Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Thalia - Johan Keessen

In een land hier ver, ver vandaan, in een tijd waarin magie meer regel dan uitzondering is, in een wereld die lijkt op de onze maar tegelijkertijd toch heel anders is, op een plaats waar niemand vreemd opkijkt als een robot, een kobold en een naamloos creatuur samen de zonsondergang tegemoet lopen, in een woud ondenkbaar groot en onvoorstelbaar mysterieus, daar leeft de turquoise regenboognachtegaal.

Zo exotisch als haar naam is, zo ongeëvenaard is haar schoonheid en zo onovertroffen haar sierlijkheid. Er is niets op deze wereld of zelfs daarbuiten wat haar schoonheid kan overtreffen. Maar behalve zulk een buitenaardse schoonheid bezit deze wonderlijke vogel iets wat zelfs nog opmerkelijker is. Want wie erin slaagt om binnen gehoorsafstand van dit prachtige schepsel te komen, krijgt een gezang te horen dat zo adembenemend mooi is en zo kristalzuiver, dat geen enkel wezen in de wijde omgeving nog in staat is om ook maar één geluid te produceren.

Van heinde en ver, vanuit elke windstreek en uithoek, proberen mensen, dieren en andere schepselen een glimp op te vangen van dit buitengewone, unieke wonder der natuur. Proberen. Want om te stellen dat het geen eenvoudige taak is om bij de turquoise regenboognachtegaal in de buurt te komen, is een understatement. Het is schier onmogelijk. De reden daarvoor is tweeledig: niet alleen is zij de enige in haar soort, het woud waarin zij leeft is even mythisch in omvang als dodelijk. Velen zijn het woud binnengegaan, van dappere, sterke mannen en koene ridders tot zelfs echte helden en heldinnen. Doch geen van hen is ooit teruggekeerd, zelfs niet één.

Volgens de legendes telt dit woud meer gevaren dan bomen. Tussen elke struik, achter elke boom en onder elk blad ligt de dood op de loer voor de argeloze waaghals die de verleiding niet kan weerstaan. Naar verluidt is alleen degene die zulk een grote schoonheid bezit dat het die van de turquoise regenboognachtegaal evenaart en alle bewoners van het woud verblindt, in staat om ongeschonden haar woonplaats te bereiken. Slechts weinigen is dat gegeven.

En de enkelen die volgens de overlevering voor die test geslaagd zijn wacht een zelfs nog onmogelijkere opdracht. Om verzekerd te zijn van een veilige terugkeer moet men in staat zijn een lied te zingen dat zo mooi is dat het de turquoise regenboognachtegaal doet verstommen. Lukt dat niet, dan zingt deze ultieme zangvogel haar alom gevreesde Lied des Doods, ook wel het Lied der Onmogelijke Schoonheid genoemd, een lied dat zo mooi is dat het terstond een traan doet opwellen uit het rechteroog van de toehoorder, precies één traan, die daarna onmiddellijk versteent op zijn of haar wang. Direct daarna zal het hart van diegene letterlijk breken en blaast hij of zij (of het) de laatste adem uit. Vandaar dat men beweert dat de woonplaats van de turquoise regenboognachtegaal omringd is door standbeelden, eens levende wezens met een traan van steen en een gebroken hart. Waarom velen ondanks deze verhalen dan toch het risico nemen om het woud in te gaan, een wisse dood tegemoet? Van elkeen aan wie je deze vraag stelt zul je hetzelfde antwoord krijgen: het is het waard. Want wie geleefd heeft zonder de turquoise regenboognachtegaal te zien en horen, weet niet wat ware schoonheid is en kan er eigenlijk nauwelijks aanspraak op maken echt geleefd te hebben. Liever één wonderbaarlijke te noot horen van dit majestueuze schepsel, en dan sterven met een glimlach op het gezicht, dan nooit echte schoonheid gekend te hebben.

Zo gingen er tientallen jaren voorbij, eeuwen zelfs. En elk jaar waren er weer nieuwe kandidaten die het probeerden, die het woud binnengingen, van de wanhopigen die niets meer te verliezen hadden tot de onvervalste helden en onbetwistbare schoonheden in uiterlijk en stem. Maar geen van hen werd ooit teruggezien. Het woud bleef hen verslinden met oneindige honger en bodemloze gulzigheid. Tot vandaag.

"Mama, mama, mama!"

Zich verbaasd afvragend waar al die commotie vandaan komt, draait Evelien zich om naar haar dochter die het huis binnen komt rennen.

"Rustig maar Alice, rustig! Wat is er aan de hand?"

Terwijl Alice even naar adem staat te happen omdat ze zo hard heeft gerend, werpt haar moeder een bezorgde blik door de open deur naar buiten, naar de rand van het woud, het woud waar hun huis slechts enkele honderden meters vandaan staat, en vraagt zich af wat er aan de hand kan zijn.

"Kijk dan mama, kijk!"

Alice trekt haar moeder aan haar arm mee richting de deur en wijst met gestrekte arm naar een heuvel een eindje verderop. In eerste instantie ziet Evelien helemaal niets. Maar dan ziet ze opeens waar haar dochter kennelijk naar wijst: een klein stipje dat zich langzaam bij hen vandaan beweegt. Nadat ze even met samengeknepen ogen heeft staan turen, komt ze tot de conclusie dat het een mens is, waarschijnlijk een vrouw, die van hen weg de heuvel op loopt.

"Ja, ik zie het schatje, daar loopt iemand. Maar waarom maak je daar zo'n drukte over, lieverd?"

"Dat is Thalia, mama! Twee weken geleden zag ik haar het woud inlopen en nu is ze terug!"

"Ik denk dat je je vergist Alice. Je vader en ik hebben je toch verteld hoe gevaarlijk het woud is en dat er nooit iemand uit terugkomt?"

"Maar het is echt waar, mama, ik weet het zeker! En trouwens, Roland heeft me precies verteld wat er gebeurd is!"

"Roland? Wie is Roland?"

"De krekel, Roland! Hij zat in de capuchon van Thalia's jas toen zij het woud in ging, en hij heeft alles gezien! Hij heeft me precies verteld wat er is gebeurd. Thalia heeft gezongen, en de blauwe vogel werd stil!"

Een paar tellen was Evelien met stomheid geslagen. Iemand die daadwerkelijk terugkeerde uit het woud? Kon dat echt waar zijn? Toen kreeg haar nuchtere verstand weer de overhand. Natuurlijk kon dat niet! In al die eeuwen was dat nog nooit gebeurd en ze was er zeker van dat het ook nooit zou gaan gebeuren. Bovendien maakte ze zich al een tijdje zorgen om Alice. Al jaren hoopten zij en haar man dat ze Alice een broertje of zusje konden geven maar dat was tot nu toe niet gelukt. En omdat ze zo afgelegen woonden en haar man elke dag moest werken, had Alice niemand om mee te spelen en moest ze dus het grootste deel van de tijd zichzelf zien te vermaken. Dat was niet goed voor haar, zoveel tijd alleen doorbrengen. Ze was diep vanbinnen altijd al bang geweest dat Alice op een dag een denkbeeldig vriendje of vriendinnetje zou hebben. En dan nu dat verhaal over een pratende krekel!

"Weet je zeker dat je het niet gedroomd hebt, lieverd? Misschien ben je buiten heel even in slaap gevallen?"

"Nee hoor mama, ik weet het heel zeker! Ik was klaarwakker!"

En terwijl Evelien zich afvroeg wat ze hier nu mee aan moest en hoe ze dit aan haar man moest gaan uitleggen, was Roland de krekel een eindje verderop in gesprek met Zap de haas, en vertelde hem in geuren en kleuren precies hetzelfde verhaal dat hij aan Alice had verteld en wat hij met eigen ogen allemaal had gezien.

Twee weken geleden was hij per ongeluk in de capuchon van Thalia in slaap gevallen. Hij was daar even ingekropen, toen ze languit op haar rug in het gras lag uit te rusten, omdat hij daar een lekker maaltje zag rondscharrelen, een klein, traag spinnetje, heerlijk krokant en voedzaam. Nadat hij die lekker had opgepeuzeld was hij wat loom geworden en in de heerlijke middagzon in slaap gevallen. Toen hij wakker werd waren ze al in het woud en was er voor hem geen weg meer terug. Angstig had hij voorzichtig over de rand van de capuchon gekeken, verwachtend elk moment een voortijdige dood te zullen sterven. Misschien dat een boskrekel in deze omgeving iets minder bang geweest zou zijn. Maar hij was geen boskrekel. Hij was een veldkrekel, en niet een van de dapperste! Tot zijn verbazing echter zag hij achter hen alleen maar doelloos in het rondtastende wezens. En hoe gevaarlijk ze er ook uitzagen, het was haast kolderiek om te zien hoe ze soms tegen elkaar aanbotsten, ongecontroleerd bewegend en niet in staat enige richting te bepalen. Toen hij zich omdraaide om eens te kijken wat er aan de voorkant allemaal gebeurde, zag hij de oorzaak daarvan. Elk wezen dat Thalia opmerkte en in haar richting keek werd onmiddellijk met blindheid geslagen door haar schoonheid. Roland wist dat dat de uitleg was en dat er niet iets anders aan de hand kon zijn, niet alleen omdat hij de verhalen kende maar ook omdat hij zag dat Thalia omringd werd door een soort gloed die er buiten het woud nog niet was geweest, alsof het woud haar schoonheid vertaalde naar een taal van licht die alleen in het woud gesproken werd.

Ze waren heel wat dagen onderweg geweest, zo met z'n tweetjes, zonder dat Thalia in de gaten had dat ze gezelschap had. Zij had geleefd van de vruchten en zaden die ze onderweg plukte of opraapte, en hij van alles wat er maar in Thalia's capuchon waaide, van grassprietjes tot blaadjes en zaden die van bomen of struiken afvielen. Op dat moment was hij zijn ouders dankbaar dat ze hem hadden opgevoed als een echte Gryllidae, een ware veldkrekel: niet kieskeurig zijn, eten wat de pot schaft.

Onderweg hadden ze geen gevaar te duchten. Thalia bewoog zich door het woud met een gemak als waarmee Mozes door de Rode Zee liep. En wat het allemaal nog veel verbazingwekkender maakte: dat het leek alsof ze de weg wist! Niet één keer kon hij zich herinneren dat ze twijfelde welke kant op te gaan, of dat ze opeens van richting veranderde. In een rechte lijn baande ze zich een weg dwars door het woud, doelgericht. Roland had geen idee hoe het mogelijk was dat ze precies wist welke richting ze op moest, en hij vroeg zich af of ze dat zelf eigenlijk wel wist. Het leek wel of ze op de automatische piloot liep, alsof iemand het bij haar had geprogrammeerd! Deze stoïcijnse, haast mechanische houding van haar verklaarde misschien ook waarom hij niet door haar was opgemerkt. Want met zijn getjirp zou hij ieder ander persoon al lang horendol gemaakt hebben!

Hoe dan ook, na heel wat dagen bereikten ze een enorme open plek in het woud, een gigantische open ruimte, met precies in het midden een boom, een reusachtige ceder. Dit was met afstand de meest majestueuze ceder die Roland ooit had gezien. Rondom deze ceder stonden…. Ja, wat waren het eigenlijk? Het leek op een ongeorganiseerde rij standbeelden. En terwijl ze nog wat dichterbij kwamen hoorde Roland opeens iets adembenemend moois, iets wat zijn vleugels ter plekke verlamde en zijn getjirp onmiddellijk deed verstommen: het onovertroffen gezang van de turquoise regenboognachtegaal. Vergeleken bij dit hemelse geluid klonk zijn toch alom gewaardeerde gezang als twaalf dozijn nagels die over een schoolbord krassen. Wat een oorstrelend geluid! Roland had zelfs geen tijd om er jaloers op te worden, zo werd hij inbeslaggenomen door deze verheven melodie. En terwijl ze steeds dichterbij kwamen, keek hij op; en wenste meteen dat hij dat niet gedaan had. Want dit kon zijn kleine hartje echt niet aan, dit was te veel van het goede. Alsof het nog niet genoeg was dat zijn gehoor iets te verwerken kreeg wat het niet kon bevatten, werd nu ook zijn gezichtsvermogen overbelast. Daarboven, op een van de takken van die prachtige ceder, zag hij de turquoise regenboognachtegaal in al haar glorie. En alle verhalen die men hem verteld had, en die hij altijd als zwaar overdreven van de hand had gewezen, bleken haar niet eens recht te doen: men had hem nog niet eens de helft verteld over deze schoonheid. Dat had ook helemaal niet gekund. Want er waren nog geen woorden uitgevonden om dit te beschrijven!

Diep geroerd, intens geraakt, overmand door emoties en verlamd door pure extase liet Roland zich terugvallen in Thalia's capuchon, niet in staat om zich zelfs nog maar te bewegen. Maar terwijl hij daar zo lag bij te komen werd hij opeens getroffen door een huiveringwekkende gedachte, iets waar hij tot nu toe nog niet eens bij had stilgestaan: als de turquoise regenboognachtegaal stopte met zingen, zou Thalia op haar beurt ook moeten zingen! En als haar gezang dat van deze vogel niet zou overtreffen, zou dat haar einde betekenen. Want dan zou zij het lied des Doods te horen krijgen! Maar háár einde zou ook zíjn einde betekenen! Want zonder haar bescherming zou hij nooit kunnen overleven in dit duistere woud!

Nog maar amper had Roland deze afschuwelijke gedachte verwerkt, toen hij zich verschrikt realiseerde dat het stil was geworden. Het magische lied van de turquoise regenboognachtegaal was ten einde. Het was doodstil. Niet alleen was het hele woud met stomheid geslagen, het leek wel of alles en iedereen in gespannen afwachting was van wat er komen zou, aan de ene kant vol vrees voor weer een verloren leven maar tegelijkertijd met dat ene sprankje hoop dat het deze keer anders zou zijn, dat deze keer het Lied der Onmogelijke Schoonheid niet zou klinken, omdat Thalia in staat zou zijn het lied van de turquoise regenboognachtegaal te evenaren. Maar er was niemand die dat ook echt geloofde. Na eeuwenlang mislukte pogingen en verloren gegane levens aanschouwd te hebben, was dat net zoiets als hopen dat een giraf verslagen wordt in een man-tegen-man-gevecht met een krekel. Maar hoop blijft een vreemd iets. Hoop gaat nooit helemaal weg. Hoop blijft bestaan en geeft pas op als de afloop definitief is, en niet eerder. Zo lang er leven is, is er hoop. Het is weliswaar een cliché maar daarom niet minder waar. Hoop blijft bestaan tot het bittere eind. En dus hield het hele woud samen met Roland de adem in en wachtte met spanning op de dingen die zouden gebeuren.

Achteraf kon Roland zich nog maar weinig herinneren van wat er gebeurd was. In eerste instantie leek het alsof hij helemaal niets hoorde. Maar toen realiseerde hij zich dat hij wel degelijk geluid hoorde. Dat was slechts te danken aan zijn uitstekend ontwikkelde gehoor. Hij besefte dat velen niet in staat zouden zijn dit geluid op te vangen, net zoals mensen bepaalde tonen niet op kunnen vangen die honden wel kunnen horen. Alleen was dit geluid daar absoluut niet mee te vergelijken natuurlijk. Dit geluid was van een heel ander kaliber. Dit was de stem van Thalia! Zij was aan het zingen zoals nog nooit enig mens gezongen had! Maar Roland had niet lang de tijd om van deze bovennatuurlijk mooie melodie te genieten want het werd hem allemaal te veel. Zelfs zijn geoefende zintuigen waren niet langer in staat te bevatten wat ze te verwerken kregen. De voorafgaande ervaringen met de turquoise regenboognachtegaal hadden hem al lamgeslagen, en dit was de welbekende druppel die het emmertje deed overlopen, die een eind maakte aan het leven van Roland de veldkrekel. Hij liet zich meevoeren op een wolk in de richting van een geweldig mooi, helderwit licht.

