Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

En onze kat heet Koos - H20

Het businessmodel van de Haagsche Juristen Centrale stond al jaren als een huis. Op de kop af vijftig jaar geleden hadden drie grote verzekeraars, gevestigd in en nabij Den Haag, een zelfstandige onderneming opgericht. Aan die onderneming besteedden zij de afhandeling uit van claims die werden gedaan op hun rechtsbijstandspolissen. Sinds enkele jaren konden ook gewone particulieren met hun problemen bij de Haagsche terecht. Tegen een gematigd uurtarief bijgestaan worden op courante rechtsgebieden, dat was wat de Haagsche bood. De Haagsche marcheerde al jaren als een tierelier, het bedrijf kon een stootje hebben.
De ziekte en het afscheid van Te Grave waren als een verrassing gekomen. De Raad van Commissarissen had nog nooit over een opvolger nagedacht. Op korte termijn was de spoeling aan geschikte kandidaten dun. Jules de Vet had als eerste zijn vinger opgestoken. Hoewel hij Domstad Juristen bepaald niet in de vaart der volkeren had opgestuwd, had Samuel Weinblatt, de voorzitter van de RvC, uiteindelijk voor De Vet gekozen. Weinblatt en De Vet waren lid van dezelfde sociëteit.
Zoals Weinblatt het had geformuleerd tegenover de overige commissarissen: ‘Bij de Haagsche kan een blind paard geen schade doen.’ Een opmerkelijke uitspraak voor een topman in het schadebedrijf.

Jules de Vet was achtenveertig jaar geleden geboren als derde en laatste kind in het gezin. Zijn vader was beroepsmilitair en opgeklommen tot de rang van luitenant-kolonel. De twee broers van de kleine Jules waren zes en acht jaar ouder en bemoeiden zich niet met het nakomertje. Jules’ vader gedroeg zich thuis net als in de kazerne, voor overleg of de mening van een ander was weinig ruimte, voor warmte en persoonlijke aandacht nog minder. Jules hing sterk aan zijn moeder, een zachtaardige en onderdanige vrouw, die haar leven in dienst stelde van de carrière van haar man.
Jules’ veertiende levensjaar verliep rampzalig. Het gezin verhuisde naar een legerplaats in Duitsland, waar Jules naar een Duitse middelbare school werd gestuurd. Zijn oudste broer was toen het huis al uit. Een maand na de verhuizing overleed de moeder van Jules plotseling aan een hersenvliesontsteking. Jules sprak nauwelijks Duits, had geen vriendjes op school en thuis niemand bij wie hij met zijn verdriet terecht kon.
Weer vier maanden later maakte ene ‘Lisl’ haar intrede. Volgens zijn vader om te helpen in het huishouden en met de opvoeding van Jules. Zijn zes jaar oudere broer maakte al snel wereldwijze opmerkingen over Lisl, ‘die zo moe werd van haar werk, dat ze steeds moest blijven slapen’.
Jules de Vet voelde zich, dertien en een half jaar oud, alleen op de wereld. Hij sloot zich af voor vriendschappen en voor gevoel en wist dat hij het van nu af aan allemaal alleen moest doen. Hij zou rijk en belangrijk worden. Het lot was erg onaardig tegen hem geweest, voor Jules was er voortaan geen aanleiding om zich anders te gedragen.

De woensdagochtend begon voor De Vet als de meeste ochtenden. Om half negen zette hij zijn computer aan, daarna sloeg hij het Financieel Dagblad open voor een blik op de aandelen. Zijn streven om rijk te worden had De Vet al aardig verwezenlijkt, al was dat niet direct zijn eigen verdienste. Margot de Vet-Kazimir kwam uit een familie van oud geld, dat generaties terug was verdiend. Haar voorouders hadden de specerijen uit Banda, Lombok en Celebes voor grof geld in Amsterdam aan de man gebracht. Als daarna maar voldoende tijd verstrijkt, geldt het bezit van zo’n fortuim vanzelf als chique. De Vet begon de dag graag met het op de beurs heen en weer schuiven van het vermogen van Margot, een activiteit die hij op zijn urenstaat verantwoordde met ‘financieel beheer’.
Exact om negen uur liep Marianne Keizer de directiekamer binnen met een kop koffie en, netjes opgevouwen op een dienblad, de Telegraaf. Marianne kende het ochtendritueel van haar baas. Aan zijn neerhangende mondhoeken te zien was de Koninklijke Olie een paar procenten gezakt. Marianne zei: ‘Goedemorgen Jules,’ zette de koffie op het bureau en wachtte de instructies voor die dag af. Op dat moment ging de telefoon van De Vet. Langzaam liep de directiesecretaresse terug naar haar kamer, terwijl De Vet geïrriteerd zijn iPhone oppakte.
‘Rob, we hadden toch over een kwartier afgesproken?’
De Vet was gehecht aan een precieze opbouw van de dag, met discipline kon je alles bereiken. In die discipline paste om van negen tot kwart over negen kennis te nemen van een gezonde kijk op het wereldnieuws. Terwijl Marianne de deur zachtjes achter zich sloot, hoorde zij nog net het begin van de eerste woorden van De Vet.
‘Nee Rob, ben je gek, niet via de mail. Wacht, ik pak een papiertje, zeg het maar. Ja…I N S I…ja, oké, genoteerd.’
Marianne Keizer kon er geen chocola van maken.

