
3e ETAPPE Portsmouth (New Hampshire) — Boston (Massachusetts) 60 miles
We zijn nog maar een paar minuten onderweg om Portsmouth uit te rijden, verder op weg naar het zuiden over de US 1, als we een bord zien: African Burying Ground. De straat ernaartoe, Chestnut Street, blijkt afgesloten voor autoverkeer; we parkeren en gaan te voet verder. Het bord leidt naar een langwerpig pleintje tussen oude koloniale huizen, met een kunstige bestrating van verschillende soorten steen en enkele plakkaten met uitleg. We lopen er een beetje verloren rond en wanneer we naar een bord met uitleg staan te turen, zien we dat een man van onbestemde leeftijd, African American, ons nadrukkelijk staat aan te kijken. Er is niemand anders op het pleintje op deze kille en grijze ochtend in oktober. We groeten hem vriendelijk.
‘Goedemorgen.’
‘What brings you here?’ vraagt hij.
We leggen uit dat we het bord langs de weg zagen, en dat we geïnteresseerd zijn in het verhaal van deze plek.
‘We krijgen hier niet veel witte bezoekers,’ zegt hij.
Het klinkt als een verwijt. Verwijt hij ons zo nadrukkelijk wit te zijn, of verwijt hij witte mensen in het algemeen dat ze geen belangstelling hebben voor het verhaal van deze site?
‘Hebt u liever dat we vertrekken?’
Onze poging tot lichtvoetigheid valt plat op een norse uitdrukking. We proberen iets van het gesprekje te redden door uit te leggen dat we overzeese toeristen zijn die langs de US 1 van noord naar zuid reizen, op zoek naar verhalen over de Amerikaanse geschiedenis. We leggen hem uit dat wij altijd geleerd hebben dat de geschiedenis van African Americans zich vooral in het zuiden afspeelt. Dat blijkt de juiste knop te zijn en de norse blik ontdooit naar een vriendelijke grijns.
‘Nou, dan zal ik jullie het verhaal vertellen van African Americans hier in Portsmouth. Dit was een heel kleine nederzetting aan de mond van de rivier toen de slavenhandel van Afrika naar de kolonies in Noord-Amerika op gang kwam. New Hampshire was een van de weinige koloniën die geen slavenbelasting oplegden aan de eigenaren of transporteurs, en zo werd Portsmouth rond 1700 een belangrijke toegangspoort voor slavenschepen. Hier zetten veel tot slaaf gemaakte Afrikanen eerste voet op Amerikaanse bodem. Veel slaven werden doorverkocht naar de kolonies in het zuiden, maar er bleven er ook achter in Portsmouth en omgeving. Velen deden zwaar werk in onder meer smederijen, en veel slaafgemaakten bezweken onder de tirannie van hun baas en door ziekten.’
‘En dan werden ze hier begraven?’
‘Ja, slaven mochten niet begraven worden op een normale begraafplaats, dus werd er in 1705 aan de rand van de stad — dit was toen nog de rand — een aparte begraafplaats ingericht voor overleden African Americans. Tot 1803 zijn hier naar schatting zo’n tweehonderd tot slaafgemaakten op verschillende manieren begraven: variërend van traditionele Afrikaanse rituelen tot sombere christelijke praktijken zonder ceremonie. Aan het einde…’
Hij pauzeert en kijkt ons aan.
‘Alstublieft, gaat u verder met het verhaal, we vinden het fascinerend.’
‘Aan het einde van de achttiende eeuw nam de praktijk van het houden van slaven in New Hampshire sterk af en zo raakte deze begraafplaats in verval. In de tweehonderd jaar daarna wilden de inwoners van Portsmouth ook niet meer herinnerd worden aan deze zwarte bladzijde in hun geschiedenis. Deze begraafplaats werd geplaveid en vergeten.’
‘Maar is dit nu alleen maar een herdenkingssite, of nog steeds een begraafplaats?’
‘Nee, het is geen begraafplaats meer, maar in 2003 zijn bij rioolwerkzaamheden dertien zwaar beschadigde en gedeeltelijk vergane houten kisten gevonden met de stoffelijke resten van naamloze African Americans. Die zijn nu op deze plek herbegraven.’
We bedanken de man voor zijn uitleg en hebben het gevoel iets van sorry te moeten zeggen. Maar we weten niet hoe.
En dan zijn we New Hampshire alweer uit.
Een eindje voorbij de grens met Massachusetts komen we langs zo’n prachtig jarenvijftigrestaurant: Pat’s diner. Zo’n typisch Amerikaans restaurant in ouderwetse stijl. Ze zijn schaars nu. Je zou zomaar verwachten dat er serveersters met paardenstaart en in petticoat zijn die milkshakes serveren, een rij krukken aan een lange bar, een jukebox in de hoek, net als in de film. We stoppen voor lunch, benieuwd of de klassieke jarenvijftigstijl helemaal is doorgevoerd in het menu, de aankleding en de uniformen van de serveersters. Dat valt echter tegen. Het menu is hetzelfde als in al die andere fastfoodrestaurants langs de weg. Petticoats zien we niet. We worden bediend door een jonge serveerster in jeans en een witte ruffle top. Wel een paardenstaart, dat dan weer wel.
Alle krukken langs de lange bar zijn bezet, maar er zijn nog wel tafeltjes. Een van de menu-items is de Old Fashioned Burger en we voelen ons verplicht om die te bestellen, met een milkshake.
De milkshakes verschijnen binnen enkele minuten op ons tafeltje en terwijl we alvast een slok nemen in afwachting van onze hamburgers, komt er een oude man het restaurant binnen, met een nóg veel oudere man aan zijn arm, allebei langzaam schuifelend in de richting van het lege tafeltje naast ons. We horen dat de oude man de heel oude man aanspreekt met Dad. Vader gaat bibberig zitten en als hun hamburgers met frieten zijn geserveerd, zit hij ook bibberig te eten. Hij laat kruimels vallen op de tafel, op zijn shirt en broek, op de grond naast zijn stoel. Met bevende handen brengt hij de hamburger naar zijn mond, maar er valt een stuk gehakt met ketchup af en dat maakt een vetvlek op zijn shirt.
We zien dat sommige andere lunchgasten het tafereel met enige walging bekijken, en ook onze hamburgers smaken nu net iets minder lekker. De ambiance doet ook wat. Tussen de happen van zijn eigen hamburger door, verwijdert de zoon de grootste etensresten van en rondom zijn vader, en legt ze kalm op een uitgespreid servet op de tafel tussen hen in. Wanneer hun hamburgers op zijn — minus de verzamelde resten op het servet — helpt de zoon zijn pa met opstaan. Ze gaan samen richting het toilet.
Vele minuten later komen ze terug, zonder de kruimels op de kleding en op het gezicht van pa, en met een natte plek waar eerder die vetvlek had gezeten. Nagenoeg het hele restaurant kijkt naar het paar, terwijl ze in de richting van de kassa bij de uitgang schuifelen. We begrijpen niet hoe iemand zichzelf en zijn vader publiekelijk zo te kijk kan zetten.
Een van de andere lunchgasten, een paar tafels verder, vraagt de zoon in het voorbijgaan:
‘Ik denk dat u iets hebt achtergelaten hier.’
‘Nee, meneer, dat geloof ik niet,’ antwoordt de zoon, terwijl hij nog even spiedend omkijkt naar het tafeltje dat ze zojuist hebben verlaten.
‘Jawel,’ zegt de man, ‘u hebt wel degelijk iets achtergelaten: een les voor iedere zoon en hoop voor iedere vader.’
Onverwachts gaat de kronkelige, en bij tijd en wijle zelfs lieflijke US 1 over in een autosnelweg. Buitenwijken vliegen aan de auto voorbij en zo rijden we zesbaans dwars door Boston.
Na een halfuurtje ingespannen sturen zetten we de auto aan de kant, net voorbij een enorm stadion, om eens te kijken waar we nu zijn. Door alle moeite die we hebben moeten doen om de US 1 te blijven volgen, zijn we het centrum volledig voorbijgereden. Dat kun je hebben met zo’n plan: af en toe is de US 1 een mooie landweg, maar dan ineens een brute snelweg.
We parkeren op het enorme parkeerterrein, weten de laatste kamer te bemachtigen in een van de motels daar en gaan met een bus naar het centrum van de stad. In de bus horen we dat dit het stadion is van de New England Patriots, een van de topteams in de Amerikaanse voetbalcompetitie. De dag erop is er een thuiswedstrijd waarvoor 60.000 bezoekers en 25.000 auto’s worden verwacht. We hebben geen zin in lange files en besluiten om het bezoek aan Boston tot deze ene middag te beperken en om morgen, ver voor de komst van de voetbalmassa’s, verder te rijden.
Ja, deze trip bestaat vooral uit keuzes maken en soms doet US 1 iets wat wij niet willen. Soms leidt dat ook tot gemiste kansen.
We beloven Boston en elkaar om nog eens terug te komen voor een echt bezoek.
We nemen de bus terug om nog een snack te eten in het restaurant dat bij het motel hoort. Dat zit vol voetbalfans.
Het is nooit moeilijk om een gesprekje aan te knopen met Amerikanen. Het oudere stel aan het tafeltje naast ons, beiden uitgedost in voetbaltenue, vraagt of we helemaal uit Duitsland zijn gekomen om naar het voetbal te komen kijken. Hij had nog gediend in Duitsland en meende Duits te horen in ons gesprek. We vertellen dat we Nederlands spreken, en hij lijkt enigszins teleurgesteld. Vol overgave zet hij zich weer aan zijn pizza.
‘Wat brengt jullie dan naar Boston?’ vraagt zijn vrouw, duidelijk meer geïnteresseerd in een praatje.
We leggen ons US 1-plan uit en de vlaag van bedenkingen die over haar gezicht trekt, weet ze snel te bedwingen.
‘Als jullie helemaal naar Key West willen rijden, zul je vele uren met elkaar in de auto moeten doorbrengen,’ stelt ze niet ten onrechte vast.
We knikken, negeren haar vraag of we getrouwd zijn en vragen naar hun doel van de trip naar Boston.
Ze blijken allebei uit een ander deel van de VS te komen en hebben elkaar op latere leeftijd ontmoet, toen ze deelnamen aan een conferentie in Boston.
‘Nu zijn we terug om onze eerste ontmoeting te vieren en gaan we gelijk naar de wedstrijd. We hebben elkaar op de ouderwetse manier ontmoet, gewoon aan de bar,’ voegt ze eraan toe.
‘Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?’
We geven schoorvoetend toe dat dat via een datingapp was.
‘Ja, dat hoor je wel vaker, van jongere mensen als jullie, maar voor oudere mensen is dat niks.’
Als ook de vrouw zich verder aan haar pizza wijdt, zeg ik, weer in het Nederlands: ‘Wat denk jij, zou een datingapp niks zijn voor ouderen?’
Een nonchalante schouderophaal is de enige reactie.
https://www.bijonsopderedactie.nl/over-ons/verhalenverteller/oostkust-van-amerika/
Reacties
Een reactie posten