Toen hij wakker werd lag hij nog steeds in de capuchon van Thalia. Nog half versuft keek hij verward om zich heen. Wat was er gebeurd? Het laatste dat hij zich kon herinneren was dat hij zijn leven aan zich zag voorbijflitsen en besefte dat hij op het punt stond zijn aardse loopbaan te beëindigen om zijn voorouders te gaan begroeten. Maar nu was hij weer ontwaakt en zag hij dat ze weer door het woud liepen. Hoe was dat in hemelsnaam allemaal mogelijk? Had Thalia dan een lied gezongen dat zelfs nog mooier was dan dat van de turquoise regenboognachtegaal? Was deze eeuwenoude vogel dan eindelijk met stomheid geslagen en had zij beschaamd het hoofd moeten buigen? Het leek onmogelijk en te fantastisch om waar te kunnen zijn! Maar het was de enige verklaring van het feit dat zij er nog was! Maar hoe kwam het dan dat hijzelf nog leefde?

Toen voelde hij dat er achter hem iets tegen hem aan lag. Toen hij omkeek zag hij het lege dopje van een eikel, dat blijkbaar vanuit een boom in Thalia's capuchon was gevallen. Maar waar was de eikel zelf dan? En wat was er nog meer gebeurd? Was dat dopje misschien op hem terechtgekomen? Had het als een soort natuurlijke defibrillator gefungeerd die hem gereanimeerd had? Hoewel Roland een lichte druk op zijn borst voelde, kon hij alleen maar raden naar de antwoorden op al deze vragen. Het enige dat hij wist was dat Thalia gezongen had met een stem als van een engel en dat ze nog steeds allebei in leven waren. En meer hoefde hij eigenlijk ook niet te weten. De rest kon hij zelf wel invullen.

En dat is ook precies wat Roland zou doen. Tegen Alice en Zap de haas vertelde hij nog precies hetzelfde verhaal, maar toen hij het nogmaals vertelde, aan Wilbur het konijn, werden de leegtes in zijn geheugen al enigszins aangevuld door eigen fantasieën. En tegen de tijd dat zijn eigen familie het te horen kreeg, zou het een mix zijn geworden van waarheid en fictie. Een nieuwe legende was geboren.

Toch zou er niemand zijn die ook maar enigszins twijfelde aan het verhaal van Roland de krekel. Dat kwam omdat iedereen met eigen ogen kon aanschouwen dat er wel degelijk iets onvoorstelbaars had plaatsgevonden. Het woud zag er nu heel anders uit, niet langer gevaarlijk of mysterieus. Het woud had zijn duistere krachten verloren. Er schuilde nu niet meer gevaar in dan in een stukje heidegrond. Al gauw zouden ouders er geen problemen meer mee hebben als hun kinderen er zouden gaan spelen of dennenappels zoeken.

En zo kwam er een einde aan de legendarische aantrekkingskracht van de turquoise regenboognachtegaal. Nooit zou iemand nog iets van haar vernemen. Maar hoewel zij nog voort zal leven in de verhalen en legendes, is haar mystieke plaats nu ingenomen door een nieuwe legende, een nieuwe fonkelende ster die koene ridders tot wanhoop drijft. Haar naam is Thalia. Haar uiterlijk is als kristal. En haar stem is als vloeibaar goud. Mannen zullen tot de uiteinden der aarde reizen om haar te vinden. Maar wat gold voor de turquoise regenboognachtegaal, geldt ook voor Thalia: slechts één kan haar vinden en het daarna nog navertellen. En wie dat is, zal bepaald worden door een kus.

Mijn naam, mijn dierbare vrienden, is Gohan. En ik ga een lange reis maken. Ik ga op zoek naar Thalia. En ik zal haar vinden. En wanneer ik haar gevonden heb, dan zal ik haar in mijn armen nemen en haar kussen. En ongeacht hoe het afloopt, weet ik één ding zeker: het zal alle inspanningen en risico's zeker waard zijn. Want wie geleefd heeft zonder door Thalia te zijn gekust, weet niet wat ware liefde is en kan er eigenlijk nauwelijks aanspraak op maken echt geleefd te hebben. Liever één magische kus van haar, en dan sterven met een glimlach op het gezicht, dan nooit echte liefde gekend te hebben.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

Een reactie posten