Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
"I bless the day I found you."
The Everly Brothers – Let it be me
Ik pieker mij suf over de opmerking van Tom. Ken ik die gast, die naast hem staat? Waar zou ik hem van moeten kennen dan? Het is trouwens geen gezicht. Tom: een kleine drukke jongeman, mager van postuur, hoogblond, rondspringend als een kikker, heldere blik in zijn ogen, guitige tred van lopen, luchthart-treurniet. En dan die gast naast hem: serieus en dromerig. Lang van postuur, met gitzwarte krullen, bakkebaarden en een stoppelbaard. Een mooi mannelijk sterk lijf met een bescheiden, terughoudende persoon erin: alsof hij zelf nog niet toe is aan dat lijf. Zoiets. In zichzelf gekeerd: totaal ergens anders dan hier op aarde.
Hij verbergt zijn ogen zorgvuldig achter zijn gitzwarte krullen. Staat daar wat gebogen onderaan dat raam te drentelen. Een beetje zoals Robert Smith, van popband The Cure. Het is alsof hij aan een ballon in de lucht hangt. Dat hij af en toe verder omhooggetrokken wordt, om daarna weer in de Robert-Smith-stand terug te gaan. Alsof hij elk moment de lucht in kan vliegen, langs het raam omhoog, zodat ik hetzelfde touwtje kan grijpen en we samen verder opstijgen. Zou wat wezen. Piet ziet me aankomen.
Dan zegt Tom:
"Jenneke, weet ge zeker dat ge Ruben niet kent?"
Oké...die gast heet dus Ruben. Tom vertelt dat ze collega's zijn. Ruben loopt stage bij nonkel Frederik in het restaurant, als kok in opleiding. Dat is ‘werken en leren’. Hij is er nog maar net komen werken. Ruben komt uit Breda: de 'parel van het zuiden´. Die informatie komt van Tom. Juist als ik mij afvraag of Ruben dan zijn tong verloren heeft, word ik opgeschrikt door diens luide stem, in Brabants dialect. Bij zo'n bescheiden gast had ik ammenooitniet zo'n luide stem verwacht!
Hij zegt:
"Godnondeju nou Jennifer, dat ge niet meer weet wie ik ben!"
Wow. Hij spreekt ook nog hardop mijn naam uit. Alsof ik hem allang ken. En zo luid en duidelijk: onmiskenbaar herkenbaar in de massa. Tom had mij helemaal niet verteld dat ze een nieuwe werknemer zouden krijgen! Ik vraag me nog steeds af waar ik die Ruben van zou moeten kennen. Maar er begint toch ook wel een (fiets)belletje te rinkelen...ja...nu herken ik de stem wél! Ik zeg:
"O ja, tuurlijk joh... ik heb jou eerder gezien: jij stond laatst bij de deur van het LVC, als uitsmijter! We hebben zelfs wat woorden gewisseld. Uitsmijter, hihi... dat past toch niet bij jou!?"
"Nou ja. Ik sta daar weleens effekes bij de deur, ja. Om te controleren met welk volk we te maken hebben. Als ze van m'n Brabant komen, is het goed volk. Maar of ge dat ook van alle Hollanders kunt zeggen... dát is nog maar de vraag."
Ruben vertelt dat hij niet zo vaak bij de deur van het LVC staat. Want hij zit meestal in de bestuurskamer, op de zolderetage van het mooie gebouw aan de Breestraat. Daar doet hij de administratie. Tevens werkt hij er de notulen van de vergaderingen uit. Ze hebben het regelmatig over de verbouwing van het pand. Er zit een grote renovatie aan te komen, aan het einde van dit jaar. Soms heeft hij bardienst. Dan staat hij in het LVC achter de bar, bier te schenken.
Ruben is de voorzitter van het bestuur van het LVC. Hij doet goed werk voor het centrum, en voelt zich verantwoordelijk voor een prettige sfeer onder de bestuursleden. Hij wil graag dat iedereen met plezier naar het LVC komt. Nu hij dit allemaal vertelt blijkt dus, dat hij bepaald zijn tong niet verloren heeft maar ja...ik hang hier al veel te lang uit het raam en misschien heeft Piet nog niet genoeg pap gehad. Ik kan het verhaal van Ruben trouwens niet helemaal volgen: werkt hij dan én in het restaurant én in het LVC?
Ruben legt uit:
"Ja, ik werk in Maison numéro 1, als kok in opleiding. Maar in mijn vrije tijd doe ik dus vrijwilligerswerk als voorzitter bij het LVC."
"Interessant! Eh...maar voordat we verder gaan met de voorstelronde... het is jullie misschien nog niet opgevallen, maar...ik ben aan het wérk! Dus als je het niet heel erg vindt..."
Ik loop van het raam terug naar een lachende Piet. Tom roept me na:
"Jenneke, zoetje...kom terug!"
Ik besluit niet te reageren. Tom kan aanhoudend zijn. Dan zegt Piet:
"Ga nu maar gauw naar je vriendjes. Dan kan ik uitrusten."
Piet zegt het met een diep vermoeide stem. Hij heeft genoeg pap gegeten en wil nu gaan slapen. Natuurlijk. Leuk allemaal, maar dit kost hem te veel energie. Hopelijk blijft Ada nog even in geen velden of wegen te bekennen. Want ik moet die gasten buiten haar zicht zien te houden.
Terwijl ik zijn gezicht en handen opfris met een nat washandje, kijk ik Piet voor een moment diep in de ogen aan. Het lijkt wel alsof ik daar de vele levens zie, die hij reeds geleefd heeft. En de liefde die hij geeft. Het waardevolle mensenleven dat achter hem ligt. Zijn intense vermoeidheid. En zijn hunkering naar de dood. Naar rust. Naar het einde van de pijn en de vermoeidheid. Het licht van de andere wereld. Gene zijde, noemen ze dat ook wel. Hij staat er al met één voetstap in. Kom maar op met je engelen.
Ik lees Piet een klein gedichtje voor, dat ik op zijn verzoek uit de la van zijn nachtkastje gehaald heb. Daarna geef ik hem met een schrijfgebaar een 'kruisje' op zijn voorhoofd; net zoals opa dat vroeger zo liefdevol aan ons gaf, als teken van zegening. Voordat ik de kamer verlaten heb, is Piet alweer verzonken in een diepe slaap.
Reacties
Een reactie posten