Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Tjeerd
Postkeitoceen, 342 jaar voor nu
“En een beer?” zeg ik, “kan het een beer geweest zijn?”
Tungsten ligt met zijn hoofd op het gevlochten bureau. De kale plek op zijn kruin glimt in het lamplicht, net als de half lege fles die scheef naast het hoofd staat. De kaart van Radisson ligt slordig opgevouwen op het munierskistje.
“Het was geen beer,” bromt hij.
Ik leun met mijn hoofd in mijn handen. “En toch klopt er iets niet. Tussen het moment van de aanval en zijn dood zat iets meer dan een uur. Ze hebben hem naar boven getild, het piket aangebracht, hem uit de grot gesleept en daar is hij overleden. Toch? Zo is het gegaan toch? Maar hij had niet zoveel bloed verloren dat je eraan zou sterven en zeker niet zo snel. Het piket zat goed op zijn plaats.”
“Hij had het over een monster,” gromt Tungsten. Hij heft zijn hoofd op, tilt de fles in de lucht en slingert hem heen en weer. De cognac klotst en schuimt tegen het glaswerk. Hij is vervuild met zeewater.
“Monsters bestaan niet,” zeg ik.
“Luister Heinen, we weten niet wat bestaat en wat niet bestaat. Jij hebt hem niet horen gillen toen hij daar lag. ‘Haal me weg! Haal me weg! Het komt eraan!’ Hij had het over een bek gevuld met tanden zo groot als dolken godverdomme!”
“Dolken?”
Tungstens ogen glanzen in de duisternis. Huilde hij daarnet? Ik weet het niet. Hij zet de fles aan zijn mond. Als hij gedronken heeft, veegt hij zijn lippen af met een zakdoek. “Ik laat die hele duivelse bende instorten. Radisson brengt de springlading aan.”
Ik kijk door de tentflap naar buiten. In het schemerduister lopen de mannen heen en weer. Ze slepen met kisten. Verderop staat Kok bij het vuur. Hij schommelt met zijn dikke buik.
“Had het tentakels?” zeg ik.
Er komt geen antwoord en ik draai me om. Tungsten is van de stoel gevallen en ligt als een foetus op de grond. “Godverdomme,” piept hij.
Radisson houdt de fakkel omhoog, tot vlak bij het plafond waar de draden lopen. Hij wijst ergens op en de mannen brengen een wijziging aan.
Als wij stil staan in het flakkerende licht, horen we vanuit de diepte een smakkend, knisperend geluid.
“Heeft het tentakels?” zeg ik.
Radisson kijkt opzij.
“Heeft hij iets gezegd over tentakels voor hij stierf?”
“Weet ik het. Daar nog een beetje. Zie, daar in dat hoekje. Kom op idioten, geen fouten maken nu. Niet nu.”
Gilby knielt neer en wroet met zijn grote, sterke handen in de modder. De gele derrie hangt in plakken aan zijn rug.
“Dat is voldoende. Skol! Terugtrekken! Mars!”
In gelid marcheren wij terug naar de uitgang. Achter ons klinken onaardse geluiden, bijna als een boer die je in een holle buis laat. Het is metaalachtig. Schreeuwend. Smekend bijna.
Ik struikel over een steen en moet me vasthouden aan Gilby’s middel om niet te vallen. Hij kijkt me een ogenblik aan in het flakkerende halfduister.
“Sorry,” fluister ik.
Hij draait zich om en loopt verder.
Bij de uitgang klim ik langs de struik naar het krukje en laat me op de grond zakken.
Boven me torenen de eierspitsen van de ‘kathedraal’ in het blauwe licht van de maan. Ik wrijf over mijn kin. “Misschien is het geen kathedraal,” zeg ik tegen Gilby.
“Wat hier woonde was godverlaten,” zegt hij en slaat een kruis over zijn borst.
“Maar serieus, kijk nou naar die spitsen. Het zijn geen spitsen die naar God reiken, die de verbinding met de hemelse vader verbeelden. Het is… Het is iets anders.”
Gilby kijkt omhoog, zijn ogen tot spleetjes. “Babel,” zegt hij.
“Babel?”
“Ja Babel, dat kan toch ook?”
Ik kijk op naar de blauwe spitsen. Het zijn er tientallen, die kriskras, in een onaards patroon de zwaartekracht trotseren, rank en bijna naaldachtig. Wiebelige naalden, als breinaalden die overreden zijn door legerkarren en vervolgens door een kind rechtop gezet in het zand, de bovenste eierschalen soms nog groter dan die daaronder. Als het eieren zijn, wat is daar dan uitgekropen? Monsters? Monsters? Maar wat? En wat heeft hun nest vernietigd?
“Klaar?” roept Radisson.
“Klaar” “Klaar” “Klaar” klinkt er van verschillende kanten.
Radisson buigt en houdt de fakkel bij het lont dat meteen ontbrandt. Het vuur trekt sissend en knetterend naar de grot, langs de takken van de struik waar het lont aan opgehangen is en verdwijnt in de duisternis.
Radisson legt de fakkel neer en duwt zijn handen op zijn oren. “Mond open houden,” zegt hij en opent zijn mond.
Ik en Gilby volgen zijn voorbeeld. Ik kijk niet naar Gilby. Hij maakt me gek. Ik kijk naar de kromme, gehavende breinaalden van het kind.
Als de donderslag door mijn buik trilt, beven de breinaalden even in het maanlicht.. Maar ze blijven staan. Stroompjes gruis vallen naar beneden. Steentjes tikken op de lagergelegen eieren. Dan is het stil.
Radisson klopt zijn handen af aan zijn broek. “Zo, daar zijn we vanaf.” Hij pakt de fakkel van de grond en kijkt om zich heen. “Wiet,” hij knikt naar het koksmaatje, “kruip er maar in en kijk hoe het ervoor staat.
Het koksmaatje tilt zijn wenkbrauwen op. “Wie ik?”
“Ja tuurlijk. Kom. Snel. Laat me niet wachten” Hij overhandigt hem de fakkel.

Reacties
Een reactie posten