Het gesprek tussen De Vet en Rob Vroom had maar enkele minuten geduurd. Om kwart over negen stond een video-conferentie gepland tussen De Vet, zijn zwager en advocaat Jacco Kazimir en wederom Rob Vroom.
‘Dit is even alleen voor jou, Jacco,’ begon De Vet, nadat de drie mannen elkaar hadden begroet. De directeur van de Haagsche informeerde zijn zwager over de komst naar diens kantoor van de zeven procesdossiers van De Graaff. Die vond zeven zaken ineens wel wat veel, maar protesteerde niet.
‘Hoe gaat het trouwens met De Graaff, heb je hem al overgeplaatst?’ informeerde Vroom.
De Vet wilde antwoorden, toen zijn secretaresse voor de tweede keer die ochtend zijn kamer binnenkwam.
‘Jules, je hebt nog geen mailtjes gelezen? Er zit er eentje bij die jullie willen zien. Van Herman.’
De gesprekspartners van De Vet herkenden de stem van Marianne Keizer en wachtten nieuwsgierig af. De Vet opende zijn mailbox en was even stil.
‘Jongens, dit lijkt me goed nieuws. Ik kan het gaan voorlezen, maar ik stuur het meteen naar jullie door. De Graaff kiest voor de aanval.’
Jaco Kazimir was de eerste die reageerde.
‘Dit is inderdaad goed nieuws. Beter dan verwacht.’
In hun gesprek van vrijdagmiddag had Kazimir de verwachting uitgesproken dat De Graaff het een tijdje zou aanzien, wellicht na een paar weken met hangende pootjes om terugkeer naar arbeid zou vragen en daarna zou proberen om met de Haagsche tot overeenstemming te komen over een vertrekregeling. Aan zo’n regeling, maar dan een zeer sobere, zou de werkgever wel willen meewerken.
‘De Graaf heeft geen zaak, Jules,’ ging Kazimir verder. ‘Zeker in Den Haag maakt de rechter gehakt van een werknemer die komt zeuren. Met een beetje geluk ben je over een maand gratis van hem af. De Graaff heeft kennelijk geld genoeg, als-ie zelf om ontbinding vraagt gaat hij nooit WW krijgen. En weet je wat, laat hem die vakantie maar lekker houden. Wij doen gewoon alsof we geen enkel probleem met hem hebben.’

Jacco Kazimir was al vijftien jaar één van de partners van Kazimir, Kazimir & Sahuleka. Het kantoor zat in een te duur pand op een te dure locatie in de Haagse ambassadewijk en draaide matig. Voor de beide broers Kazimir betekende dit dat ze zaken aannamen op terreinen waar ze minder vertrouwd mee waren. Alleen de praktijk van de derde partner, Rocky Sahuleka, draaide goed. Zijn ouders waren in de jaren vijftig van Ambon naar Nederland gekomen. Dat het kantoor zich op de huidige locatie kon handhaven, dankte het vooral aan de financiële injecties die van tijd tot tijd werden gedaan uit het familiekapitaal van de Kazimirs. Zo kwamen met een vertraging van enkele eeuwen de revenuen van de specerijenhandel alsnog bij een nazaat van de oorspronkelijke eigenaren terecht.
Naar buiten toe acteerde Jacco Kazimir graag de geslaagde advocaat, de zelfverzekerde jurist die zijn cliënten bij de hand neemt en op resolute wijze de uitkomst van een procedure voorspelt. Vandaag moest Kazimir daarvoor in zijn hoofd een zacht stemmetje onderdrukken, een stemmetje dat fluisterde dat Herman de Graaff van arbeidsrecht meer kaas had gegeten dan hij.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties