Het verdelen van nieuwe zaken was een taak die De Graaff met plezier op zich had genomen. Het was de sport om op basis van de in de regel beperkte informatie, waarmee de klanten een zaak aanmeldden, een taxatie te maken van de relatieve zwaarte van de casus. De Graaff kende de ervaringsgraad en de specialismen van zijn collega’s en wist ook ruwweg wie het druk had en wie wat minder. Al zijn collega’s waren tevreden met de wijze waarop De Graaff de dossiers verdeelde.
Terwijl De Graaff plaats nam achter zijn bureau, kreeg Jules de Vet zes verdiepingen hoger een telefoontje. De directeur van Domstad aan de lijn.
‘Rob, ik weet waarover je belt. Het dossier zat vanochtend ergens in de pijplijn van de postkamer naar boven. Ik heb de meeste stukken kunnen onderscheppen, hoop ik, maar ik ga er achteraan. Je hoort van me.’
Met die woorden stond De Vet op en liep hij door de lange gang naar de liften.
De Graaff begon, als altijd, met het screenen van de nieuwe dossiers op urgentie. Sommigen cliënten, die van de advocaat van hun werkgever een ontbindingsverzoek hadden ontvangen, verstarden als konijnen in het licht van een koplamp en meldden hun zaak pas kort voor een zittingsdatum. Ook andere termijnen moest De Graaff scherp in de gaten houden. Dat was wat de praktijk van het arbeidsrecht soms tot een hectische maakte. Je moest een hoop bordjes in de lucht houden en altijd in staat zijn om je bureau schoon te vegen.
Vandaag waren er maar twaalf nieuwe zaken binnengekomen, waarvan tien in de categorie ‘appeltje-eitje’. De elfde zaak betrof een potentieel conflict over bestuurdersaansprakelijkheid, dat was een specialiteit van Roelof Janssen.
Met het twaalfde dossier was iets vreemds aan de hand. Het bevatte alleen een loonstrook, geen arbeidsovereenkomst en geen brief van de cliënt. Ook het formulier met de contactgegevens van cliënt en wederpartij ontbrak. Wel had het dossier rechtsboven op de kaft al een etiket met een nummer en een naam – en die naam kwam De Graaff vaag bekend voor. De Graaff stond op het punt om het nummer in zijn computer in te voeren, toen hij Jules de Vet met grote passen en enkele papieren in de hand naar de kamer van Linda Kazimir zag lopen. Als leidinggevende had Kazimir een eigen kamer achter een glazen wand, recht tegenover die van De Graaff. De Vet en Linda Kazimir waren kort in gesprek, waarna de laatste, zwaaiend met haar armen, de kant van De Graaff uit kwam.
‘Heb jij hier dossier 780700?’ vroeg Kazimir, terwijl ze de kamer van De Graaff binnen liep. Ze wachtte het antwoord niet af, pakte het stapeltje dossiers van De Graaffs bureau en zag meteen het dossier waar het om ging. Het was het dossier met alleen de loonstrook erin.
‘Een vergissing, cliënt heeft zijn zaak ingetrokken.’
Meer woorden maakte Kazimir er niet aan vuil. Ze draaide zich om en liep met een knikje richting Jules de Vet terug naar haar kamer.
Dat een cliënt een zaak kort na aanmelding introk, was iets dat wel vaker voorkwam. Daarover verbaasde De Graaff zich niet. Waar hij zich wel over verbaasde, was de kortaffe handelwijze van Kazimir, die in de regel tien woorden gebruikte om met vijf iets te zeggen. En wat had de algemeen directeur hiermee te maken?
Linda Kazimir was letterlijk een voorbeeld van nepotisme. Zij was het nichtje van De Vet, of eigenlijk van de vrouw van De Vet. Kazimir kwam uit een geslacht van juristen. Haar grootvader was raadsheer geweest in het Hof Den Haag en haar vader en oom, beiden zwagers van De Vet, waren advocaat. Zo beschouwd was Linda gepredestineerd om de rechtenstudie op te pakken, welke studie zij met hangen en wurgen had afgerond. In de familie Kazimir kalfde de aanleg voor de rechtsgeleerdheid naar het leek per generatie af.
Na een blauwe maandag op het kantoor van haar vader en oom was zij als jurist in dienst getreden van de Haagsche. Daar had De Graaff haar begeleid en uit de wind gehouden, totdat zij tijdens een korte vakantie van De Graaff in één week tijd twee termijnen had laten verstrijken. Voor oom Jules betekende dit tweemaal een onaangenaam gesprek met de aansprakelijkheidsverzekeraar. Arno Hoogenberg had De Graaff daarna gevraagd om een oordeel te geven over de juridische kwaliteiten van Kazimir en dat oordeel had De Graaff niet al te positief kunnen maken.
De volgende zet was een opvallende: in plaats van Linda voorzichtig te adviseren ander werk te zoeken, plaatste De Vet zijn nichtje in een opleidingstraject tot leidinggevende. Drie maanden later was Linda Kazimir de cheffin van Herman de Graaff, Roelof Janssen en dertig anderen. Binnen de Haagsche verbaasden weinigen zich over zo’n ‘degradatie omhoog’. De Vet placht zich te omringen met getrouwen en stelde in de rangen van zijn managers meer prijs op loyaliteit dan op inhoud en kennis van zaken. En wie zou hij meer kunnen vertrouwen dan het nichtje van zijn vrouw?
De verhouding tussen Kazimir en De Graaff was er niet beter op geworden. Hoewel zij haar promotie in zekere zin aan De Graaff te danken had, kon Kazimir het negatieve oordeel van de senior over haar kwaliteiten moeilijk verkroppen.
Reacties
Een reactie posten