Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Red Maria - H1

Zoals middeleeuwse gelovigen God moesten gehoorzamen voor een beter leven na de dood, moeten wij oom Adelbert gehoorzamen voor een rijk leven na zijn dood. Ik kon hem niet gehoorzamen en daarom wil hij mij onterven, maar ik zal alles, maar dan ook alles doen om dat te voorkomen.


‘Dus je zou liever niet gaan?’ vraagt mijn collega verbaasd. We kijken of de regen al wat minder wordt. Zij is de enige aan wie ik het op mijn werk heb verteld. Binnenkort zal ik mijn baan opzeggen en dan weet iedereen het.
‘Je woont dus een jaar lang in een villa aan de Côte d’Azur. In Juan-les-Pins, op loopafstand van de Middellandse Zee …’
‘Ja, maar er is ook een zwembad bij de villa.’
‘... en het enige dat je hoeft te doen, is je dementerende tante gezelschap houden?’
‘Ja,’ zeg ik. Ik ben te moe om het verder uit te leggen. We hebben er net een dienst van tien uur opzitten, en ik wil naar huis, maar het gaat alleen maar harder regenen. Ze pakt haar telefoon en we zien:

Utrecht, 7°, zwaarbewolkt en regen.

En zo blijft het de rest van de dag. Ze opent een nieuwe zoekopdracht en zegt: ‘Kijk Jessica, dit ziet er beter uit.’

Juan-les-Pins, Antibes, 25°, geen bewolking en geen neerslag.

We wachten niet langer, maar rennen tegen de striemende regen in naar de parkeerplaats. Voordat mijn collegaatje het portier van haar auto dichttrekt, roept ze naar me: ‘Ik zou het wel weten!’

Natuurlijk is mijn collega verbaasd over mijn gebrek aan enthousiasme over dit aanbod, want zij weet niet van de erfenis. Daarover heb ik niemand op het werk verteld. Natuurlijk, wil ik in die villa wonen, maar pas als oom Adelbert dood is. Als het waar is wat ik over hem heb gehoord, zou ik geen dag, en zeker geen nacht bij die man in huis willen doorbrengen.

Ik parkeer voor onze kleine tussenwoning en ren door de nog steeds stromende regen naar de voordeur. Echt verwaarloosd is ons huis niet, maar je ziet wel dat het schilderwerk te lang is uitgesteld, zoals zoveel wordt uitgesteld in afwachting van de erfenis. Vanaf onze geboorte wachten we al op de erfenis van oom Adelbert. Het is een mooi vooruitzicht, want hij is rijk, echt heel rijk. Een villa in Zuid-Frankrijk, een bungalow in Nederland en daarnaast een vermogen, zo groot dat niemand van ons gezin ooit nog zal hoeven te werken. Oom Adelbert is de oom van onze vader. Toen duidelijk werd dat Adelbert en zijn vrouw Yvonne kinderloos zouden blijven, heeft hij zijn neef Herman – onze vader – tot erfgenaam benoemd.
‘Hoi pap, ik ben thuis,’ zeg ik als ik langs zijn kantoortje kom.
Zoals altijd zit hij achter zijn bureau. Hij is verzekeringsadviseur. Van halfnegen tot vijf wacht hij tot een klant hem via de vaste telefoon belt. Zo gaat het al vijfentwintig jaar – ons hele leven lang. Vader besefte, dat wat hijzelf kan verdienen maar een fractie is van wat de erfenis zal opleveren en dat inzicht heeft zijn ambitie volledig weggenomen.
‘We hebben echt ieder een eigen kamer nodig,’ zeiden we, als we bij een vriendinnetje hadden gespeeld dat wél een eigen kamer had, maar papa wil zijn kantoor niet opgeven. Hij wordt de laatste jaren steeds minder vaak gebeld. Nu we voor een jaar naar Frankrijk gaan, maakt het ons niet meer uit, maar toch kan ik het niet laten om te zeggen: 'Zoals jij werkt, is echt niet meer van deze tijd, papa; ze kunnen het toch allemaal online regelen.'
Even denk ik dat hij er niet op wil reageren, maar na een diepe zucht, zegt hij: ‘Jessica, ik ben me daarvan bewust, maar het gaat zo slecht met de gezondheid van oom Adelbert, dat we ons daar geen zorgen over gaan maken.’

Ik zeg steeds ‘wij’ en ‘ons’ omdat er nooit echt een ‘ik’ of ‘mij’ was. Alles doe ik samen met mijn zus Amanda. We zijn als twee helften van één persoon, en misschien is dat ook onvermijdelijk als je samen een eeneiige tweeling vormt. We wonen nog steeds thuis, ondanks dat we daar een kamer moeten delen. Op onszelf gaan wonen, zou maar tijdelijk zijn, want na de erfenis wonen we in de villa in Juan-les-Pins.

‘Oom Adelbert is gewoon een vieze pedofiel,’ zeg ik. ‘Hij schaamt zich er niet eens voor, dat hij het in Thailand met veel te jonge meisjes doet.’
‘In Thailand geldt een andere minimumleeftijd voor dat soort dingen,’ zegt Amanda terwijl ze een zware stem opzet.
‘Probeer je nou oom Adelbert na te doen?’
Met een bromstem zeg ik: ‘Er zijn genoeg goede doelen die mijn geld kunnen gebruiken.’
Oom Adelbert maakt ons graag duidelijk dat de erfenis geen zekerheid is.
‘Wat praten jullie raar,’ zegt mama, die samen met pa binnenkomt.
‘We doen oom Adelbert na,’ zeg ik lachend.
‘Mag ik dan nu?’ vraagt Irma – onze moeder. Met een lage stem zegt ze: ‘Irma, wanneer zorg je nou eens voor een mannelijke erfgenaam?’
‘Best goed, mam,’ zegt Amanda.
Het is alweer jaren geleden dat oom Adelbert zich realiseerde dat er via zijn neef Herman ook geen mannelijke opvolger zou komen. Een tweede tegenvaller voor hem, nadat hij en tante Yvonne de hoop op kinderen hadden opgegeven. Waarom mijn ouders na Amanda en mij geen kinderen meer hebben gekregen weet ik niet, maar het zou kunnen dat ze bang waren dat ze een zoon zouden krijgen. Oom Adelbert zou dan alles aan ons broertje hebben nagelaten en dan zou er niets naar onze ouders, en niets naar ons gaan.
‘Pap, kun jij oom Adelbert nadoen?’ vraag ik.
‘Hou toch op met het belachelijk maken van die man. Hij is ernstig ziek. Misschien overleeft mijn tante hem nog.’
‘Dat gun ik haar, zegt Irma. Tante Yvonne is een lieve vrouw. Veel te goed voor Adelbert. Ze was nog heel jong toen ze elkaar leerden kennen. Ze zal onder de indruk zijn geweest van zijn geld en zijn macht. Tragisch, dat ze zo jong al aan deze ziekte moet lijden. Maar toch zal ze Adelbert nog overleven. Hoe gaat het dan eigenlijk met de erfenis als Yvonne nog leeft?’
‘In het testament staat dat ze tot haar dood in het huis in Juan-les-Pins mag blijven wonen, maar terwijl tante Yvonne daar nog woont, kan het huis gewoon door ons worden gebruikt.’
‘Door óns, door Amanda en mij, papa’ herinner ik hem aan de laatste wijziging in het testament.’
‘Maar alleen als we precies doen wat oom Adelbert wil, want anders worden we onterft,’ vult Amanda aan.
‘Ja, en dat is precies de reden waarom Jessica, zonder daar verder over te zeuren, voor ze gaat werken. Juan-les-Pins is een van de beste plaatsen om te wonen. Tussen Nice en Cannes, aan de Middellandse Zee, wat wil je nog meer?’
‘Ik wil bij mijn zus blijven.’
‘En ik wil er nu niets meer over horen,’ zegt pa, terwijl hij de kamer uitloopt.
‘Mam, ik ben toch nooit langer dan een week zonder Amanda geweest?’
‘Nee, Jessica, die werkweek op de middelbare school was het langst dat jullie zonder elkaar waren. Drie nachten was je zus weg en dat hebben we geweten.’
‘Dan had je mij ook naar dezelfde school moeten laten gaan, dan waren we samen op werkweek gegaan.’
Onze moeder is er nooit een voorstander van geweest, om ons in alles hetzelfde te laten zijn. Ze zorgde voor verschillende kleding, maar wij gebruikten alles samen. Alleen met ons haar maakte ze verschil: Amanda kreeg kort haar en dat is zo gebleven. Zodra het te lang wordt, laat ze het knippen. Ze zegt: ‘Anders denken ze dat ik Jessica ben.’
Zelf zal ik mijn haar nooit kort laten knippen.

We hebben onze banen opgezegd, want binnenkort vertrekken we naar Frankrijk. Terwijl ik bij onze oudoom en oudtante in Juan-les-Pins ben, werkt Amanda als au-pair bij een gezin in Orléans. We zijn dan allebei een jaar in Frankrijk, maar wel bijna negenhonderd kilometer van elkaar af.
We waren van plan een feest te geven als afscheid voor onze vrienden die we een jaar lang zullen moeten missen, maar bij het opstellen van de lijst met genodigden kwamen we niet ver: collega’s met wie we niet veel contact hebben en het groepje van school, waarmee we nog maar sporadisch afspreken. Ik zie dat Amanda opgelucht is wanneer ik zeg dat ik zo’n afscheidsfeest eigenlijk niet zie zitten.
‘Ik zal papa en mama natuurlijk wel missen,’ zeg ik, ‘maar ik kan me nog niet voorstellen hoe het is om zonder jou te zijn.’
Amanda reageert niet. Ook voor haar zal het heel emotioneel zijn om straks afscheid van mij te moeten nemen. We waren altijd samen. Voor feestjes werden we altijd allebei uitgenodigd. Niemand kwam ook maar op het idee, om maar één van ons te vragen. Natuurlijk hebben we wel ieder onze eigen vriendjes gehad, maar we hebben er elkaar altijd alles over verteld.

Mama is beledigd als oom Adelbert geld overmaakt zodat we kleding kunnen aanschaffen waarmee we in Frankrijk voor de dag kunnen komen. Onze moeder heeft altijd haar best gedaan om met het weinige geld dat we daaraan konden besteden ons er netjes uit te laten zien. Wij nemen het geld natuurlijk graag aan en shoppen tot iedere euro is besteed.

We moeten wel goed Frans kunnen spreken als we daar zijn. Op de middelbare school hebben we allebei Frans gekozen en we zijn ieder jaar in Frankrijk met vakantie geweest. We kunnen ons dus al redelijk redden, maar oom Adelbert heeft aangeboden om een van de duurste taalopleidingen in Nederland voor ons te betalen. De dagelijkse treinreis valt ons tegen, maar een overnachting zou op onze eigen kosten moeten, en dat zien we ook niet zitten.

We zitten in de trein naar huis en tegenover ons zit Léon. We kennen Léon nog niet echt, maar hij is aantrekkelijk én hij is een Fransman.
‘Je moet kiezen,’ zegt Amanda, terwijl ze Léon streng aankijkt.
Léon blijft volhouden dat hij ons allebei even aantrekkelijk vindt, maar Amanda neemt daar geen genoegen mee.
‘Maar jullie zijn precies hetzelfde, hoe kan ik dan kiezen?’
‘Ik heb lang haar en Amanda heeft het altijd kort,’ zeg ik en op dat moment zie ik dat Léon zijn keuze heeft gemaakt. Hij kijkt Amanda aan en zegt: ‘Ik vind je een prachtige, aantrekkelijke vrouw, maar toch kies ik voor je zus.’
De trein nadert een station. Een vrouw die deed alsof ze niet meeluisterde, pakt haar laptop en staat op. Ze probeert nog zoveel mogelijk van het gesprek mee te krijgen, maar dan moet ze toch echt naar de uitgang.

Net als gisteren spraken Amanda en ik Frans met elkaar. Na weer zo’n dag bij de nonnen van Vught ging ons dat gemakkelijk af. We merkten dat, als we snel spraken en de woorden in elkaar lieten overvloeien, het niet te volgen was voor Nederlanders met alleen school-Frans. Al snel waren we door onze gespreksonderwerpen heen, en dat bracht ons ertoe de jonge mannen om ons heen te bespreken en te beoordelen. We deden dat zonder de man aan te kijken, waardoor die geen enkel idee had dat we het over hém hadden. Maar nu zit Léon tegenover ons in de trein. Gisteren zat hij daar ook al, maar toen wisten we nog niet hoe hij heette, en we wisten niet dat hij een Fransman is. Hij reageerde helemaal niet op ons Franse gesprek, en ook vandaag heeft hij ons eerst nog stoïcijns aangehoord. Toen zei hij in goed Nederlands, maar met een Frans accent, dat hij vereerd was dat we hem schattig, verleidelijk en ‘om op te eten’ vonden. Amanda en ik keken elkaar aan, waarna we lachend de jongeman aankeken.
‘Léon,’ stelde hij zich voor. ‘Ik zou willen dat mijn Nederlands net zo goed was als jullie Frans. Hoe komt het dat jullie het zo goed spreken? Hebben jullie er gewoond?’
‘Nee,’ antwoordde Amanda, ‘maar dat gaan we wel doen en daarom moeten we nu drie weken lang, iedere dag naar Vught, voor Franse conversatielessen.’
‘En in de trein terug, dan oefenen jullie samen?’
‘Ja,’ zei ik, ‘maar nu jij weet wat wij van jou vinden, willen we ook horen, wat jij van ons vindt.’
Magnifique!,’ antwoordde León in zijn moederstaal.

We rijden het centraal station binnen. Léon heeft net op tijd zijn keuze gemaakt. Ik wist al dat hij hier ook zou uitstappen, en... hij heeft voor mij gekozen.
‘Mag ik met je mee naar huis?’ vraag ik.
‘Slet!,’ hoor ik mijn zus zeggen, maar zo zacht dat Léon het niet kan horen.’
‘Naar mijn appartement? Natuurlijk mag dat.’
Nadat we zijn uitgestapt loopt Amanda bij ons weg met de woorden: ‘Tot morgen, geniet ervan.’
Ik hoor zowel jaloezie als afkeuring in haar stem, maar dan richt ik me helemaal op Léon. Hij blijkt op loopafstand van het station te wonen.
‘Wat wil je eten?’ vraagt Leon.
‘Bestellen we iets, of ga je echt koken?’
‘Ik ben geen Hollander; natuurlijk ga ik voor je koken.’
We doen samen de inkopen, en ik kom in winkeltjes waar ik zelf nog nooit ben geweest, terwijl ze niet eens ver bij ons vandaan zijn. Meestal haal ik alles gewoon bij de supermarkt.
Léon komt haast nooit in een supermarkt, zegt hij. Voor brood gaat hij naar de bakker, voor vlees naar de slager en voor vis naar de viswinkel of de markt. Hij heeft geen boodschappenlijstje, maar toch weet hij precies wat hij moet hebben. In de winkels waar we komen kennen ze hem. Zijn culinaire kennis gebruikt hij niet om indruk op mij te maken, maar om precies te krijgen wat hij wil.
‘Dat was het dan,’ zegt hij. We lopen terug naar zijn appartement. In de keuken is de taakverdeling duidelijk: Léon is een ervaren kok, en ik krijg instructies om de uien te snipperen, wortelen te snijden en de oesterzwammen te scheuren.
Aan tafel, legt Léon uit waarom hij juist deze rode wijn bij dit gerecht heeft gekozen.

Om half twaalf sta ik voor de deur van ons huis. Even wacht ik voordat ik mijn sleutel in het slot steek. Ik had gehoopt dat ze al naar bed zouden zijn. Ook dan zou Amanda me uithoren, maar dan zonder mijn ouders erbij. Niets aan te doen, denk ik. Ik doe de deur open, hang mijn jas op en loop de kamer in.
‘Was het lekker?’ is het eerste wat Amanda vraagt.
‘Ik heb heerlijk gegeten,’ antwoord ik.
‘Mocht je niet blijven slapen?’ vraagt ze verbaasd.
Ik voel dat ik bloos, waardoor Amanda me met nog meer verbazing aankijkt.
‘Je bent verliefd!’ zegt ze lachend. ‘Je bent verliefd op Léon.’
‘Hij vond het te snel om nu al samen de nacht door te brengen.’
‘Maar vrijen? Jullie hebben toch wel iets gedaan?’
‘Ja, maar we zijn niet “all the way” gegaan.’
‘En wie zijn keuze was het, om niet “all the way” te gaan? Heeft Léon zich misschien bedacht en wil hij toch liever voor mij kiezen?’ vraagt Amanda pesterig.
‘Moet dit besproken worden waar jullie ouders bij zijn?’ vraagt papa, die zich als enige man in dit huis wel vaker ongemakkelijk voelt bij dit soort onderwerpen.
‘Herman, doe niet zo ouderwets,’ reageert mama. ‘Onze dochters zijn volwassen vrouwen die op een volwassen manier met relaties en seks omgaan. Toch goed dat ze daar niet geheimzinnig over doen?’
‘Papa vindt het heel onverstandig dat je nu weer wat met een man begint,’ zegt Amanda. ‘Je hebt het net uitgemaakt met die vriend van je, omdat je een jaar naar Frankrijk gaat.’
Waar bemoeien ze zich mee, denk ik, maar Amanda gaat door: ‘Ik zei tegen papa dat dit best een “one night stand” kan zijn, maar dat had ik dus mis.’
Papa doet alsof hij niet luistert, het liefst wil hij helemaal niets van ons seksleven weten.
‘Wanneer zie je hem weer?’ vraagt Amanda.
‘Morgen, dan ga ik weer bij hem eten.’
‘Neem je dan wel je tandenborstel mee?’

In de week voor ons vertrek ben ik bij Léon. De dagen voelen als de laatste momenten met een vakantieliefde.
Als we op vakantie waren in Zuid-Frankrijk, vonden we altijd vlak voor vertrek onze grote liefde. Natuurlijk volgde er liefdesverdriet tijdens de terugreis, maar daarna vergaten we die jongens weer snel.
Bij Léon zal dat niet gebeuren; met hem is het anders. Hoewel we elkaar nog maar kort kennen, voelt dit als een serieuze relatie. Zo serieus ben ik nog nooit eerder met een man geweest. Het komt wel heel slecht uit: ik moet een jaar naar Frankrijk, en Léon, die nu aan het afstuderen is, moet in ieder geval nog maanden in Nederland blijven.
Ik had me voorgesteld deze laatste week met Amanda door te brengen, maar nu draait alles voor mij om Léon. Dat Amanda jaloers is op mijn relatie met Léon wist ik, maar dat ze zo ver zou gaan, had ik nooit verwacht. We vertellen niemand over de erfenis. Collega’s op het werk weten het niet en onze vrienden hebben we het ook nooit verteld, maar nu blijkt Léon er opeens alles van af te weten.
‘Dat heb je van Amanda! Wanneer dan?’ wil ik weten.
‘Ik heb haar toevallig ontmoet, al weet ik niet of het echt toevallig was. Ze zei, dat als ik uit was op jouw erfenis, ik moest weten dat zij net zo goed erfgenaam is. Dat jullie allebei hetzelfde erven. Ze ging er dus vanuit dat jij me verteld had dat je binnenkort die erfenis kan verwachten.’
‘En toen?’
‘Ik heb haar nog een keer gezegd dat ik voor jou heb gekozen, maar ik was natuurlijk wel nieuwsgierig wat die erfenis inhoudt, en ik heb haar dus een beetje uitgehoord.’
Ik ben boos op Amanda, maar het is niet erg dat Léon van de erfenis weet. Het is tenslotte onze gezamenlijke toekomst. Nu kunnen we samen plannen maken. Toch is het een dubbel gevoel. Léon is wel erg geïnteresseerd in die rijkdom. Hoe weet ik nu of hij voor mij kiest, of voor mijn geld? Dat is precies de reden waarom we hadden afgesproken het aan niemand te vertellen, maar Amanda hield zich daar niet aan.

