Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

En onze kat heet Koos - H26

Jules de Vet had tegenover zijn vrouw heel wat minder woorden nodig om het verloop en de uitkomst van de zitting samen te vatten. Hij vertelde haar sowieso vrijwel nooit iets over zijn werk. Die gewoonte had hij van zijn vader overgenomen en die beviel hem uitstekend. Daarbij keek Margot de Vet met enig dedain neer op de dertienduizend euro die haar Jules maandelijks bijschreef – en eigenlijk op iedere vorm van arbeid. Dat was de luxe van een groot familiekapitaal, dan was ’s ochtends naar je werk gaan zó passé.

‘We hebben het met De Graaff geregeld. Hij vertrekt per 1 oktober.’ Meer commentaar gaf De Vet niet en meer wilde mevrouw De Vet niet weten. Ze legde haar glossy met Italiaanse landhuizen er niet voor opzij.

In het bijzijn van Margot hield hij zich groot, maar De Vet was pislink van het Paleis van Justitie teruggekeerd. Zelden in zijn leven had hij zo’n afgang meegemaakt en dat voor het front van twee van zijn directeuren, een stuk of wat juristen en een handvol secretaresses. Waarom had Inge die in godsnaam allemaal uitgenodigd? Nee, en dan zijn zwager. Die wist zeker dat partijen met gesloten beurzen uit elkaar zouden gaan, want hij kende de rechter en hij kende de jurisprudentie. De Vet was op de gang volkomen voor het blok gezet en toen kwam ook die journalist er nog bij. Het ontbrak eraan dat hij het hele verhaal de volgende dag in het Haagsch Nieuwsblad nog eens zou moeten lezen.

Anders dan De Graaff was De Vet na de zitting eerst naar kantoor gegaan. Om de zaak nog erger te maken, trof hij daar een e-mail van Gerto Kazimir, die bij afwezigheid van zijn broer een telefoontje had aangenomen van Clemens Wiggers. Wiggers had van god-mag-weten-wie ingefluisterd gekregen dat hij een klacht bij de deken moest indienen. Jules de Vet kon zich goed indenken hoe Napoleon zich voelde aan de oever van de Berezina. Of die andere grote leider na de slag om Stalingrad – al was dat laatste niet zo politiek correct om te zeggen.

Net als vijf weken daarvoor na zijn aanvaring met De Vet en de onverwachte overplaatsing naar incasso & externe betrekkingen, had De Graaff aan minder dan een weekend genoeg om zich te verzoenen met de nieuwe situatie. Sterker, hij zag de voordelen er al van in. Nancy en hij konden met een gevulde portemonnee op zoek naar een huis in Wales, zoals bij hun trouwen afgesproken. Vanwege haar huwelijk had Nancy het geregelde contact met haar eigen familie en vrienden op het tweede plan gezet, en dat had zij graag voor haar man over gehad. Nu was het Hermans tijd om zijn vrouw terug te betalen. Hij zou dat met plezier doen, in het besef dat de urgentie door de gezondheidssituatie van Nancy alleen maar groter was geworden. Dat hij over de timing en de manier waarop niet zelf kon beslissen, nou ja, sommige zaken in het leven dien je gewoon te accepteren. Het boek ‘De Vet’ kon worden gesloten.

Van de volgende week had De Graaff zich op voorhand geen concrete voorstelling gemaakt. Uitslapen, kranten lezen, een etentje met Nancy. Niks bijzonders en alles vooral relaxed. Even rustig bijkomen en niet direct contact of ontmoetingen met anderen.

Toen die volgende week voorbij was, was De Graaff twee telefoongesprekken en twee ontmoetingen verder en lag het boek ‘De Vet’ weer wijd opengeslagen.

Op dinsdagochtend werd bij Herman en Nancy de Graaff een groot boeket bezorgd, afzender Roelof en Anne Janssen. Herman belde zijn collega op het werk om hem te bedanken, waarop Roelof Janssen voorstelde om die middag hun gebruikelijke pauzewandeling te maken. Hij had Herman wat te vertellen. De Graaff stemde in, maar wilde niet pal voor het kantoor van de Haagsche afspreken. Hij hoefde zich nergens voor te schamen, maar had geen zin in vragen en commentaar. Op hun gebruikelijke tijdstip, om precies één uur, trof De Graaff Janssen voor een boekwinkel, twee straten verwijderd van de Haagsche. Dat leek beiden een plek waar de kans op de aanwezigheid van hun algemeen directeur verwaarloosbaar klein was. Roelof Janssen stak meteen van wal.

‘Herman, ik heb een confessie te doen. Ik wilde je er vóór de zitting niet mee lastig vallen. Eigenlijk komt het erop neer dat ik mijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen. Ik heb vorige week Clemens Wiggers gebeld.’

De Graaff keek zijn collega verbaasd en geamuseerd aan. Clemens Wiggers was in de aanloop naar de zitting uit zijn gedachten verdwenen.

‘In het kort,’ ging Janssen verder, ‘Wiggers heeft een zaak bij Domstad gemeld, bij zijn eigen werkgever dus. Hij had geruchten opgevangen over een reorganisatie of zo. Die zaak was een contra-zaak en wilde Wiggers bij de Haagsche onderbrengen. Meer in het bijzonder bij jou. Hij kende jou inderdaad nog van zoveel jaar geleden en had het over muzikanten onder elkaar. Hoe dan ook, Wiggers denkt dat Jules en Linda die zaak bij jou hebben weggehouden en nu ligt het dossier bij Jacco Kazimir.’

De verbazing van De Graaff begon al voorzichtig om te staan naar ergernis. Hij had een hekel aan doofpotten en achterbaks gedoe.

‘Weet jij wat er dan zo speciaal is aan die zaak van Wiggers, dat die uit het zicht van een behandelaar moest blijven?’

‘Ik weet er het fijne niet van, het zou iets te maken hebben met onze overname van Domstad. Maar eigenlijk vroeg Wiggers of jij hem een keer wilde bellen. Ik heb zijn nummer.’

De Graaff lief het verhaal op zich inwerken. Dat gaf Janssen de gelegenheid om nog een opmerking te maken.

‘En weet je wie er gisteren ineens aan mijn bureau stond? Jules. Kennelijk ben ik te veel in jouw gezelschap gesignaleerd. Hij vond er iets van dat ik afgelopen vrijdag achter jou was gaan zitten, begreep ik. Wat een zielige man.’

Daarmee had De Graaff zijn beslissing genomen. Hij had zichzelf en Nancy rust gegund en het gedoe met De Vet en de Haagsche achter zich willen laten. Maar kennelijk was De Vet nog altijd op het oorlogspad en begon hij ook tegen Roelof te klieren. Hermans ergernis, gecombineerd met nieuwsgierigheid naar het verhaal van Clemens Wiggers, maakte dat hij die middag het mobiele nummer van Wiggers belde.

Het telefoontje van De Graaff kwam niet gelegen. Wiggers zat duidelijk op zijn werk en duidelijk ook te midden van collega’s. De Graaff herkende de zachte en timide stem van zijn collega van Domstad en net als zoveel jaar geleden bespeurde hij bij zichzelf lichte irritatie over het weifelachtige handelen aan de andere kant van de lijn.

Begin nou niet te fluisteren en te stamelen, dacht De Graaff, vraag om mijn nummer als je niet kunt praten en zeg dat je me terugbelt.

Op de achtergrond hoorde De Graaff een luide mannenstem die in plat Utrechts vroeg of Clemens een nieuw moppie had. Ook Domstad had zijn eigen ‘Peet’ in de gelederen, leek het. De Graaff hielp Wiggers uit de brand, hij kapte het gesprek af met de mededeling dat hij die avond nogmaals zou bellen.

