Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

Hallo - Albert Huberts




Voor mijn vader, Arend Huberts (1927 – 1986)

Hallo

Ze overmeesteren hem bij de kerk waar hij 35 jaar eerder was getrouwd. Hij heeft de vijfhonderd meter vanaf het verpleeghuis struikelend afgelegd, voorover hellend op zijn tenen, armen iets opzij, in permanente onbalans. Hij was aan hun aandacht ontsnapt, zeggen ze. Mijn moeder kan dat niet begrijpen. Ik wel.

Een week eerder heb ik mijn vader voor het laatst gezien. Ik kan me die dag nog helder voor de geest halen, nu achtendertig jaar later. Een verpleegkundige vangt me op in de gang, waarschuwt me. Dat ze het wel moeten doen, dat ze geen keus hebben. Te weinig personeel, ze kunnen toch niet de hele dag… Ik luister maar half, wil naar mijn vader. Maar ook als ik wel had geluisterd, zou ik niet voorbereid zijn geweest op zijn aanblik, vastgebonden in een stoel, zijn hoofd rustend op het tafeltje voor hem, zijn gezicht van me afgekeerd, armen slap langs zijn lichaam. Een tuigje, noemen ze het. Als je er een verkleinwoord van maakt lijkt het minder erg. Hij zit in een tuigje, anders loopt hij weg. 's Ochtends binden ze hem vast, 's avonds maken ze hem los en leggen hem in bed, in een ander tuigje. Dat verklaart de pislucht. Hij kan niet eens naar de wc. Ik negeer de stank en ga tegenover hem zitten. Hij reageert niet, heeft me niet binnen horen komen. Zijn overhemd zit onder de bruine vlekken. Koffie? Thee? Braaksel?

Ik grijp onder de tafel naar zijn hand, pak hem beet, knijp erin. Hij knijpt terug en licht zijn hoofd op. 'Hé hallo.'
'Hallo pap, hoe gaat het?' Je vraagt het toch. Hoe dan ook, je vraagt het toch.
'Och, het gaat wel.' Hij wil gaan verzitten, word tegengehouden door het tuigje. Verbaasd plukt hij aan de brede witte repen stof en kijkt me weer aan. 'Hé hallo.'
'Hallo pap.'
'Ik zit vast.'
'Je loopt steeds weg, pap.'
'Nee hoor.' Hij bestudeert mijn gezicht alsof hij me wil thuisbrengen. 'Nee hoor.'
'Weet je wie ik ben?'
'Jaja. Natuurlijk.'
Hij kan nog steeds liegen.

'Zal ik je bril eens schoonmaken?' De glazen zitten dik onder het vet en het vuil. Met een bevende hand pakt hij zijn bril van zijn neus en geeft hem aan mij. Op weg naar wastafel kom ik langs zijn klerenkast. Ondergoed, sokken, broeken en zes schone overhemden aan haakjes, keurig gestreken. Door mijn moeder, ik heb het haar zien doen. Trager dan ze vroeger deed, aandacht bij elke vouw, liefde in iedere plooi. Ze moet het weten, ze komt hier vaker dan ik. Ze moet weten dat ze niet worden gebruikt. Waarom heeft ze me dat nooit verteld? Ik haal een overhemd uit de kast, houd het omhoog. Een lichtblauw luchtmachtoverhemd. Die staan hem nog steeds het beste. Zal ik het proberen? Het heeft geen zin, ik kan niet om het tuigje heen werken. Met een spijtig gevoel hang ik het terug.

Terwijl ik met wat vloeibare zeep zijn bril poets, loopt een verpleegkundige langs en werpt een blik naar binnen. Ik sluit de deur en droog de bril af met een papieren zakdoekje. Uit mijn ooghoeken zie ik hoe hij al mijn bewegingen volgt.
Voorzichtig zet ik de bril terug op zijn neus. 'Zo, dat is beter, hè?
Hij duwt hem recht en laat een forse duimafdruk achter op het glas. 'Dankjewel.'
'Graag gedaan. Kan ik nog iets voor je doen?'

Hij gaat rechtop zitten, zijn mond een 'o', alsof hem iets te binnen schiet, en begint onder de tafel geagiteerd ergens naar te zoeken. Ik maak me wat ongerust, maar laat hem zijn gang gaan, volg hoe hij met gesloten ogen zijn broekzakken doorzoekt, een en al geconcentreerde drift. Uiteindelijk vist hij uit zijn rechterzak een verfrommeld pakje zware shag en geeft het aan mij. Het is vochtig en plakkerig. Hij gebaart er met kromme vingers naar. 'Ik kan het niet meer.'
'Mag je hier wel roken, pap?'
'Tuurlijk.' Hij grijnst. Een smerig kunstgebit.
Ik vouw het pakje open. De binnenkant is droger, maar er zitten geen vloeitjes in. Dat geeft niet, ik heb zelf bij me. Begerig kijkt hij toe hoe ik een sjekkie voor hem rol. Omdat ik me er niet toe kan brengen de urineshag dicht te likken, doe ik wat speeksel op mijn vinger en strijk het over de plakrand. Een mooie dikke tuut. Ik steek hem tussen zijn lippen en geef vuur. Verzaligd neemt hij een trek.

'Zal ik een voorraadje voor je maken?' Hij knikt en ik rol de volgende. Als hij dit pakje verborgen kan houden, is er een vlotte kans dat hij er nog een paar kan roken. Ik draai er twaalf, stop mijn aansteker in het pakje en geef het aan hem terug. Hij steekt het direct weer in zijn zak, een blik op de gesloten deur. Goed zo.
Ik draai van mijn eigen halfzware ook een sjekkie, die ik aansteek met de zijne. Zo zitten we stiekem te roken, in stilte. Samenzweerders. Als hij nog maar een stompje tussen zijn vingers heeft, pak ik het van hem af, doof het samen met de mijne onder de kraan en steek de peuken bij me. De kleine kamer staat blauw van de rook. Hij is me vergeten, kijkt naar buiten, onrustige handen op het tafelblad. Ik loop naar hem toe, geef hem een kus op zijn wang.
'Hé hallo.'
'Ik ga, pap.'
'Ga je weg?'
'Ja.'
'Kom je nog eens?'
'Tuurlijk.'
'Dag, pap.'
'Dag.'

Een week later hoor ik dat hij was ontsnapt en ik voel triomf. Ik zie het voor me, hoe hij zich bevrijdt uit het tuigje, hoe hij ongezien het verpleeghuis uitloopt. Iedere stap loop ik met hem mee, naar buiten, uit de stank, in de frisse lucht. In een gevlekt overhemd, in een broek met een geel kruis, met een wazige bril op. Iedere struikelstap een overwinning, een haastpas verder weg van vastgebonden zijn. Ik juich hem toe, moedig hem aan, drijf hem voort op zijn queeste, terug naar de kerk, naar zijn jeugd, naar zichzelf.

Twee dagen later is hij dood, alsof hij het geweten heeft. Tijdens de begrafenis strijden twee beelden in mijn hoofd. Hoe hij onmachtig aan het tafeltje heeft gezeten en hoe hij heeft gevochten voor zijn vrijheid. De mensen vertrekken voor koffie en gebak, ik blijf bij het open graf achter, rook een sjekkie, blaas de rook over het gat. Wie wordt hier begraven: een hulpeloos hoopje stinkend mens of een ridder op een queeste? Een demente oude man of een wanhopige echtgenoot? Mijn vader of iemand die ooit mijn vader is geweest?

Ik denk terug aan hoe we samen stiekem hebben zitten roken, weet het antwoord, druk de peuk uit op het vochtige gras en werp hem met een 'hallo pap' op de kist.











Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties

  1. Wat een aangrijpend verhaal. Niet sentimenteel, maar sober verteld, waardoor het meer binnenkomt. Ik gaf je een hartje.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Albert Huberts4/12/24 20:49

      De sobere vertelling is waarschijnlijk ontstaan doordat dit allemaal echt is gebeurd. De man in het verpleeghuis was mijn vader. De enige fictie in dit verhaal is de slotscene op het kerkhof.

      Verwijderen
  2. Ik.vond dit ook heel mooi.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Respect! Een mooi eerbetoon, ingetogen en zorgvuldig geschreven.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten