Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Maria slaapt bijna elke nacht bij mij. Ik heb een groot tweepersoonsbed en dat kan gemakkelijk. Ze blijft bij mijn oom in bed totdat hij in slaap is gevallen. Wat daar vóór die tijd gebeurt, wil ik niet weten.
‘Wil je geen eigen kamer?’ vroeg ik Maria.
‘Nee, ik wil niet alleen zijn.’
Als ik ’s morgens wakker wordt is Maria al lang op. Ze helpt mijn oom met opstaan en daarna mijn tante. Toen ik zei dat ze mijn badkamer mag gebruiken, vertelde ze dat ze altijd met mijn oom in bad gaat; zo wil mijn oom zijn dag beginnen.
Maria raakt me nog regelmatig aan. Ik had me zo voorgenomen om het niet nog een keer toe te laten, maar het lukt me niet om er weerstand aan te bieden.
‘Ik ben net zo erg als mijn oom,’ zeg ik tegen haar en zo voelt het ook.
‘Nee hoor,’ zegt Maria, ‘Adelbert stinkt en hij snurkt.’
Ze is even stil en lacht: ‘Jij snurkt ook, maar heel zachtjes.’
Ik weet dat ze gelijk heeft, want zo snurkt Amanda ook: heel zachtjes. Het kan dus niet anders dan dat ik dat ook doe. We zijn eeneiig en dan zijn er geen verschillen. Ik mis Amanda. Ik mis haar niet de hele dag, maar steeds zijn er van die momenten.
Iedere keer zoek ik Laurent weer op, om voor mezelf te bevestigen dat ik op mannen val.
‘Laurent!’ roep ik als ik zijn voetstappen in de hal herken. Hij reageert niet en dus loop ik naar hem toe. Hij is niet alleen; Maria is bij hem en het is me duidelijk naar welke kamer ze gaan. Teleurgesteld ga ik naar mijn eigen kamer. Ik ga even op bed liggen, maar besluit dan te gaan zwemmen. Zoals ik al hoopte, komt Laurent aan het tafeltje bij het zwembad zitten. Inès zet een karaf limonade en drie glazen neer. Ik ben naakt gaan zwemmen, maar vind het nu toch ongemakkelijk als ik het zwembad uitkom. Snel trek ik wat aan.
‘Je was lang bezig met Maria,’ zeg ik. ‘Langer dan met mij.’
‘Ja, zegt Laurent, ‘we zijn best wel een tijdje bezig geweest.’
‘Waarom?’ vraag ik.
‘Waarom nu voor het eerst met Maria? Omdat ze nu achttien is. Dat is wat mij betreft de minimumleeftijd. Voor mannen zoals je oom is ze nu eigenlijk al te oud.’
‘Volgens haar paspoort is ze eenentwintig.’
‘Ja, ja, dat weten we nu wel,’ zegt Laurent geïrriteerd.
‘Dus wij doen het niet meer?’
‘Nee, ik zou willen dat het zou kunnen, maar thuis wordt ook wat van me verwacht. Soms kan ik zeggen dat ik te moe ben, maar dat moet ik niet te vaak doen.’
‘Je vrouw weet er niets van? Ik kan me niet voorstellen dat een vrouw zoiets niet doorheeft.’
‘Nee, mijn vrouw is ervan overtuigd dat ik een huisarts ben met een drukke praktijk. Van die meisjes en vrouwen heeft ze geen idee.’
Ik had veel zin in Laurent, maar eigenlijk is het beter zo. Ik hoef Léon niet trouw te zijn, maar zo vaak met dezelfde man ik niet zoals het hoort.
‘Zou jij Maria willen uitleggen wat er van haar verwacht wordt?’ vraagt oom Adelbert aan me tijdens het ontbijt.
‘Hoezo? Maria weet toch alles al. Ze werkt hier veel langer dan ik.’
‘Hij bedoelt Judith, dat is het nieuwe meisje,’ zegt Laurent, terwijl hij een croissant pakt.’
‘Laurent gaat haar zo onderzoeken. We zorgen hier goed voor de meisjes,’ zegt mijn oom.
‘Maar waar is Maria dan?’ vraag ik.
‘Dat gaat je niets aan,’ reageert mijn oom.
‘Ze is nu eenentwintig. Ze spreekt goed Frans en heeft haar cursussen afgerond. Ze kan overal aan de slag,’ zegt Laurent.
‘Eenentwintig?’ zeg ik. ’Volgens haar paspoort misschien, maar ze is nog gewoon een heel jong meisje.’
‘Ik waarschuw je!’ roept oom Adelbert.
Hij hoeft niet te zeggen waarmee hij dreigt. De erfenis, het gaat altijd om de erfenis.
Ik reageer niet, wat zou ik moeten zeggen. Mijn ouders hadden meteen moeten zeggen dat ze zijn erfenis niet wilden hebben, dan hadden we niet naar al die vervelende kerstmaaltijden hoeven te gaan. Dan was ik nu niet een jaarlang zonder Amanda. Maar als ik er iets langer over nadenk en rondkijk in deze villa, weet ik weer waarvoor we het doen. Anders hadden we ook niet die Franse lessen gevolgd en dan had ik ook Léon niet ontmoet.
Ik loop naar de kamer van tante Yvonne. Het stinkt er naar urine; dat was bij de Maria nooit gebeurd. Het meisje kijkt me vragend aan.
‘Judith?’ vraag ik.
Ze knikt. Hoogstens vijftien jaar, denk ik. Uit Zuidoost-Azië zo te zien. Thailand, de Filipijnen, of daar in de buurt. Laurent zal het wel weten. Dan bedenk ik dat ze het wel kan aanwijzen. Ik zoek een kaart van Zuidoost-Azië op mijn telefoon. Judith kijkt ernaar en wijst dan heel precies een plaats aan in Vietnam.
‘Daar woonde ik,’ zegt ze in het Frans.
Ze heeft op school Frans geleerd, maar niet zolang, vertelt ze.
‘Best goed,’ zeg ik, ‘en je krijgt hier Franse les. Dan leer je het heel snel.’
Ze lijkt opgelucht omdat ik geen probleem maak van haar gebrekkige Frans. We bekijken het rooster met de werkzaamheden, die bij het verzorgen van tante horen.
‘Ik wil zelf ook best wat doen hoor,’ zeg ik, maar Judith geeft aan dat zij het allemaal wel aankan. Ik vraag me voor de zoveelste keer af wat ik hier eigenlijk doe. Ik praat af en toe met mijn tante, maar dat is dan ook het enige.
‘Ik heb mijn moeder verzorgd,’ zegt Judith opeens.
‘Hoe is het nu met je moeder?’
De tranen zeggen me genoeg; de moeder is overleden.
‘En je vader?’
Ze haalt haar schouders op. Ze weet het niet. Ik zou haar willen vragen hoe oud ze is, maar besluit daar nog mee te wachten. Misschien als we elkaar beter kennen, dat ze dan een eerlijk antwoord zal durven te geven.
Ik praat nog even in het Nederlands tegen tante Yvonne. Judith kijkt verbaast toe.
‘Welke taal?’ vraagt ze.
‘Nederlands, Hollands.’
Het zegt haar duidelijk niets. Nu laat is de kaart van Europa zien op mijn telefoon. Ik wijs Nederland aan. Judith knikt en vraagt: ‘Waar zijn wij?’
Ik laat Frankrijk zien en wijs naar Juan-les-Pins.
‘Frankrijk?’ vraagt ze. ‘Parijs?’
Ze wist niet eens dat ze in Frankrijk is? Ik wijs Parijs aan op de kaart.
Inès heeft alles voor de lunch op het terras klaargezet. Judith en tante Yvonne eten altijd apart. Ik zit er alleen met mijn oom.
‘Waar is Laurent eigenlijk. Ik heb hem al een tijdje niet meer gezien.’
‘Ik dacht al dat je hem zou missen. Zo’n knappe dokter, precies wat voor jou.’
‘Ik ben al voorzien,’ zeg ik. ‘Hij heet Léon’.
‘Dat klinkt Frans. Je hebt hem hier ontmoet?’
‘Nee, in Nederland. Hij woont daar tijdelijk.’
‘Hoe lang ga je al met hem?’
Voor mijn gevoel ken ik Léon al heel lang. Ik ben ook nog nooit zo serieus geweest in een relatie, maar toch kende ik hem nog maar een paar weken voordat ik hier naartoe ging.
‘Een paar weken,’ antwoord ik eerlijk.
‘En hij wacht op je, tot je terug bent in Nederland?’
‘Ja, dat doet hij.’
‘En ondertussen heeft hij geen interesse in andere vrouwen in Nederland?’
Dit is een lastig punt, en mijn oom Adelbert is wel de laatste met wie ik dat wil bespreken. Ik heb al spijt dat ik over Léon ben begonnen. Met Léon heb ik het er wel over gehad, dat ik niet mag en zal verwachten dat hij dat jaar celibatair doorbrengt. Ik heb hem zelf een collegaatje van me aangeraden: Ingrid, de ergste slet die ik ken en helemaal niet lelijk. Ik zag dat Léon wilde zeggen dat hij me trouw zal blijven, maar ik zei: ‘Niets beloven. Als we weer echt bij elkaar zijn, maken we nieuwe afspraken.’
‘Maar je vroeg naar Laurent,’ onderbreekt Adelbert mijn gedachten. ‘Hij is net weer terug. Hij was weer eens “artsen zonder grenzen” aan het spelen. Het heet anders, die organisatie waar hij voor werkt, maar het komt op hetzelfde neer. Hij doet dat een paar keer per jaar, meestal is het ergens in Azië. Hij doet daarmee goed werk en het is een mooie dekmantel voor zijn echte opdracht.’
Hij wil nu natuurlijk dat ik vraag wat die opdracht is, maar ik vraag niets. Na een lange stilte vertelt mijn oom over de opdracht.
‘In dat soort landen komt het nogal eens voor dat jonge meisjes zonder ouders achterblijven. De vader is er meestal vandoor en de moeder overleeft het kraambed niet, waar ze haar zoveelste kind had moeten krijgen, of ze overlijdt aan een of andere tropische ziekte.’
‘Zo is het ook met Judith gegaan?’
‘Judith heeft niets om naar terug te gaan. Ze is erg blij dat ze hier mag werken.’
‘Hoe oud is Judith,’ vraag ik.
‘Ik waarschuw je. Daar moet je niet over door blijven zeuren.’
Ik houd me in en vraag niet verder over de Judith. We eten en drinken zonder nog een woord te wisselen. Als we opstaan van tafel vraag ik: ‘Hoe kan ik in contact komen met Maria? Ik ben benieuw hoe het nu met haar gaat.’
Mijn oom antwoordt niet direct, maar uiteindelijk zegt hij: ‘Ze wil geen contact meer met ons; niet met mij en zeker niet met jou.’
Reacties
Een reactie posten