Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
'Wie is die vrouw die in de hal zit te wachten?' vraagt Hugo, terwijl hij hun kantoor binnenkomt.
'Dat is Fay,' antwoordt Marjolein.
'Dat weet ik. Ik heb me natuurlijk aan haar voorgesteld als directeur van deze uitgeverij. Wat een fascinerende vrouw… wat komt ze doen?'
'Ik dacht al dat ze jouw type zou zijn. Jong, geen klassieke schoonheid, maar wel mysterieus. Het soort waarmee je ons huwelijk naar de Filistijnen hebt geholpen en waardoor onze uitgeverij nu op de rand van de afgrond staat!'
Dit verwijt heeft Hugo maar al te vaak gehoord. Met een afwerend gebaar zegt hij: 'Oké, ik geef toe dat de jonge schrijfsters die ik een kans wil geven ons vaak teleurstellen.'
'Mag ik je eraan herinneren dat het nooit lang duurde met dit soort meisjes? Als je haar boek uitgaf, had ze je niet meer nodig. En als je het niet uitgaf, was ze ook verdwenen.'
'Je had Fay ook weg kunnen sturen,' zegt Hugo. 'Maar nu ze er toch is, moeten we haar maar een eerlijke kans geven.'
Marjolein ziet hoe Hugo even in de spiegel kijkt voordat hij de deur naar de hal opent.
'Ze is weg,' roept hij. Ze hebben de buitendeur niet open- of dicht horen gaan, maar de vrouw die hier zat te wachten is weg. Alleen een lichte geur van wierook en patchouli herinnert aan haar.
'Heb je haar telefoonnummer?'
'Nee,' zegt Marjolein. 'Ik heb het wel gevraagd, maar ze reageerde nogal vreemd. Ze zei dat ze op het moment geen verblijfplaats heeft waar ze te bereiken is.'
'Had ze geen telefoon bij zich?'
'Niet dat ik weet. Als hier mensen zitten te wachten, pakken ze altijd hun telefoon. Maar zij zat hier met een stapel papier op haar schoot. Een manuscript.'
Hugo lacht en zegt: 'Op onze website staat precies hoe een manuscript moet worden aangeleverd. En dat is niet op papier.'
'Toch ben ik wel benieuwd naar dat manuscript,' zegt Marjolein.
'Neem jij koffie mee?' vraagt Hugo terwijl hij terugloopt naar hun kantoor. Zodra hij de deur opent, ruikt hij de mystieke oosterse geur. Toch schrikt hij wanneer hij Fay aan hun besprekingstafel ziet zitten. Het manuscript ligt voor haar.
'Neem nóg maar een koffie mee!' roept hij naar Marjolein.
'Ik drink thee. Alleen maar thee,' zegt Fay. Ze buigt zich naar Hugo toe, die tegenover haar is gaan zitten, en fluistert: 'Ik wil dat je straks met me meegaat.'
Ook zonder de felle blauwe oogschaduw, die tot bijna aan de wenkbrauwen doorloopt, en de dikke mascara op haar wimpers zal ze mooi zijn. Hugo stelt zich voor hoe hij 's morgens naast haar wakker wordt en naar haar nog onopgemaakte gezicht kijkt.
Marjolein zet de koffie en thee neer en gaat dan zelf ook zitten. Fay lijkt nerveus. Haar hand gaat naar het borstzakje van haar spijkerjack, maar dan kijkt ze verbaasd naar de tafel.
'Geen asbak?' vraagt ze.
Hugo staat al op om iets te zoeken wat als asbak gebruikt kan worden, maar Marjolein zegt: 'Hier wordt niet gerookt.'
Fay haalt haar schouders op. 'Mijn misdaadroman is autobiografisch,' zegt ze.
'Maar wat is daar dan autobiografisch aan?' vraagt Hugo.
'Dat het echt gebeurt. In mijn eigen omgeving. Wij voeren het onderzoek uit, en ik beschrijf dat, zodat mijn lezers dezelfde aanwijzingen hebben als wij.'
'Hoezo wij?' vraagt Marjolein achterdochtig.
Met een achteloze beweging haalt ze haar lange, loshangende haar uit haar gezicht. 'Ik heb jullie hulp nodig… Hugo, ik laat je de plaats delict zien. Dan snap je wat ik bedoel.'
Ze knipoogt daarbij naar Hugo, maar dat is Marjolein niet ontgaan. Ze heeft weinig zin om hier nog verder in mee te gaan, maar Hugo zegt: 'Het is toch tijd voor ons om af te sluiten. Is het ver weg?'
Natuurlijk laat Marjolein Hugo niet alleen gaan. Ze volgt Fay, die haar Afghaanse jas heeft aangetrokken en het manuscript onder haar arm draagt. Terwijl ze naar de parkeerplaats lopen, zegt Fay: 'Jullie kunnen met mij meerijden, er is daar maar weinig parkeerruimte.'
In haar oranje Renault 4 lukt het haar om tussen het schakelen door een sigaret op te steken. Als de benzinegeur van haar zip aansteker wegtrekt, ruiken ze hoe de hasjlucht de jaren 70 geur compleet maakt.
'Oeps,' zegt Fay lachend als ze de motor laat afslaan bij een stoplicht. Het licht staat alweer op rood. Ze heeft alle tijd om nog een stickie op te steken.
Ze komen in een wijk met statige huizen uit het begin van de vorige eeuw. Fay parkeert op de hoek van de straat.
'Hier mag je niet parkeren,' zegt Marjolein.
'Daar heb ik schijt aan,' zegt Fay, terwijl ze uitstapt. Ze wankelt even, maar loopt dan recht op een van de huizen af.
'Ik ken het hier wel,' zegt Hugo, 'mijn tante woonde hier ook ergens; tante Nora. Ik ben er als kind een keer geweest.'
Hugo en Marjolein volgen Fay naar de voordeur van een opvallend goed onderhouden huis. Uit haar handtas haalt ze een sleutel tevoorschijn. Voordat ze de deur opent, draait ze zich om en zegt: 'Haal nog maar even diep adem.'
Op het moment dat de deur opengaat, ruiken ze de scherpe geur van ontbinding.
'Waarom ligt het stoffelijk overschot hier nog?' vraagt Marjolein, terwijl ze een zakdoekje tegen haar neus drukt.
'Dat beschrijf ik in hoofdstuk één,' zegt Fay. 'Daar maken we kennis met de belangrijkste personages.'
'Maar de politie?' vraagt Hugo. 'Is er al forensisch onderzoek gedaan?'
'Wij gaan dit oplossen,' zegt Fay. 'Als erfgename ben ik de eerste die verdacht wordt. We moeten de dader vinden, dat kunnen we niet aan de politie overlaten.'
Marjolein is over haar eerste schrik heen en bekijkt het lijk van alle kanten.
'Een wat oudere man. Hij heeft zijn haar geverfd. Nette, maar ouderwetse kleding.'
'Ik zie geen verwondingen,' zegt Hugo, 'maar de doodsoorzaak lijkt me duidelijk.'
Naast het lijk staat een ouderwetse keukentrap. Hugo pakt de trap vast en duwt hem heen en weer.
'Die staat best stevig,' concludeert hij. Hij heeft zijn telefoon in de hand en heeft 112 al ingetoetst; toch wacht hij nog met bellen. Hij pakt de gloeilamp op en ziet dat de gloeidraad is doorgebrand. Iets verder ligt een ledlamp en het doosje waar die heeft ingezeten.
'Ze is geduwd terwijl ze boven op dat trapje stond om een kapotte lamp te verwisselen,' zegt Fay. Ze kijkt de kamer met het hoge plafond nog eens rond en zegt: 'In het tweede hoofdstuk doorzoeken we het huis. Ik verwacht dat er belangrijke aanwijzingen worden gevonden. Beginnen jullie beneden?'
Ze doet een deur open en ze zien een donkere trap.
'Ik ga die kelder echt niet in,' zegt Marjolein.
'Geen kelder, maar een souterrain,' zegt Hugo. 'Mijn tante had dat ook. Kort na de oorlog werden deze meestal apart verhuurd. Daar woonde dan een heel gezin, maar mijn tante had het hele huis voor zichzelf.'
'Gaan jullie dan maar naar boven,' zegt Fay, terwijl ze zelf de trap afloopt.
'Hier gaan we toch niet aan meewerken?' fluistert Marjolein als Fay de deur achter zich heeft dichtgetrokken. 'Bel de politie, dan kunnen we gaan.'
'Er is iets met dit huis,' zegt Hugo. 'Het lijkt wel of ik hier eerder ben geweest. Laten we toch maar even boven kijken.'
De kamer die ze bekijken is stoffig, alsof er al jaren niemand meer is geweest. Tussen de psychedelische posters hangen foto's van jonge vrouwen. Ze herkennen Fay. Er zijn foto's waar Fay alleen op staat, maar ook foto's van haar samen met een andere vrouw. De verkleurde kleurenfoto's moeten net als de posters uit de jaren 70 zijn. Ook de inrichting is uit die tijd. Op een oranje tafeltje staat een typemachine. Naast de typemachine staat een asbak, boven op een stapel losse vellen papier.
'Een manuscript,' zegt Hugo.
Marjolein bekijkt de eerste bladzijden en zegt: 'Niet best: veel fouten en rommelig. Het verhaal komt niet echt op gang.'
Hugo weet dat Marjolein in één oogopslag ziet of een manuscript iets voorstelt. Hij kijkt naar de titelpagina. 'Auteur: Fay Ravestijn.'
'Maar dit kan niet van haar zijn,' zegt Marjolein. 'Toen dit getypt werd, was onze Fay nog niet geboren. Laten we haar maar eens opzoeken. Er is hier iets heel vreemds aan de hand.'
Terwijl ze de trap aflopen kijkt Marjolein naar het slachtoffer en zegt: 'Het is geen man, het is een vrouw in mannenkleren.'
Ze wijst naar de schoenen. 'Die voeten zijn te klein voor een man en het zijn damesschoenen.'
Met zijn voet probeert Hugo het lijk te draaien om het gezicht te zien. Het is een vrouw, daar twijfelt hij nu niet meer aan; hij heeft haar herkend.
De voordeur staat open. Hugo pakt de sleutel die nog in de deur zit. Hij kijkt naar de hoek van de straat en zegt: 'Haar auto is weg; Fay is er vandoor.'
Hugo en Marjolein kijken elkaar aan. De politie bellen of er ook vandoor gaan?
Het is donker en als ze uit het licht van de straatlantaarns blijven, zullen ze niet worden gezien.
'Geen taxi,' zegt Hugo. 'Dat kan de politie zo achterhalen.'
Ze lopen, ieder naar hun eigen appartement. Tijdens het eerste stuk dat ze nog samenlopen vertelt Hugo dat hij zijn tante heeft herkend. Tante Nora is de vrouw in mannenkleren.
'Als kind ben ik bij haar thuis geweest, maar daarna raakte zij en mijn ouders gebrouilleerd. Mijn vader wilde haar niet in de uitgeverij die ze van mijn opa hadden geërfd, dus heeft hij haar uitgekocht. Mijn vader was niet zo ruimdenkend, misschien had hij er moeite mee dat zijn zus op vrouwen viel en mannenkleren droeg.
'En daarna heb je geen contact meer met haar gehad?'
Hugo blijft even stil. Hij lijkt het niet te willen vertellen, maar zegt dan: 'Ze belde me regelmatig nadat ik het van mijn vader had overgenomen. Vooral toen het bergafwaarts ging. Ze bood haar hulp aan; ze was ervan overtuigd dat ze de uitgeverij kon redden.'
'Dat heb je me nooit verteld. Waarom heb je haar aanbod afgewezen?'
'Omdat ik jou al had voor dat werk. Dat zou betekenen dat ik jou moest ontslaan. Had je dat gewild?'
'Toen wilde je nog niet van me af,' merkt Marjolein op, terwijl ze de straat in slaat naar haar eigen appartement.
Terwijl Hugo zijn appartement binnengaat, denkt hij na over Fay, die beweerde de erfgenaam van het slachtoffer te zijn. Het voelt bijna alsof Fay uit het verleden is teruggekeerd om de erfenis op te eisen. Hugo vraagt zich af wie de naaste familie van zijn tante Nora is, tot het tot hem doordringt dat hij dat zelf is. Had hij die scheiding maar eerder doorgezet. Een eventuele erfenis zal hij nu met Marjolein moeten delen.
Ze worden door een politieauto opgehaald bij de uitgeverij. Op het bureau worden ze ieder apart verhoord.
Hugo beseft al snel hoe hopeloos de situatie is. Hij is onschuldig, maar niemand zal hem geloven. Hij kan zichzelf wel voor het hoofd slaan—zo stom is hij geweest. De sleutel van het huis zat nog in zijn broekzak, en op het keukentrapje vonden ze zijn vingerafdrukken.
'U wist niet dat u een van de erfgenamen van uw tante bent?' vraagt de rechercheur. 'Haar testament vermeldt dat ze u hiermee een kans wilde geven om uitgeverij Van Laarhoven van de ondergang te redden.'
'Eén van de erfgenamen, zegt u?'
'Mevrouw Ravestijn is de andere erfgenaam. Uw tante, Nora van Laarhoven en Fay Ravestijn hebben begin jaren 70 een relatie gehad. Die relatie eindigde toen mevrouw Ravestijn naar Amerika emigreerde.
'Maar de Fay die wij kennen is nog heel jong; misschien is ze haar kleindochter?'
'Nee,' zegt de rechercheur, 'Fay Ravestijn heeft geen kinderen. De notaris heeft contact met haar gezocht en daarna is ze naar Nederland gekomen. We hebben haar gisteren uitvoerig gesproken. En mocht u zich dat afvragen, ze was niet in Nederland op het moment dat de uw tante werd vermoord.'
De rechercheur gaat de verhoorkamer binnen waar Marjolein zit te wachten. Hij gaat tegenover haar zitten en zegt: 'Uw ex-man zegt dat jullie, na de dood van zijn tante Nora, naar haar huis zijn gelokt door een aantrekkelijke, jonge vrouw die zich Fay noemde.'
De rechercheur pakt zijn aantekeningen erbij en zegt: 'Hij beschrijft haar als een mooie jonge vrouw. Ze droeg een broek met uitlopende pijpen, een spijkerjasje waarop bloemen zijn geborduurd, en een T-shirt met het peace-symbool.'
Marjolein weet dat ze niets voor Hugo kan doen. Hij zal de gevangenis ingaan. Waarom moest hij ook overal met zijn vingers aan zitten, terwijl hij had kunnen raden dat er een forensisch onderzoek zou komen.
'Een aantrekkelijke, jonge vrouw die Fay heet?' vraagt Marjolein. 'Misschien dat ze in de verbeelding van mijn ex-man bestaat, maar ik ken haar niet.'
Terwijl Marjolein het politiebureau verlaat, bedenkt ze dat ze de uitgeverij zonder Hugo weer winstgevend kan maken. Zo helpt ze hem toch, en heeft hij iets om naar uit te kijken tijdens zijn gevangenschap.
Met een achteloze beweging haalt Carla haar lange, loshangende haar uit haar gezicht. Hugo had gelijk, ook zonder jaren-70-make-up is ze mooi. Ze is op het vliegveld, waar ze samen met haar oudtante Fay wacht op haar vliegtuig terug naar de VS.
'Het zit me toch dwars,' zegt Carla. 'Hugo wordt veroordeeld voor moord, terwijl er niemand is vermoord. Een vrouw van bijna tachtig die van een keukentrapje viel en ongelukkig terechtkwam. Meer is er niet gebeurd.'
'Met Hugo hoef je geen medelijden te hebben,' zegt Fay beslist. 'Hij is geen haar beter dan zijn vader.'
'Zijn vader? Hebt u die nog gekend?'
'Jazeker,' zegt Fay. 'Het was in 1970. Ik was net twintig en woonde bij Nora in dat grote huis. Nora moedigde me aan om een boek te schrijven. Een jaar later bracht ik mijn manuscript naar haar broer, Hugo van Laarhoven senior. Ik had er meer dan een jaar aan gewerkt en ik liet Hugo senior zijn gang met me gaan, omdat hij me duidelijk maakte dat mijn boek anders niet uitgegeven zou worden. Ik val niet op mannen, maar toch ging ik steeds weer naar hem terug met mijn aangepaste manuscript. In diezelfde tijd eindigde mijn relatie met Nora. Ze was transgender, zoals we dat tegenwoordig noemen, een man in een vrouwenlichaam. Ze was zo'n mooie vrouw, maar ik kon niet meer van haar houden toen ze zich als man ging kleden en gedragen. Ik ben naar San Francisco gegaan. Daar voelde ik me als hippie thuis. Ik ben altijd blijven schrijven, maar het was een armoedig leven.'
'Maar nu bent u rijk.'
'Ja, als ik geweten had dat Nora zoveel geld had, dan had ik de erfenis gewoon met die neef van haar gedeeld. Dan was dat hele toneelspel niet nodig geweest.'
'Ik heb het met plezier gedaan, hoor,' zegt Carla enthousiast, maar nu ziet ze pas het verdriet in het gezicht van haar oudtante. Fay neemt een slok van haar thee en zegt dan: 'Heel lief van je dat je af en toe bij haar langs wilde gaan, maar ze had niet in haar eentje in dat grote huis moeten blijven wonen.'
'Waren het de herinneringen aan u waardoor ze niet weg kon gaan?'
Fay haalt haar schouders op en zegt:
'Misschien, maar wat maakt dat nu nog uit?'
Ze kijkt op het vertrekbord en ziet dat ze door de douane moet. Carla helpt haar met de bagage.
'Bedankt, Carla. Je hebt me goed geholpen, en jij bent mijn enige erfgename. Je zult met niemand hoeven te delen. Ik hoop dat je na de toneelschool mooie rollen krijgt, maar voor het geld hoef je het dan niet meer te doen.'
Een prima verhaal, ik heb het met plezier gelezen. Vol slimme wendingen. De Renault 4 vind ik een prachtige vondst, een link naar de jaren 70. Het enige wat ik jammer vind is dat je met de zin ''Ze is geduwd terwijl ze boven op dat trapje stond om een kapotte lamp te verwisselen,' zegt Fay.' twee alinea's te vroeg verraadt dat het het lijk van een vrouw is.
BeantwoordenVerwijderenGoed opgemerkt 😀 Natuurlijk weet Fay dat het om een vrouw gaat, maar beter om dat haar hier niet te laten verraden.
BeantwoordenVerwijderenFeedback Maarten:
BeantwoordenVerwijderenEr zit een hele goede spanning in dit verhaal. De driehoek tussen Fay, Marjolein en Hugo is een klassieker en goed gebracht. Dit vond ik ook leuk: Als je haar boek uitgaf, had ze je niet meer nodig. En als je het niet uitgaf, was ze ook verdwenen.'
Ik vind wel dat je aan je stijl moet werken. Ik zal hieronder wat opmerkingen maken:
'Wie is die vrouw die in de hal zit te wachten?' vraagt Hugo, terwijl hij hun kantoor binnenkomt.
M: binnenkomen is flets. Kan je dat ook beeldender zeggen? Binnenstruikelt? Binnenrent? Binnensjokt? 'vraagt Hugo' kan weg. Ik vind het ook ongemakkelijk dat je Hugo bij naam noemt hier, maar dat kan er nog mee door.
'Dat is Fay,' antwoordt Marjolein.
M: Dat zijn drie namen in twee zinnen. Zonder dat we iets over de personages te weten komen. Dit is een infodump van inhoudsloze labels. Niet doen. Schrijven is beeldhouwen met woorden. Schrijven is niet inhoudsloze informatie op iemands hoofd gooien.
'Dat weet ik.
M: Hier spreek je jezelf tegen, want zonet vroeg hij wie die vrouw was. Je verliest meteen schrijversautoriteit: Ik geloof niet meer dat je weet wat je schrijft. Mijn "suspension of disbelief" verdwijnt als sneeuw voor de zon.
Ik heb me natuurlijk aan haar voorgesteld als directeur van deze uitgeverij. Wat een fascinerende vrouw… wat komt ze doen?'
M: een tweede infodump. In plaats van dat je laat ZIEN dat hij de directeur is, laat je hem dat aan zijn vrouw vertellen. Denk je dat zijn vrouw dat niet weet? Je personage is geen marjonet die je wat info aan de lezer kan laten doorspelen. Je schrijversautoriteit zakt nog verder.
En waarom zegt hij dat het een fascinerende vrouw is? Denk daar even goed over na. Wat wil je met die zin uitbeelden?
'Ik dacht al dat ze jouw type zou zijn. Jong, geen klassieke schoonheid, maar wel mysterieus. Het soort waarmee je ons huwelijk naar de Filistijnen hebt geholpen en waardoor onze uitgeverij nu op de rand van de afgrond staat!'
M: Ok, dit is goed. Dit is conflict, spanning, het zijn messteken in het verbale gevecht en het is denkbaar dat de vrouw dit zegt.
Dit verwijt heeft Hugo maar al te vaak gehoord.
M: Hier verander je van perspectief volgens mij. Opeens horen we de stem van de verteller die in het hoofd van Hugo kan kijken. Niet per se slecht, maar wees je er bewust van wat je doet.
Met een afwerend gebaar zegt hij: 'Oké, ik geef toe dat de jonge schrijfsters die ik een kans wil geven ons vaak teleurstellen.'
M: Toch ook weer een beetje een infodump. Maar dit zou hij nog wel kunnen zeggen. Het zit op het randje.
Ik hoop dat je hier wat aan hebt!
-- Maarten
Dank je Maarten. Moet het nog even laten bezinken, maar ik ga er zeker mee aan de slag.
BeantwoordenVerwijderen