Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Red Maria - H10

Inès, de huishoudster, geeft me een envelop. Ze heeft goed om zich heen gekeken voordat ze de envelop tevoorschijn haalde.
‘Van wie is die?’ vraag ik.
Ze legt haar wijsvinger tegen haar lippen en zegt zachtjes: ‘Niet praten.’
Ik kijk haar na en vraag me af hoe ze aan een brief voor mij is gekomen. Mijn naam staat op de envelop: ‘Jessica’. Ik ken het handschrift, en misschien heeft Inès het ook herkend. Ik maak de envelop open en zie dat het geen goed nieuws is, maar toch ben ik blij dat ik nu iets van haar hoor. Nu kan ik proberen wat te doen.
‘Hier ben ik,’ staat op het briefje. Het is briefpapier van een club in Nice. Maria heeft een pijltje getekend dat naar de naam van de club wijst. Meer schrijft ze niet, maar voor mij is dit voldoende. Online vind ik er meer informatie over. Ze weten het mooi te omschrijven, maar het is gewoon een bordeel, daar ben ik van overtuigd.

Het liefst zou ik er meteen op afgaan, maar ik besluit om tot de volgende dag te wachten. Ik moet nog wat voorbereiden en probeer te bedenken welke mogelijkheden er zijn om Maria daar weg te krijgen. Het zou beter zijn als ik dit niet alleen zou hoeven doen, maar ik ken hier niemand die me hierbij zou kunnen helpen.
Ik ben gespannen als ik naar Nice rijd. Het is een route die ik vaak neem, maar nu kom ik in een deel van de stad, een wijk waar ik nog niet eerder ben geweest. Ik had gehoopt op een drukke straat waar ik onopvallend de club in de gaten zou kunnen houden, maar het straatje is helemaal verlaten. De naam van de club staat vrij onopvallend op de deur en er is een bel. Aanbellen zal geen zin hebben. Ook de achterkant van de club biedt geen mogelijkheden; ik moest een flink stuk omlopen om er te komen. Er is een hek met prikkeldraad en alle ramen zijn voorzien van rolluiken die dicht zijn.
Ik heb een prepaid telefoon bij me. Die heb ik speciaal hiervoor gekocht. Als het zover komt dat ik de gendarmes moet waarschuwen, dan zal ik dat anoniem doen en niet via mijn eigen telefoon. Ik loop naar de haven en ga daar lunchen. Daarna ga ik weer terug naar het straatje. Terwijl ik doe alsof ik aan het bellen ben, zie ik een personenbusje aankomen. Zes vrouwen stappen uit en gaan de club binnen. De chauffeur van het busje heeft de sleutel. Maria is er niet bij. De vrouwen zijn allemaal een stuk ouder dan Maria. Het busje vertrekt weer. Ik ga naar mijn auto en parkeer die aan het begin van de straat. Ik blijf in de auto zitten en doe weer alsof ik aan het telefoneren ben. Ik wacht af of er nog een busje vol vrouwen zal worden afgeleverd. Binnen een halfuur is hetzelfde busje terug. De vrouwen die er nu uitkomen, zijn jong; het zijn meisjes. Maria is er niet bij, denk ik, maar dan stapt ze als een van de laatsten uit.
Nu ik Maria zie, wil ik direct naar haar toe, maar ik moet precies het goede moment kiezen. Veel tijd is er niet, want de eerste meisjes zijn al bij de deur van de club. Maria kijkt om zich heen. Zoekt ze mij? Ze heeft me die brief gestuurd en zal verwachten dat ik haar probeer te helpen. Ze ziet me niet, maar ze is wel een paar meter achter geraakt bij de rest.
Nu reageer ik zonder verder na te denken. Ik rijd mijn auto tussen het busje en de ingang van de club.
‘Maria!’ roep ik, terwijl ik de autodeur aan de passagierskant opengooi.
Niet alleen Maria, maar alle meisjes dringen om bij de auto te komen. Ze zullen begrijpen dat dit een bevrijdingsactie is. De chauffeur trekt meisjes naar achteren, en dan komen er mannen uit de club naar buiten. Ik kan niet anders dan wegrijden als ze bij mijn auto komen.

Ik parkeer in een zijstraat en kijk naar het meisje dat naast me zit.

Ik wist al dat het niet Maria is. Ik zag hoe ze door een van de mannen werd tegengehouden. Even denk ik dat ik dit meisje misschien kan ruilen voor Maria, maar als ik haar aankijk, weet ik dat ik haar dat niet kan aandoen.
‘Hoe heet jij?’ vraag ik.
‘Hannah,’ zegt ze terwijl ze doodbang om zich heen kijkt. Een handtasje houdt ze stevig vast.
‘Je paspoort?’ vraag ik.
‘Ja, maar niet mijn echte.’
Dus een meisje dat in dezelfde situatie zit als Maria. Ik pak mijn prepaid telefoon en bel het alarmnummer van de gendarmerie. Ik noem de naam van de club en zeg dat er Aziatische meisjes gedwongen worden om als prostituee te werken. Dan hang ik op.
We zien het busje voorbij rijden, maar verder zie ik geen auto’s die naar ons op zoek zijn. Toch ben ik doodsbang terwijl ik deze wijk uitrijd.
‘Wat gaat er met me gebeuren?’ vraagt Hannah angstig.
Ik voel me misselijk worden als ik eraan denk hoe dicht ik bij Maria was, en dat ik haar waarschijnlijk nooit meer zal terugvinden. Misschien dat de gendarmes haar bij een inval zullen vinden, maar ik heb daar maar weinig vertrouwen in. Het plan dat ik voor Maria had uitgedacht, zal ik nu voor Hannah gebruiken. In mijn eigen telefoon staat het nummer dat ik moet bellen. Het is wat we in Nederland een ‘Blijf van mijn lijf huis’ noemen. Ik heb al met een van de vrouwen daar gesproken. Als er wordt opgenomen, noem ik het adres waar we nu zijn geparkeerd.
Ik leg Hannah uit dat ze voorlopig wordt ondergebracht in een huis waar ze veilig is, maar dat ik nog contact met haar opneem en haar niet in de steek laat.
‘Ik wil terug naar huis,’ zegt Hannah huilend.
‘Waar is dat?’
‘Thailand.’
‘Net als Maria,’ zeg ik. ‘Kende je Maria?’
‘Nee, niet voordat ze hier moest werken.’

Pas als er iemand uitstapt, zie ik de auto aan het begin van de straat. De vrouw die uitstapt zal ons eerst van afstand hebben bekeken, bang om in een valstrik gelokt te worden. Ik heb bewondering voor de vrouwen die zorgen voor een veilige omgeving voor meisjes en vrouwen.
‘Noem me maar Isabelle,’ zegt ze. Het zal niet haar echte naam zijn. Ze weet hoe ze Hannah gerust moet stellen. Ik heb niet veel geld, maar ik geef alles wat ik kan missen aan Isabelle.
‘We houden u op de hoogte,’ zegt ze.
‘Dank u wel,’ zegt Hannah zachtjes tegen me. Ik zie dat ze twijfelt of ze me een hand moet geven. Ik pak haar vast en druk haar tegen me aan. Ik voel haar tranen tegen mijn hals.

Mijn oom belt me. Dat heeft hij nog niet eerder gedaan.
‘Kom onmiddellijk naar mijn kantoor,’ zegt hij en hangt op.
Was hij maar dood, denk ik. Dat heb ik al vaak gedacht sinds ik bij deze walgelijke man in huis woon.
Nog maar een paar weken heeft hij te leven volgens Laurent. Hoogstens een paar maanden, maar ik heb nu een probleem met hem; dat kon ik aan zijn stem horen.
‘Dacht je nu echt dat ik er niet achter zou komen dat je de gendarmerie hebt gebeld?’
Door zijn ziekte is zijn stem niet meer zo hard, maar toch zou ik mijn handen over mijn oren willen doen. Ik kan het ontkennen, maar dat zal me niet helpen. Ik zeg helemaal niets.
‘Een prepaid telefoon. Je dacht dat je dat zou helpen? Een buitenlands accent dat als Nederlands werd herkend. Je kunt wel denken dat je net als ik accentloos Frans spreekt, maar iedere Fransman hoort meteen dat je hier niet vandaan komt.’
Dat laatste kwetst me toch wel een beetje. Ik dacht echt dat ik al op de goede weg was.
‘Ik zal de wijziging van mijn testament in gang zetten,’ zegt hij ernstig.
Ik hoef niet te vragen wat de wijziging is; ik zal onterfd worden.
‘Zal ik dan maar mijn spullen pakken en vertrekken?’ vraag ik.
‘Nee, je hebt gezegd dat je het jaar zou uitdienen en daar houd ik je ook aan. Je bent hier niet voor mij, maar voor je tante.’
Ik vraag me af waarom ik nog zou blijven, maar dan zegt hij:
‘Je denkt dat je nu niets meer te verliezen hebt? Jij gehoorzaamt me, of ik onterf ook je zus en je ouders. Je vader zal je nooit meer willen zien als ik dat doe en vertel dat het jouw schuld is.’
Daar kan hij weleens gelijk in hebben…

Op mijn kamer huil ik. Ik blijf op mijn kamer, want ik kan niet stoppen met huilen. Mijn hele leven wist ik, dat ik juist dit moest voorkomen, en nu is het toch gebeurd. Ik krijg mijn deel van de erfenis niet. Dat ik nu in de villa ben, die binnenkort van Amanda en mij zou zijn, maakt het nog moeilijker. Mijn ouders wil ik even niet spreken, maar wel bel ik kort met Amanda. Ik had gehoopt dat ze zou zeggen dat het niet uitmaakt, omdat zij haar erfdeel wel krijgt en ik natuurlijk bij haar mag komen wonen. Maar dat zegt ze niet, ze is vrij kortaf en vraagt wat ik ermee heb bereikt.
Ik heb er niets mee bereikt. Ik wist waar Maria was, en nu weet ik het niet meer. Toch moet ik haar redden. Ze heeft mij om hulp gevraagd, en ik mag het nu niet opgeven. Deze kans heb ik verprutst, en dat neem ik mezelf ontzettend kwalijk. Ik heb niet de vaardigheden om zo’n actie tot een goed einde te brengen. Een privédetective zou haar kunnen opsporen, maar ik heb niet het geld om zo’n bureau in te schakelen. Toch begint zich een plan te vormen: ik moet zelf leren hoe ik dit soort zaken aanpak. Eerst maar eens kijken of er een betaalbare opleiding is.
Alleen kan ik dit niet, maar wie zou me willen helpen? Alles verandert als ik toch nog de erfenis krijg. Ik zal er alles, maar dan ook alles aan doen om dat voor elkaar te krijgen. Niet alleen voor mezelf, maar ook om Maria te redden

Ik dring er bij oom Adelbert nog eens op aan dat ik echt moet weten waar Maria is, maar hij zegt dat hij dat zelf niet weet en het ook niet wil weten.
‘De gendarmerie heeft niets gevonden bij een inval na jouw telefoontje. De club was tijdelijk gesloten omdat de meisjes met vakantie waren, zei de eigenaar.’
Oom Adelbert moet er zelf om lachen.
‘Ze zullen snel weer opengaan, maar dan alleen met legale vrouwen. Die ruilen ze dan met een ander bordeel dat meisjes zoals Maria wel kan inzetten.’
Mijn oom lijkt zowel bij de gendarmes als bij de criminelen die deze clubs runnen contacten te hebben.
‘Heb jij je geld verdiend aan dit soort meisjes?’ vraag ik hem.
Ik zie dat hij dit als een ernstige belediging opvat.
‘Die mooie erfenis, die nu aan jouw neus voorbijgaat, heb ik met eerlijke zaken verdiend. Die meisjes hebben me alleen maar geld gekost. Veel geld, maar dat is het wel waard geweest.’


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties