Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

En onze kat heet Koos - Hoofdstuk 11

De Graaff benutte zijn pauzes door, anders dan de meeste van zijn collega’s, niet in het bedrijfsrestaurant te lunchen maar buiten een wandelingetje te maken. Vandaag had hij extra behoefte aan frisse lucht. In de rechtszaal hield hij van het gevecht, van argumenteren op het scherpst van de snede, maar wel met open vizier en met een gelijkwaardige tegenstander. Iemand die weet waarover hij praat. Het geredetwist met Maaskant was van een ander niveau geweest. Van genoegen aan de kant van De Graaff was geen sprake. Daarvoor was hij zelf te verontwaardigd en in de tweede plaats vreesde hij dat dit muisje nog een staartje ging krijgen.
Op weg naar de uitgang werd De Graaff ingehaald door Roelof Janssen, die vroeg of hij met hem mee kon lopen. Eenmaal buiten complimenteerde Janssen De Graaf met de manier waarop hij Maaskant had aangepakt. Daar hadden alle collega’s op zitten wachten en van genoten. En mocht er gedonder van komen, dan stond iedereen achter hem.
De Graaff hoorde het zwijgend aan. In de toezegging van zijn collega’s, hoe aardig ook bedoeld, had hij geen vertrouwen. De Vet had in de drie jaar waarin hij aan de Haagsche leidinggaf de wind er flink onder gekregen. Het volledige management had zijn positie aan De Vet te danken. Onder de rest van het personeel was veel kritiek op het beleid en op de persoon van De Vet, maar die kritiek werd nauwelijks openlijk geuit. In laatste instantie dacht iedereen aan zijn eigen baan, gezin en hypotheek.

Vervuld van deze en soortgelijke gedachten zat De Graaff tegen enen weer achter zijn bureau. Collega’s die terugkeerden staken vrolijk lachend een duim naar hem omhoog. Zelfs Irma de Bruin schonk hem een flauw glimlachje.
En toen was het 13.00 uur en verschenen in de display van zijn telefoon het nummer en de naam van Marianne Keizer, de secretaresse van Jules de Vet. Of hij direct naar de Cleveringa-kamer wilde komen, de kamer van de directeur.
De Graaff stond op en liep langs het bureau van Janssen.
‘Nou, hij laat er geen gras over groeien. Ik moet bij Jules komen.’
Vervolgens naam hij de lift naar de achtste verdieping en liep hij door de lange gang naar de kamer van De Vet. De kamers in de directiegang waren gemiddeld twee keer zo ruim als de kamer van De Graaff, hoewel ze ook voor niet meer dan één persoon waren bestemd. Op de grond lag dik, donkerblauw tapijt, dat het meeste geluid dempte. De doodenkele keer dat De Graaff reden had om door deze gang te lopen, verbaasde hij zich over de vrijwel volstrekte afwezigheid van werk-gerelateerde geluiden. Managen bij de Haagsche was een kwestie van lang en diep nadenken, leek het.
Legendarisch was het verhaal van een collega, die langs een openstaande kamer was gelopen en een omfloerst ‘plok’ had gehoord. En daarna nog een keer ‘plok’. Hij was teruggelopen en had in de kamer de manager van de afdeling ‘wonen’ gezien, doende om met een golfclub zijn bekwaamheid in het putten naar een hoger plan te tillen.
Hoe is het trouwens mogelijk, dacht De Graaff niet zonder cynisme, dat de kamer van De Vet was genoemd naar een hoogleraar die het in de oorlog had opgenomen voor zijn Joodse collega’s. Hij betwijfelde sterk of De Vet dat wist.

De deur van de kamer van Marianne Keizer, die lag vóór die van De Vet, stond open. De Graaff was die kamer tot op enkele passen genaderd, toen hij achter zich zijn naam hoorde fluisteren. Roelof Janssen stond bij de lift aan het andere eind van de gang en wenkte De Graaff om terug te komen. De Graaff aarzelde, keerde om en liep op Janssen toe. Hij had Marianne horen telefoneren, zij zou hem nog wel niet opgemerkt hebben.
‘Je telefoon,’ sprak Roelof Janssen zacht. ‘Heb je je telefoon bij je?’
‘Nee, die ligt op mijn bureau. Hoezo?’
‘Je moet het opnemen, je gesprek met De Vet, dat moet je opnemen.’
Janssen was verbaasd dat het kwartje bij zijn collega net direct viel. Voor Janssen én voor De Graaff gold dat zij zaken hadden gewonnen of verloren, doordat geluids- of beeldopnames in het geding waren gebracht. Bedreigingen van of door leidinggevenden, caissières met hun hand in de kassa, seksuele intimidatie in het magazijn, dat soort dingen. Het heimelijk maken van opnames op de werkvloer geldt niet direct als fatsoenlijk, maar het staat een rechter vrij om ze als bewijs in een procedure toe te laten. Dat wist De Graaff natuurlijk ook. Alleen was hij van de generatie die moest wennen aan ieder gebruik van de telefoon anders dan om te communiceren met iemand buiten gehoorsafstand.
‘Ah, goed idee.’
De Graaff draaide zich met Janssen om naar de lift, het kwartje was gevallen. ‘Alleen heb ik geen idee hoe ik dat moet doen.’
‘Dat leer ik je wel, simple comme bonjours.’
Roelof Janssen had al grote kleinkinderen, die hem in de wereld van de mobiele telefonie hadden geïntroduceerd. Hij was blij om zijn collega te kunnen helpen. ‘We moeten wel opschieten, denk ik.’
Terug op de tweede verdieping bleef Janssen in de hal staan wachten.
‘Haal je telefoon en zorg dat niemand het ziet. Ik stel hem in de lift wel in. Ik denk niet dat we iedereen op de afdeling kunnen vertrouwen.’
Dat laatste wist De Graaff wel zeker, te beginnen met het nichtje van de baas, toevallig ook zijn leidinggevende. En Linda Kazimir had op de afdeling twee of drie vriendinnen waaronder Chantal, vreselijke roddeltantes volgens De Graaff, die alles van iedereen wisten of in ieder geval wilden weten. De Graaff probeerde zo casual mogelijk naar zijn kamer te lopen. Hij zag hoe Linda hem vanuit haar kamer nakeek. Zij was vanochtend niet bij de vergadering geweest. Zou zij weten dat De Vet hem wilde spreken? Dan zou de truc met de telefoon mogelijk niet lang geheim blijven. De overige collega’s waren aan het werk en hadden geen oog voor hem. Als Roelof Janssen niets had gezegd, wist verder niemand dat hij op het matje was geroepen.
De Graaf liep zijn kamer in, de telefoon lag naast een groot schrijfblok. Hij trok zijn jasje aan, stopte de telefoon in de binnenzak en pakte het schrijfblok van het bureau. Met een knikje liep hij langs de kamer van Linda Kazimir, die hem onbewogen bleef aankijken.

‘Volgens mij had niemand wat in de gaten. God, ik lijk James Bond wel.’ De Graaff gaf Janssen zijn mobieltje en drukte op de bovenste knop van de lift.
‘Kijk, je hoeft alleen maar hierop te drukken en dan gaat de opname lopen. Stop ‘m dadelijk weer in je binnenzak. En als je hierop drukt stop je met opnemen.’
Op de achtste verdieping gaf Janssen de telefoon aan zijn collega, daarna nam hij zelf de lift naar beneden. De Graaff liep voor de tweede keer binnen enkele minuten richting de Cleveringa-kamer, in de gang heerste nog altijd de stilte van een Egyptische graftombe.
‘Hoi Marianne, de baas wilde mij spreken begreep ik?’
De Graaff probeerde het luchtig te houden. Halverwege de gang had hij de telefoon op ‘opname’ gezet. Nu beeldde hij zich in dat hij in de zak van zijn colbertje een zwaar zoemend geluid hoorde.
De directiesecretaresse was nog aangenomen door De Vets voorganger en had als door een wonder de zuiveringen na diens vertrek overleefd. Zij was een vriendelijke, al wat oudere vrouw en leek niet te weten wat het doel was van de komst van De Graaff.
‘Dag Herman, ja, je kunt doorlopen. Ik doe de deur wel achter je dicht.’
De Graaff was nog nooit in de directiekamer geweest en had zich van de inrichting geen voorstelling gemaakt. In de voorbije dagen had Gestapo-gate de juristen van de Haagsche geïnspireerd tot het maken van fantasierijke beschrijvingen. Een grote maquette van Germania midden in de kamer, een adelaar op het bureau van De Vet en filmposters van Leni Riefenstahl aan de muur, dat werk. Het viel allemaal erg tegen. Een groot strak bureau met een computer, een telefoon en een lamp, een vergadertafel met acht stoelen en als enige persoonlijke touch een prent van Sint Joris en de draak. Het hoge blafgeluid van De Vet onderbrak De Graaff bespiegelingen van het interieur.
‘Zo, De Graaff, je weet zeker wel waarom je hier bent?’
De Vet zat achter zijn pontificale bureau en had De Graaff niet gevraagd om te gaan zitten. De Graaf zette een stap dichter naar het bureau en antwoordde, met het oog op de geluidsopnamen tamelijk nadrukkelijk: ‘Nee meneer De Vet, ik heb geen idee waarom u mij op deze mooie negende augustus hebt laten komen.’
Jules de Vet haalde adem en hield de schijn van beleefdheid niet lang hoog. Waar De Graaff dacht dat hij mee bezig was. Hoe hij het in zijn hoofd haalde om zijn directeur personeel in het bijzijn van een groot aantal collega’s belachelijk te maken en te beledigen. Hoe hij het waagde om tegen zo goed als elke beleidsbeslissing te ageren en zijn collega’s aan te zetten tot – hier zocht De Vet even naar het juiste woord – tot insubordinatie!
Typisch De Vet, dacht De Graaff, om terug te vallen op een kreet uit het leger. De Vet raasde nog even door over alles dat niet deugde aan De Graaff, tot het de laatste opviel dat zijn directeur aan één onderwerp voorbijging: wat had De Vet nou precies gezegd over zijn stijl van afhandelen van personele kwesties?
‘Kortom De Graaff, ik ben helemaal klaar met jou. Ik ga jou het leven hier zó zuur maken, dat je niet weet hoe gauw je moet opzeggen.’
Herman de Graaff dacht even na en zei toen: ‘Meneer De Vet, dat klinkt toch wel een beetje als Gestapomethodes, vindt u niet?’
Jules de Vet trapte met open ogen in de val. ‘Ja, dat zijn Gestapomethodes, dat weet ik, dat weet Inge, dat weet Siebold Leeser en vanaf nu weet jij dat ook. Alleen weet jij dat binnen de muren van deze kamer en daarbuiten niet,’ voegde De Vet er triomfantelijk lachend aan toe. ‘Reken maar dat die methodes effectief zijn. En nu mijn kamer uit!’
De Graaf kon het niet laten om het laatste woord te hebben.
‘Nou, ik had mijn schrijfblok geloof ik niet mee hoeven nemen.’
Met die woorden trok hij de deur achter zich dicht. Hij groette Marianne Keizer en liep de lange gang door naar de lift. Het zou tot in de rechtbank duren voor hij de Vet een volgende keer zag.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties