Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Mijn vader staat voor het raam te wachten. Hij heeft de voordeur al open voordat ik ben uitgestapt.
‘Hoe is het met mama?’ vraag ik. Dat is gemakkelijker dan het over het ongeval en het overlijden van mijn zus te hebben. Toch voelt dat oneindig veel erger dan wat er met mijn moeder is gebeurd. Amanda, die een mooie toekomst voor zich had, is dood. Ik begin te huilen en dat begrijpt mijn vader. Nu trekt hij me tegen zich aan. Ik heb hem nog nooit zien huilen. Ook nu zie ik het niet, maar ik voel het wel. Hij duwt me zachtjes in de richting van de trap.
‘Je moeder ligt in bed.’
Ze is wakker en kijkt me aan. Ze probeert wat te zeggen.
‘Ja, ik ben er nog,’ zeg ik tegen haar.
‘Ze kan nog niet praten,’ zegt mijn vader, die achter mij naar boven is gekomen. ‘Dat zal wel weer komen, maar we moeten geduld hebben, zeggen de artsen.’
Mijn moeder heeft meteen gezien dat ik Jessica ben. Mijn vader dacht tijdens onze telefoongesprekken nog dat ik Amanda was; onze stemmen waren niet van elkaar te onderscheiden. Pas net bij de voordeur moet hij hebben gezien of gevoeld dat ik het ben. Ik besef hoe verschrikkelijk het voor mijn ouders moet zijn om nu te beseffen dat Amanda dood is. Ze hebben misschien meer van Amanda gehouden dan van mij, maar ik weet niet of dat echt zo is.
‘Jessica,’ zegt mijn vader, ‘waarom zeiden ze dat jij was verongelukt? Heb je ze wel verteld dat jij het bent?’
‘Nee, dat ga ik wel doen. Dat kan ook niet anders, maar ik moet echt nog even als Amanda door het leven gaan, in verband met de erfenis.’
De erfenis, dat is een argument dat mijn vader begrijpt. Een groot deel van zijn leven staat in het teken van de erfenis, en zelfs na deze dramatische gebeurtenissen kan hij het belang daarvan niet relativeren. Ik ook niet, en ik zal er alles, maar dan ook alles, aan doen om mijn deel veilig te stellen.
Ik zie aan het gezicht van mijn moeder dat ze er geen begrip voor heeft. Voor haar zal de erfenis volkomen onbelangrijk zijn vergeleken bij het verlies van haar dochter.
‘Nu moeten jullie iedereen vertellen dat niet ik, maar Amanda verongelukt is,’ zeg ik. ‘Wat moet dat erg zijn voor jullie.’
‘We hebben het niet veel mensen hoeven te vertellen,’ zegt mijn vader. ‘We hadden het ook druk met die hersenbloeding van je moeder.’
‘Opa en oma?’ vraag ik.
‘Die hoeven het helemaal niet te weten. Waarom zouden we dat die oude mensen nog aandoen?’
Ik kan het haast niet opbrengen om over het ongeluk te beginnen, maar toch vertel ik hoe we samen een plaats hadden uitgekozen waar we elkaar zouden ontmoeten. Een plaats die ik met de auto goed kon bereiken en waar Amanda met de trein kon komen. Ik vertel niet over de zwangerschap van Amanda. Het is beter dat mijn ouders dat nooit te weten komen, maar het maakt het lastig uit te leggen waarom ik gedronken had en Amanda niet. Ik huil steeds, en mijn ouders ook. Waarschijnlijk hebben ze niet veel van de details meegekregen.
Nadat ik mijn verhaal heb gedaan, kan ik hier niet langer blijven. Ik heb niet de antwoorden die ze willen horen. Ze vragen wanneer het lichaam van Amanda wordt vrijgegeven, en hoe het daarna zal gaan, maar dat weet ik zelf ook nog niet. Ik neem huilend afscheid van mijn ouders, en besluit bij Léon langs te gaan.
Bij Léon zijn de gordijnen dicht; dat is niet normaal om deze tijd. Ik haal een paar keer diep adem voordat ik aanbel. Léon doet open, maar hij ziet er niet goed uit. Hij is ziek, denk ik, maar hij heeft wel kleren aan. Kleren, waarin hij zo te zien heeft geslapen. Hij kijkt me aan.
‘Jij bent het!’ Hij ziet meteen dat ik het ben, en niet Amanda.
‘Ja, ik ben het, ik leef! Wie heeft je verteld over het ongeluk?’
‘Je vader. Ik belde naar jullie huis om te vragen of jij misschien binnenkort thuis zou komen. Je vader was helemaal van slag, en het enige wat ik begreep was dat zijn dochter was verongelukt.’
Ik pak Léon vast en ik huil. Waarom ik huil, weet ik niet. Huilen van blijdschap? Dat kan niet nu Amanda er niet meer is.
‘Online, heb ik in een Franse krant uit die regio een berichtje erover gevonden. Daar stond dat Jessica Kroon bij een auto-ongeval om het leven was gekomen.’
‘Ja, de gendarmerie denkt dat ik Amanda ben, omdat ik haar tas met haar paspoort bij me had. Zo zal dat in de krant terecht zijn gekomen.’
We lopen zijn kamer in.
‘Jezus, wat een zooitje! Het was zo netjes.’
‘Ik kan niet zonder jou; het maakte me niets meer uit.’
Samen beginnen we op te ruimen.
‘Maar Amanda is wel dood?’
‘Ja, Amanda is dood,’ kan ik met moeite uitbrengen.
Ik zie dat Léon wat wil zeggen, maar toch lukt hem dat niet.
‘Ik mag eigenlijk het land niet uit, morgen moet ik terug zijn,’
‘Welk land mag je niet uit?’
‘Frankrijk natuurlijk, daar was ik toch? Je hebt gedronken Léon. Geef het maar toe.’
‘Ja, ik heb een paar wijntjes op en ik heb niets gegeten.’
Hij kijkt in de koelkast en in de keukenkastjes. Hij draait zich naar mij om en zegt: ‘Niets waar ik wat mee kan.’
‘Maar we moeten wel eten,’ zeg ik.
‘Bestellen?’ vraagt hij.
Ik had niet verwacht dat ooit van hem te horen.
‘Nee,’ zeg ik, ‘de winkels zijn nog open.’
Hij checkt nog een keer zijn keukenkastjes en dan gaan we naar buiten; naar de slager, de groenteboer en nog een oosters speciaalzaakje.
‘Heb je nog wijn?’ vraag ik.
‘Ja, maar niet goed genoeg voor vanavond.’
We gaan naar de slijter. Net als de andere winkeliers kent de slijter Léon inmiddels.
‘Ik begrijp wat je wil,’ zegt de slijter, ‘maar dat kost meer dan wat jij ervoor over hebt.’
Léon bekijkt de flessen die de slijter heeft aangewezen.
‘Vijfentwintig procent korting omdat het een speciale dag is?’ vraagt Léon.
‘Ik weet niets van een speciale dag,’ zegt de slijter lachend, maar toch doet hij een papier om de fles champagne en geeft Léon zijn gevraagde korting.
We lopen terug naar zijn appartement. De champagne wordt koud gezet.
Tijdens het eten vertel ik hem hoe het is gegaan. Dat Amanda niet dronk, omdat ze zwanger was.
‘Ik neem aan van de man waar ze in huis woonde, maar zeker weet ik het niet. Ze was au-pair bij een echtpaar met twee kinderen.’
‘Ze dronk geen alcohol, omdat ze in verwachting was?’
‘Ik had witte wijn besteld en kreeg een hele fles,’ vertel ik.
‘Ja, zo doen ze dat in Frankrijk; ze zetten een fles op tafel, en achteraf bekijken ze hoeveel je ervan hebt gedronken.’
‘Ik dacht, we betalen ervoor, en dan kunnen we het ook maar beter opdrinken.’
Léon moet lachen, zoals hij vaker lacht als ik me typisch Nederlands gedraag.
‘Amanda durfde niet in het hooggebergte te rijden. We hebben allebei hoogtevrees, en bij zo’n haarspeldbocht kijk je diep het ravijn in.’
‘Dus toen heb jij gereden?’
‘Ja, helemaal niet goed natuurlijk. Ik voelde me niet slecht na die fles wijn, maar ik ben wel heel erg tegen rijden onder invloed. Tot dan had ik dat ook nooit gedaan. Nadat we uit de echte bergen waren, zei Amanda dat ze nu wel weer zelf wilde rijden.’
‘En toen ging het fout?’
‘Ja, ze kwam te dicht bij een houten vangrail. Ze raakte een paaltje en we crashten door die houten afrastering heen. De auto lag op zijn kant en ik dacht dat ik benzine rook.’
‘Je bent er zelf uitgekomen?’
‘Nee, ik kon mijn veiligheidsgordel losmaken en met heel veel moeite ook die van Amanda, maar toen moest ik wachten op hulp van buitenaf.’
‘Amanda was gewond, maar leefde nog?’ vraagt Léon.
‘Ze was al dood, daar ben ik zeker van.’
‘En toen besloot je om te doen alsof je Amanda was?’
‘Nee, zo ging het niet. Ik was dat helemaal niet van plan. Het zou nooit bij me opgekomen zijn, maar toen vertelde iemand me dat Jessica dood was. Het was een rechercheur van de gendarmerie. Ze noemde me Amanda. Ik heb toen niets gezegd. Een van de hulpverleners gaf de tas van Amanda aan mij. Hij zal gedacht hebben dat het mijn tas was. In de auto zullen ze mijn tasje gevonden hebben, met daarin mijn paspoort.’
‘Ik wist meteen dat je Jessica bent.’
‘Hoe zag je het?’
‘Je ogen, en de manier waarop je naar me keek. Net zoals die eerste keer in de trein.’
Léon begint met de voorbereidingen voor het eten en ik help hem daarbij. Ik herinner hem aan onze afspraak, dat hij tijdens mijn afwezigheid me niet trouw hoefde te zijn.
‘Heb je nog contact met Ingrid opgenomen?’ vraag ik half lachend. Ik hoop dat hij dat niet gedaan heeft, maar anders wil ik ook wel horen hoe het gegaan is. Tot in de kleinste details wil ik het weten.
‘Nee, daar is het niet van gekomen,’ zegt Léon, maar ik zie dat er meer aan de hand is.
‘Ik zei toch dat ik er geen probleem mee heb, dus vertel maar.’
‘Ik was er helemaal niet op uit om het te doen, maar het gebeurde toch.’
‘Met wie dan? Dus niet met Ingrid?’
‘Nee, met Amanda.’
Ik voel me ijskoud worden. Ik voel gewoon mijn liefde voor Léon uit me wegstromen.
‘Wanneer?’ vraag ik.
‘Een paar weken voor het ongeluk. Amanda was voor een paar dagen terug in Nederland. Ze zou thuis slapen, bij jullie ouders. Wat er precies aan de hand was heeft Amanda niet verteld, maar na één nacht had ze daar genoeg van. Het was te laat om naar Orléans terug te gaan en toen belde ze bij mij aan.’
‘Ze is die nacht bij jou gebleven?’
‘Ze is twee nachten bij me gebleven,’ zegt Léon eerlijk, ‘en toen moest ze terug naar Frankrijk.’
‘Je bent die eerste nacht al met haar naar bed gegaan?’
Ik denk aan onze eerste ontmoeting. Léon vond het te snel om meteen al de nacht met elkaar door te brengen. Léon antwoordt niet.
‘Misschien was ze wel zwanger van jou, snap je dat?’
‘Ik heb hier maar één bed, dat weet je toch? Wat had ik dan moeten doen? Haar wegsturen?’
‘Ze had hier helemaal niets te zoeken bij jou, natuurlijk had je haar weg moeten sturen.’
Het zal Amanda dwars hebben gezeten dat Léon niet voor haar koos toen in de trein. Wat zou ik gedaan hebben als het andersom was?
‘Je had gezegd, dat we het met een ander mochten doen. Met wie heb jij het gedaan?’
Ik geef geen antwoord. Ik weet nog niet of ik eerlijk wil zijn. Ik ben zo boos.
‘Wist je dat ze in verwachting was?’
‘Ja, dat heeft ze me verteld.’
‘Door de telefoon?’
‘Nee, ze is er speciaal voor naar Nederland gekomen.’
‘En toen hebben jullie het weer gedaan?’ Ik weet ook niet waarom ik dat wil weten.
‘Ja, ze was toen toch al zwanger.’
‘Weleens van voorbehoedsmiddelen gehoord?’
‘Met jou gebruikte ik die niet, dus ik dacht dat het met Amanda wel hetzelfde zou zijn.’
‘Je weet zeker dat het van jou was?’
‘Dat zei ze. Ze deed het niet meer met die man waarbij ze in huis was. Ze was daarna al een keer ongesteld geweest. Misschien wilde ze wel zwanger worden.’
Mijn maag trekt samen als ik denk aan Amanda. Léon kan best gelijk hebben. Amanda was er heel duidelijk over, dat ze het kindje wilde houden. Als dat zo was, en als ze Léon daarvoor had uitgekozen, dan was hij kansloos om daaraan te ontkomen. Amanda moet geweten hebben dat ze op dat moment vruchtbaar kon zijn.
‘Hoe vaak hebben jullie het gedaan, in die dagen dat ze hier was?’
Ik zie hoe Léon aan het tellen is. Hij komt er niet uit en begint opnieuw. Ik zie hem op zijn vingers aftellen.
‘Laat ook maar, ik denk dat je gelijk hebt. Amanda was hier om zich door jou zwanger te laten maken. Weet je ook waarom ze terugkwam om het je te vertellen?’
Nu krijgt Léon het echt zwaar. Als hij niet zo’n lieve eerlijke jongen was, zou hij de waarheid in zijn voordeel aanpassen. Amanda kan hem niet meer tegenspreken.
‘Ze wilde weten of jullie samen voor het kindje zouden gaan zorgen?’
‘Zoiets, ja. Zij wist zelf ook nog niet wat ze wilde, en ik vroeg of ik erover mocht nadenken.’
‘Eigenlijk kan ik jou ook niet veel verwijten,’ zeg ik. ‘Er zouden maar weinig mannen zijn die Amanda wel hadden weerstaan.’
‘Kunnen we dus gewoon verder? Ik bedoel jij en ik?’ vraagt Léon.
‘Nee,’ zeg ik, terwijl ik naar de voordeur loop. ‘Het is voorbij.’
Ik loop terug omdat ik bedenk dat ik mijn spullen moet meenemen.
‘Ik wil niet dat het zo eindigt,’ zegt Léon.
Ik negeer hem.
‘Ik vind het ook heel vervelend van je erfenis,’ zegt hij.
‘Van wie weet je dat?’ vraag ik, maar ik weet dat het alleen Amanda kan zijn. Waarom heeft ze hem dat verteld?
Terug naar mijn ouders wil ik niet. Ik moet terug naar Juan-les-Pins, maar eerst wil ik naar Orléans. Ik heb al wel wat gedronken, en waarschijnlijk iets te veel om te rijden, maar toch stap ik in de auto. Ik wil hier weg, en vandaag nog zoveel mogelijk kilometers afleggen.
Reacties
Een reactie posten