De dag voor ons vertrek ga ik thuis langs om in te pakken. Ik had verwacht dat mijn afscheid van Amanda heel emotioneel zou zijn, maar ze heeft maar weinig aandacht voor me. Ze is veel aan het appen met een vriendin en onze bedden liggen vol met haar kleren. Ze niet kan besluiten wat ze mee wil nemen. Na een korte omhelzing wensen we elkaar een goede reis. Dit zal haar manier zijn om met dit moeilijke afscheid om te gaan. Ik heb niet gezegd dat ik weet van haar “toevallige” ontmoeting met Léon. Ik wil geen ruzie met haar maken op deze laatste dag.
Mijn ouders hadden gehoopt dat ik die laatste nacht thuis zou slapen, en ik zie dat ze teleurgesteld zijn als ik met mijn bagage naar Léon vertrek. Ik heb al afscheid van ze genomen, maar als ik bij de deur ben roept mijn vader me terug.
‘Loop even met me mee, Jessica.’
In zijn kantoortje gaat hij achter zijn bureau zitten. Ik ga niet zitten, ik wil zo snel mogelijk weg. Het is niets voor papa om me apart te willen spreken.
‘Het kan zijn dat je daar in die villa dingen ziet die je niet aanstaan.’
Ik zie dat hij niet goed weet hoe hij verder moet gaan, maar dan zegt hij: ‘Ik weet hoe jij bent, Jessica, maar je mag je er niet mee bemoeien. Mijn oom is oud en ziek, heel ernstig kan het niet meer zijn.’
‘Je laat toe dat ik een jaar bij een pedofiel in huis woon? En dat ik het misbruik daar maar voor lief moet nemen. Dat is toch wat je bedoelt?’
‘Het zal vast geen jaar duren, en jij hoeft nergens bang voor te zijn, want hij vindt achttien al heel oud heb ik gehoord.’
‘Mama weet hier niets van, neem ik aan?’
‘Nee, dit vertelt hij alleen als we onder elkaar zijn, als mannen. Ik wou dat ik kon voorkomen dat jij daar naar toe moet, maar we moeten aan de erfenis denken.’
Zonder iets te zeggen draai ik me om en loop de trap af. Hij volgt me en roept nog: ‘Denk aan de erfenis, Jessica…’

Tijdens mijn laatste avond met Léon praten we over onze toekomst. De kans is groot dat oom Adelbert minder dan een jaar te leven heeft. Amanda en ik worden dan de eigenaren van de villa waar mijn oom en tante nu wonen. Ik verheug me er nu al op, hoe ik ons deel van het huis zal inrichten voor Léon en mij.
Ik vertel Léon niet veel over mijn oudoom, maar ik moet toch even kwijt dat ik me zorgen maak over wat ik daar zal aantreffen.
‘Wees alsjeblieft voorzichtig,’ zegt Léon. ‘Jonge meisjes en een rijke oude man, dan zijn er criminelen in de buurt; gevaarlijke mensen’
Ik vind het fijn dat hij bezorgd voor me is. Mijn afscheid van hem is emotioneler dan dat van mijn ouders, en zelfs heftiger dan het afscheid van Amanda. Het zal moeilijk zijn zonder Léon, maar de toekomst die we samen hebben, zal de beloning zijn voor het wachten.

Met mijn ouders zijn we altijd met de auto naar Frankrijk gegaan, maar nu ga ik vliegen en Amanda gaat met de trein. Ik heb vergeten te vragen hoe laat haar trein gaat. Terwijl ik wacht op de trein naar Schiphol kijk ik goed om me heen en hoop haar nog even te zien. Ze zal zich daar wel redden in dat au-pair gezin, maar toch maak ik me zorgen om haar. Ze was zo anders bij ons afscheid en ik zou willen weten waarom. Net als ik WhatsApp open om haar een berichtje te sturen, komt mijn trein het station binnenrijden.




Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

Een reactie posten