Twee dagen later troffen Wiggers en De Graaff elkaar aan het eind van de middag in een café in Woerden, ongeveer halverwege Den Haag en Utrecht.

Wiggers was een vat vol emoties, hij was nerveus over van alles en nog wat, blij dat De Graaff hem wilde spreken en sprak De Graaff afwisselend aan met ‘jij’ en ‘u’.

Tussendoor vroeg hij of meneer De Graaff nog steeds zo mooi piano speelde. De Graaff vond het een sneue vertoning en stak het gesprek in als betrof het een nieuwe cliënt: stoom laten afblazen, begrip tonen en daarna gestructureerd enkele gesloten vragen stellen.

Wat De Graaff te weten kwam was het volgende. Wiggers en zijn collega Van Laviere waren in de cijfertjes van Domstad op bedenkelijke geldstromen gestuit. Alles duidde op smeergeld betaald door Kanon Automatisering BV, zowel aan Domstad Juristen als aan haar directeur persoonlijk. Het laatste in natura, in de vorm van een pony en de maaltijden voor dat beest gedurende langere tijd.

Het nieuwe dossier-registratiesysteem dat Kanon had moeten leveren, zo hadden Wiggers en Van Laviere gereconstrueerd, volgde de lijn van veel grote automatiseringssystemen in den lande: het functioneerde voor geen meter. Rob Vroom wilde onder de overeenkomst uit en ook wilde hij de aanbetalingen terug. Kanon wilde de kans krijgen om het systeem te verbeteren en bovenal de resterende centen ontvangen.

Vanaf het midden van het jaar waren er bedragen op de rekening van Domstad gestort die afkomstig waren van de Haagsche. Het betalingskenmerk luidde steevast ‘kosten precontractuele fase’. In diezelfde tijd staken onder de medewerkers van Domstad geruchten de kop op over een overname, fusie of faillissement. Voor iemand als Clemens Wiggers voldoende om een beroep op zijn rechtsbijstandsverzekering te doen. Bij zijn aanmelding, zo begreep De Graaff, had Wiggers ook iets opgeschreven als ‘financiële onregelmatigheden?’

De Graaff liet het even bezinken. Het was al bij al een knullige vertoning. De Graaff kende de directeur van Domstad niet, maar die leek hem een kleine krabbelaar, bereid om voor een pony en een paar balen stro te kiezen voor een systeem van inferieure kwaliteit. Hoe belangrijk vind je eigen registratiesysteem?

De rol van De Vet leek hem ook niet volstrekt zuiver, want ook de Haagsche had met Kanon in zee willen gaan. Hoe dan ook, de Haagsche had Domstad inmiddels overgenomen. De Graaff veronderstelde dat de afwikkeling van het geschil met Kanon was geregeld door middel van betalingen geboekt onder ‘kosten precontractuele fase’.

Het verdiende allemaal geen schoonheidsprijs en zeker de rol van Vroom was dubieus, maar De Vet leek alleen maar het randje te hebben opgezocht in een poging om een aanstaande zakenpartner te helpen. Veel kwalijker was het zijspoor waar Wiggers op hardhandige wijze naar toe was gerangeerd en daar had De Vet ook aan meegedaan. Had de man gewoon uitgenodigd en hem onder het beding van geheimhouding verteld wat er speelde. En zelf voelde De Graaf zich plat gezegd ook genaaid door de wijze waarop de behandeling van Wiggers’ dossier bij hem was weggehouden.

‘Het is een heel verhaal, Clemens. Maar wat kan ik voor je doen?’

Over het antwoord op die vraag had Wiggers nagedacht. Roelof Janssen had hem de suggestie aan de hand gedaan om een klacht in te dienen. Daarvoor zou hij de stukken uit zijn dossier goed kunnen gebruiken. Bij Jacco Kazimir kwam hij, ondanks aandringen, niet verder. Misschien dat De Graaff iets voor hem kon betekenen?


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties