort verschrikkelijke sneeuwman door het tuinlandschap richting zijn huisje bewoog. Even later hoorde ik zijn pick-uptruck het pad afrijden.

Ik werd de volgende morgen niet gewekt door een lieflijk vogelgetjilp, maar door auto's die voor mijn tuinhuisje stopten, slaande portieren en lachende stemmen. Ik tuurde schuchter door een kiertje tussen mijn gordijnen. Het leek of er een bruin café was leeggelopen. Potige kerels met getatoeëerde armen en ronde buiken, hoogblonde vrouwen wier derrière als een stuwwal meedeinde met hun waggelpas, een enkele die juist graatmager was, met doorrookte huid en zonder gebit. Twee mannen zeulden met een gigantische speaker, een derde sjokte erachteraan met een versterker. Uit een loodgietersbusje werd een partytent geladen. Daarachter volgde een colonne bierkratdragers. De stoet begaf zich richting het tuinhuisje van Piersma.
Op het hobbelpad kwam Piersma's pick-up aanrijden, achternagezeten door een grote stofwolk. Hij parkeerde zijn voertuig bij het wagenpark van het feestvolk, dat mijn uitzicht blokkeerde. De overall had plaatsgemaakt voor een mouwloos hemd en een gehavende spijkerbroek. Jolig tikte hij op mijn raam, misschien had hij mij zien gluren.
'Twee uur, Verhulst!'
Ik trok me terug en sloot de gordijnen weer geheel.
De koffie smaakte mij niet. Het leek een eeuwigheid te duren voor het twee uur was en ik had zelfs op het punt gestaan er tussenuit te glippen, maar constateerde dat mijn Citroën was ingebouwd door de auto's van Piersma en zijn trawanten.

Op het vers betegelde stuk grond van Piersma overgoot het gekweel van volkszangers de meute, afgewisseld door een teisterend gedreun. Ik draalde wat, kon me moeilijk na een halfuur weer uit de voeten maken, kon bovendien nergens heen om de herrie te ontvluchten. Een van de hoogblonde vrouwen, met het figuur van een slecht opgeklopt kussen maar niettemin gehuld in nauwsluitend leder, wankelde op teenslippers met pantermotief op mij af.
'Ha mop, jij ook een pilsie?'
'Ik drink niet.'
'Ah joh, natte cake, kom op. Hier.'
Ze nam een flesje Heineken uit een van de kratten, hield het met de dop op de rand ervan en gaf er een slag op, waarop het dopje losvloog en tollend op een van Piersma's nieuwe tegels tot stilstand kwam. Met onvaste bewegingen zwaaide ze het flesje mijn kant op. Het aannemen leek me de snelste manier om van de dragonder af te komen, maar ze kwam juist dichterbij, een kwalijke dranklucht ademend.
'Jij bent die nieuwe, toch?'
'Ach, nieuwe… Ik heb het huisje van mijn oom geërfd. Die had hier altijd het huisje vooraan.'
'Je oom? Je bedoelt toch niet die ouwe zeikerd? Van die vrouw die hier vroeger vaak zat. Als we hier ons zondagmiddagfeessie hadden kwam-ie zeiken over de muziek. Totdat Ab hem een keer goed op ze lazer heb gegeven.'
'Ab?'
'Ab Piersma, mop, je buurman hier. Heb het huisje naast de mijne. Ik zit hier al bijna net zo lang als hij. De meesten van ons zitten hier al jaren op de tuin.'
'Mijn oom kwam hier?'
'Soms, tot Ab hem op ze smoel heb geslagen. Die ouwe dorstte toen niet meer te komen. Heb dat huisje van 'm helemaal laten versloffen.'
'Hoe bedoelt u?' vroeg ik. 'Versloffen?'
'Ja, moet je kijken.' Ze wees naar het tuinhuisje naast het mijne. 'Ziet er toch niet uit zo.'
'Oh, maar ik heb het huisje ernaast.'
'Wacht eens effe.' Onder de schedelnok moest iets actief zijn.
Ze giechelde.
'Mocht je willen, mop. Nee, dat kan helemaal niet, daar komt volgende week een of andere rijke knakker in, die heb dat huisje hier net nieuw laten neerzetten. Mooie meubeltjes, toiletje, alles. Ab heb net gisteren kennis met hem gemaakt, zei die. Ik dacht dat jij dat was, ha, ha. Wie ben jij dan?'

Zodra ik het feest had weten te ontvluchten liep ik richting mijn tuinhuisje en haalde de sleutel tevoorschijn. Nu ik er op lette, zag ik dat de deur helemaal geen sleutelgat had. Met trillende handen liep ik vervolgens naar het rechter huisje, waarvoor ik me door een haag onkruid moest worstelen. Ik stak de sleutel in het roestige slot en draaide. De deur ging open. Het huisje stonk naar verrot hout en er waren sporen van lekkage zichtbaar. Overal spinnenwebben. In het enkelglas zat hier en daar een barst. De bank onder het raam was beschimmeld. Tegen de muur stond een kast, waarvan de deurtjes open stonden. Hij zat vol muizenkeutels.

Toen de feestgangers, die mij smakelijk hadden uitgelachen, eindelijk in hun auto's waren afgedropen, laadde ik mijn spullen in de Citroën en reed ik naar Amsterdam.
Ik sliep die zondagnacht heerlijk. Het vertrouwde gestommel van de bovenburen, de straatgeluiden, het luiden van de Westertorenklok – zelfs de teringhufter en de slettenbak hoorde ik weer, nu met genoegen. Zo voelt mijn ware geluk dus.
Naar het tuinhuisje ben ik niet meer terug geweest.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Top verhaal. Langzaam wordt het duidelijk waar dit heen gaat, maar je blijft lezen. Prachtige humorvolle formuleringen, lekker dwars maar ook weer niet gewild of gemakkelijk-onsmakelijk over-the-top. Alleen 'tuinhuisje' zette mij een tijdlang op verkeerd been, ik dacht aan zo'n huisje achterin je tuin, terwijl het Volkstuinhuisje bleek te zijn. misschien een tip.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank, Saskia! Ook voor de heel praktische tip. Op het verkeerde been gezet worden in een verhaal kan prettig zijn, maar wanneer onbedoeld juist hinderlijk.

      Verwijderen
  2. Heerlijk dit inderdaad. Je voelt al vanaf het begin de spanning. Van genoten!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hahaha, wat een smakelijk verhaal!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Leuk verhaal, met plezier gelezen!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Mooi verhaal, Nathan. Volgende over Ab Piersma? Ongeremd en sociaal onaagepast gedrag is ook geinig. Om over te schrijven dan.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Prachtig verhaal Nathan! Mooie ‘Kronkel’ … ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Leuk, maar ik vind het ongeloofwaardig dat er bij Dwingeloo volkstuintjes zijn. Misschien zijn ze er, maar ik denk het eigenlijk niet.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank, een goed punt. Ik schreef het verhaal (de eerste versie althans) tijdens een vakantie in Dwingeloo en wilde het in die omgeving situeren. Voor zover ik heb kunnen nagaan zijn er in Dwingeloo zelf geen volkstuintjes, maar wel in de naburige omgeving (rond Hoogeveen bijvoorbeeld). Het volkstuintjescomplex in het verhaal is fictief, maar inderdaad: het moet dan wel denkbaar zijn in de gegeven omgeving om niet ongeloofwaardig te worden. Daarom maar niet te specifieke plaatsaanduidingen gebruikt voor de locatie van het tuintje.

      Verwijderen
  8. Lorelei Kersten17/12/24 18:42

    Wat heb jij een onwijs leuke schrijfstijl. En ook heel beeldend. Die scene met de oude dame en heer op de fiets. Werkelijk briljant!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten