Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Mossel - H11 Het Hirondellen museum

Kuper
Acht jaar voor nu



Dit zijn de ergsten. De kinderen.

Want:
  1. Ze weten er niets vanaf.
  2. Ze willen er niet vanaf weten.
  3. Ze zijn dom.
  4. Ze zijn dom.
  5. Ze hebben macht.
Przjwin zucht naast me als hij ze ziet komen door het bobbelige, groene glas van de vestibule. “Ssst” zeg ik en leg een hand op zijn schouder.
“Ze zijn zo akelig,” zegt hij. “Vorige keer heeft er eentje een bolhol kapot gegooid, weet je nog? Die dingen zijn minstens duizend jaar oud. En hup, kapot. Het betekent niets voor ze. Ze weten niet eens wat het is en het betekent niets voor je.”
“We hebben meer bolhollen,” zeg ik.
Przjwin draait zich naar me toe. “Alex, het was een van de gaafste exemplaren van de collectie. Edwin deed er nog onderzoek aan. Hij had sporen gevonden van Tautgras en zijn hele dissertatie was erop gericht te bewijzen dat…”
“Daar zijn ze.” Ik trek mijn mond in een glimlach en recht mijn rug. “Welkom, welkom, welkom,” zeg ik.
Eén van de ettertjes gaat rechtop staan, trekt zijn mond in een glimlach en bauwt na: “welkom, welkom, welkom.” Ik zou hem een draai om zijn oren willen geven, maar ik glimlach en ik glimlach.
“Wat doet hij, Elvie?”
“Stil maar, stil maar,” zegt de kinderjuf. Onder haar lappen moet een enorme partij zitten. Wat een bonk vlees. Met grote, knipperende ogen kijkt ze me aan.
In totaal zijn het er acht. Dat valt nog mee. “Het stinkt hier,” zegt er één.
“Het is die man die stinkt,” zegt de grootste van het stel.
“Jonathan, alsjeblieft.” zegt de kindjuf.
Nu klinkt er gelach uit het groepje.
“En nu allemaal stil, horen jullie me? We zijn hier om wat te leren vandaag. Meneer, ik geef u het woord.”
Ik glimlach en wil ‘dank u’ zeggen, maar een van de ettertjes is me voor en krijst: “Papa zegt dat hij de hele dag zit te ruften hier!”
“Zo kan het wel weer Raiel.”
“Het is waar, ze gaan het museum opdoeken volgend jaar. Omdat hij zo stinkt.”
“Raiel, mond dicht!”
Nu klinkt er alleen nog wat gegniffel.
Przjwin stoot me in mijn zij.
Ik wrijf over mijn gezicht dat warm is en ik voel dikke, koude zweetdruppels uit mijn oksels rollen.
“Goed…” zeg ik en ik trek mijn spencer wat van mijn buik. “Jullie zijn hier vandaag om iets te leren over de Hirondellen…”
“De Keitonen” barst er eentje uit onder algemeen geschater.
Ik snuif. “In de volksmond heten ze inderdaad Keitonen of Klap Keitonen… Dat klopt. Maar dat is in feite een denigrende naam, een scheldwoord. Zo’n denigratie zorgt ervoor dat de mensen de Hirondellen zien als dom, grof en ongemanierd. We zien ze als primitief, onintelligent en bruut.”
Hoe graag zou ik nu niet zeggen: zoals jullie in feite zijn. Hoe graag zou ik dat knappe kinderjufje niet een knipoog geven waardoor zij zou weten dat ik die strontkinderen bedoel. Maar dat gaat natuurlijk niet. Ze lynchen me als ik iets laat merken.
“En daarom hebben wij voorgesteld, hen niet langer Keitonen te noemen, maar hun werkelijke naam te bezigen: Hirondellen. Vandaar ook dat ons museum niet het Keitonen Museum heet, zoals iedereen ons noemt, maar de werkelijke naam voert: Het Hirondellen Museum.
Een wit joch met een brilletje steekt zijn vinger op. Eindelijk een beleefd kind en niet een van die onopgevoede rotzakjes. Ik wijs hem aan en zeg: “ja?”
“Hoe weten jullie dat het de echte naam is? Er heeft toch nooit iemand het Keitonen-schrift ontcijferd? En nooit heeft iemand een Keitoon ontmoet.”
Ik schraap mijn keel. “Het woord Keitoon, is een verbastering. Als wij de geschriften van Tjeerd Heinen erop nalezen, ontdekken we dat hij het woord Keitoon geen enkele keer zelf gebruikt. Het zijn zijn medereizigers Tungsten, Kok en Hoogstins, allen niet-wetenschapppers maar avonturiers en rovers, die de naam Keitoon hebben bedacht. Een naam die onwetenschappelijk is dus en die geen recht doet aan de gesofisticeerde samenleving. Hirondel is Frans voor zwaluw, de vogel die wij vele malen hebben zien afgebeeld op wapens, kledingstukken, stenen en in grotten. De zwaluw was voor de Hirondellen-samenleving zeer belangrijk, waarschijnlijk omdat zij de komst van de zomer aankondigde, waaruit wij kunnen concluderen dat het hier een agriculturele beschaving betrof. Loop maar eens mee, jongeheren.”
Met haar handen stuwt Elvie de kinderen op alsof het een troep onwillige ganzen is. En misschien is dat niet ver van de waarheid. Het is toch ongelooflijk dat dit botte, domme tuig voorbestemd is de stad te leiden? Wij kunnen niets anders, niets anders doen dan hun onontwikkelde hersens vullen met de kennis die wij hebben en hopen dat ze ons in de toekomst genadig zullen zijn.
“Ze maken je een moker,” sist Jonathan als ik langs hem loop. Mijn knieën beginnen te trillen. Waarom zegt hij dat? Waarom zou iemand dat ooit zeggen? Deze kinderen. Oh mijn God, deze kinderen.
Wij stoppen bij de holbol in de Vreedkamer. Przjwin heeft de spot erop gericht zodat hij goed uitkomt in het schemerduister. Het doek voor de opening beweegt zacht.
“Hier zien wij een holbol,” zeg ik.
“Hij bedoelt een keitonen ei,” zegt Jonathan.
“Inderdaad jongeheer, werden de holbollen door Heinen en zijn volgelingen voor eieren aangezien. Maar onderzoek van onze collega’s heeft aangetoond dat dat niet waar kan zijn.”
Nu heb ik hun aandacht. Het werkt altijd. Als je een mens vertelt dat er ergens een geheim is, iets dat hij nog niet weet, dan wordt zijn door de evolutie bepaalde nieuwsgierigheid gewekt. Zodra een stukje van de puzzel van zijn wereldbeeld ontbreekt of niet lijkt te passen, dan kunnen zij niet anders dan gebiologeerd, gehypnotiseerd bijna, toekijken. Ik zou een romanschrijver moeten worden. Als je zo een roman zou schrijven, zou iedereen hem lezen. Een geheimpje hier, een geheimpje daar en hoplakee.
“Wat het dus werkelijk waren…” zeg ik en ik loop achter het groepje langs, door het duistere stuk buiten de bundel van de schijnwerper. Wat stinken die pubers toch. Zweet en ranzigheid van de vetbollen die ze kopen bij JanMauw. Wat een stelletje smeerlappen. En dat denkt over mij de baas te zijn? Wat weten zij van de geschiedenis, van de prehistorie, van de wereld die hen omringt? Het is triest. Triester dan triest. En wij kunnen niets anders dan hen onderrichten, zaaien en hopen dat de zaden ergens in die zompige hopen die zij hun hersens noemen landen en vrucht dragen. “Wat het dus werkelijk waren, zijn opslagruimtes. Onze collega Timoshenko heeft dat aangetoond aan de hand van deze…” ik trek de antenne met een sjisj uit en wijs ermee op de Timo-gaatjes boven de opening, “aan de hand van deze gaatjes die boven elke eier-opening gevonden worden en die wij sindsdien Timo-gaatjes noemen, heeft hij aangetoond dat het opslagplaatsen waren. De Hirondellen bewaarden in de holbollen zonder enige twijfel wijn, mosterd, vlees en vis voor latere consumptie. Zie.. “ Ik knip in mijn vingers en Przwin ontsteekt de volgende lantaarn die het krijtbord verlicht waarop de berekening staat. “Door middel van wiskundige berekening heeft Timoshenko aangetoond dat de holbollen de ideale, meest efficiënte en effectief de meest esthetische manier zijn om goederen op te slaan en het is een raadsel waarom deze methode in vergetelheid is geraakt.”
“Hoe weten jullie dat het de meest efficiënte manier is?”
“De wiskunde liegt niet mevrouw,” ik tik op het bord, “het staat hier allemaal voor uw ogen beschreven. Komen jullie verder, dan ontsluier ik nog meer geheimen die de Hirondellen voor ons verborgen houden. En schrik niet. Want u zult met een heel ander beeld van de Hirondellen huiswaarts keren.”
Ik maak mijn handen tot vuisten. Hoe reageren zij als zij oog in oog staan met het klapstuk van de tentoonstelling? Borsjt zei dat we het niet moesten doen. Dat het niet zeker is. Maar Timoshenko hield voet bij stuk. Ten slotte hangt ons lot aan een zijden draadje en wij moeten mee met onze tijd. Al is het maar om de rest van de collectie te beschermen voor onze nakomelingen.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties