Oos snapt er niks van. Als de baas 'wacht' zegt, komt hij altijd snel weer terug, maar vandaag duurt het wel erg lang.
Vanmorgen had hij zijn halsband om gekregen en zei de baas dat ze met z'n tweeën een frisse neus zouden gaan halen. Oos had blij met zijn staart gekwispeld, want dat was al lange tijd niet gebeurd.
Een aantal weken geleden zijn er twee andere tweebenige in huis komen wonen, een vrouw en een kind. Vanaf dat moment heeft hij de aandacht met de baas moeten delen. Helaas houdt de vrouw niet van honden. Voddebaal noemt ze hem altijd, luizenbos. Oos weet een ding zeker, dat is hij niet, hij houdt zichzelf altijd keurig schoon. En die andere tweebenige, dat is een kleintje. Die kan hij recht in zijn gezicht kijken.
'Tsja, mijn ras is nu eenmaal groot', denkt Oos, terwijl hij rondkijkt, of hij de baas al aan ziet komen.
Dat kind kan vreselijk hard schreeuwen, vind Oos. Dan komt de vrouw aanrennen en geeft hem zonder reden een tik, want hij heeft het dan gedaan, krijst het kind. Maar wat hij heeft gedaan, dat weet Oos niet.
Nu heeft hij best veel geduld. Hij probeert enorm zijn best te doen om het kind te ontlopen, maar op een of andere manier weet die hem altijd met een vinger in zijn oog te prikken, aan zijn oren of staart te trekken of zijn speelgoed af te pakken. En als hij het dan op een blaffen zet, krijgt hij wederom een tik, want natuurlijk heeft hij het dan weer gedaan. Het vervelende is, dat dit soort dingen altijd gebeuren als de baas niet thuis is. Als die 's avonds binnenkomt, gaan ze altijd even samen spelen en doet de vrouw poeslief over hem. Hij wil dat weleens aan de baas vertellen, hoe het er werkelijk aan toe gaat de hele dag door, maar hij loopt na het spelen maar weer gedwee naar zijn bench, zich tijdelijk veilig wanend voor prikkende kindervingers.
Daar denkt hij aan hoe fijn het was, de tijd zonder de vrouw en het kind in huis.
Of aan hoe hij bij zijn mama in het warme nestje lag, tussen zijn broertjes en zusjes. En dat er op een dag twee grote sterke handen hem optilden en een rustige mannenstem zei:
'Hallo Oos, jij en ik gaan samen avonturen beleven'.
De grote handen voelden warm en vertrouwd.
Samen met zijn eigen zachte kleedje, wat nog lekker naar mama rook, mocht hij met de man mee.
Later die dag werd hij op een plek neergezet, waar het er heel anders uitzag en rook, dan dat hij gewend was. Maar de rustgevende stem bleef en de grote handen aaiden hem. Het dekentje met de geur van mama werd op een groot kussen gelegd, dit was zijn nieuwe thuis. Overdag mocht hij altijd met de baas mee naar zijn werk. Na zijn avondbrokken, ging hij samen met de baas op de bank tv kijken. Als ze gingen wandelen, liep hij aan de riem.
En een dag in de week, dat was echt een feestdag. Dan mocht hij met de auto mee en als hij eruit sprong, waren er heel veel honden van zijn leeftijd. Dikke pret als ze met z'n allen speelden op het grote omheinde grasveld.
Daar leerde hij dat hij naar zijn baas terug moest gaan als die hem riep. Dat als hij ging zitten, hij iets lekkers kreeg en dat als de baas 'wacht' zei, die dan wegliep, maar altijd snel weer terug kwam. Hij kreeg dan een beloning, voor het brave wachten en na al die lessen, zelfs een diploma. Hij en de baas, daar kwam niemand tussen, dat was echt twee poten op een buik.
Tot het moment dat de vrouw met het kind in huis kwam en de baas vond, dat Oos wel thuis kon blijven. Kon hij leuk spelen met het kind. Dat wist Oos nog zo net niet. En na al die weken van geduld bewaren, was hij het gister echt helemaal zat. Zijn geduld was op.
Hij wilde een dutje doen op zijn kussen, waar het zonlicht precies op scheen. Hij sloot net zijn ogen, toen het kind aan kwam gillen: 'Oos auto! Oos auto!' en voor Oos wist wat er gebeurde, pakte het kind de punten van zijn kussen en begon hem als een malle door de kamer te trekken. "Broem, broem, broem….Oos auto!"
Er knapte iets in zijn kop. Eerst gaf hij nog een waarschuwende grom, waarbij hij zijn tanden liet zien. Het kind gilde van de pret en had er geen erg in. Hij sleurde het kussen nog sneller door de kamer. Toen sprong Oos op en hapte in de richting van het kind. Dat verloor net zijn evenwicht en zijn onderarm belandde tussen de kaken van Oos. Op dat moment stapte de vrouw de kamer binnen. De gil die ze gaf was hoogstwaarschijnlijk aan het andere einde van het dorp te horen. Van schrik liet Oos los. De koter brulde de boel bij elkaar, het bloed gutste en de vrouw krijste hysterisch. Ze belde de baas, die er snel was. Oos was op zijn kussen blijven zitten en bedacht dat het kind het nu wel zou begrijpen, dat hij geen speelgoedhond was. De baas keek hem niet begrijpend aan en vertrok met vrouw en kind uit de kamer. Oos bleef verbouwereerd achter. Hij hoorde de vrouw krijsen achter de deur en ving nog iets op van 'die voddenbaal eruit', maar viel even later, met in gedachten dat het allemaal wel goed zou komen zijn baas kennende, in de zon in slaap.
En nu kwam de baas vanmorgen met de halsband en de riem, om samen een frisse neus te halen.
De vrouw en het kind had hij nog niet gezien.
Ze stapten in de auto en reden naar het bos. Fijn, had Oos gedacht, lekker rennen en spelen, even alleen met de baas, even alle aandacht. Maar eenmaal uit de auto, zette de baas de pas erin. En zo vrolijk als altijd was hij zeker niet. Ze namen allerlei kruip door sluip door paadjes en na een poosje maakte de baas de riem aan een boom vast. Dat vond Oos niet vreemd. Het gebeurde weleens, dat de baas moest plassen, net als hij. Dat was te begrijpen, met al die geweldige bomen om hen heen.
"Wacht", had de baas gezegd en was van hem weggelopen.
En nu wachtte hij geduldig, want dat had hij tijdens de lessen geleerd. Hij verheugt zich al op het lekkers, dat hij straks krijgt. Maar de tijd verstrijkt, de zon wordt al minder krachtig, en het begint licht te waaien. De boomtoppen ruisen en Oos begint het koud te krijgen. Hij hoort vreemde geluiden om zich heen, geluiden die hij thuis in zijn bench nooit hoort. Zijn buikje begint te rommelen van de honger. Zou hij de baas eens roepen? Misschien is die verdwaald tussen de bomen en kan hij hem niet meer vinden. Hij blaft luid. Geen reactie. Hij blaft nog een aantal keren, nog steeds geen reactie. Heeft hij zich dan echt zo vergist in zijn baas? Het is ondertussen donker geworden in het bos. Het maanlicht verdwijnt af en toe achter een grote wolk. Hij probeert zo goed en zo kwaad als het gaat een zacht plekje onder de boom te vinden en gaat liggen. Hij waagt nog een poging de baas te roepen en jankt vanuit zijn tenen, hopend op de grote handen die hem zullen optillen en de rustgevende stem die hem zal zeggen dat alles goed komt. Nog steeds geen reactie. Oos valt rillend van de kou en honger in een onrustige slaap. De eerste regendruppels vinden hun weg door het bladerdak…
Reacties
Een reactie posten