Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Vanachter zijn bureau keek Clemens Wiggers uit over het stadspark. In de verte zag hij de top van de Dom. Het was een mooi uitzicht, maar vandaag genoot hij er niet van. Meer dan drie weken geleden had hij een beroep gedaan op de rechtsbijstandsverzekering die hij had afgesloten bij Domstad Juristen, zijn eigen werkgever. Hij had bericht ontvangen dat Domstad die zaak niet zelf kon behandelen en opgegeven door welke maatschappij en door welke jurist hij zijn belangen wilde laten behartigen. Tot zover alles normaal, al had de reactie van Domstad wel wat sneller gemogen.
Van de brief van de Haagsche, een week later, had hij niets begrepen. De verwijzing naar art. 6.2 van de polisvoorwaarden leek te impliceren dat ook de Haagsche zijn zaak als een contra-zaak beschouwde. Was er iets misgegaan in de overdracht van zijn dossier van Domstad naar de Haagsche? En wat nog veel gekker was, waarom was die brief afkomstig van de directeur van de Haagsche? Briefjes als deze werden verstuurd door medewerkers in schaal 5. En van het beloofde contact dat de afdeling incasso & externe betrekkingen met hem zou opnemen was het ook nog niet gekomen.
Wiggers hield niet van dit soort raadsels en problemen, hij werd daar heel nerveus van. Niet voor niets had hij enkele jaren geleden gevraagd om overplaatsing naar de afdeling consumentenzaken. Daar ging het er minder hectisch aan toe dan op arbeid. De emoties van een op staande voet ontslagen werknemer waren van een andere orde dan die van de huisvrouw wier stofzuiger het heeft begeven. Of, zoals hij nu aan de hand had, een koel-vriescombinatie. Zijn vader had gelijk gehad, hij had de rechtenstudie met twee vingers in de neus afgerond, maar daarna had hij niet meer naar de man moeten luisteren. Ambtenaar, dat had hij moeten worden. Twee keer per dag een telefoontje, af en toe een gedegen beleidsnotitie en verder geen gedoe.
De opmerkingen van Bram van Laviere afgelopen vrijdagavond hadden zijn gemoedsrust evenmin goed gedaan. In de pauze van de repetitie van het Bachorkest was Van Laviere op hem afgelopen. De controller van Domstad zat ik zijn opzegtermijn en was zijn verlofdagen aan het opmaken. Hij was een stuk loslippiger geworden.
In het voorjaar had Rob Vroom, de directeur van Domstad, met twee banken gesproken over het verlenen van krediet en over de uitkomst van die gesprekken niets medegedeeld. Buiten de afdeling onderwijs was het aanbod aan zaken voor het derde achtereenvolgende jaar teruggelopen. Ook vond Van Laviere het vreemd dat Vroom hem of iemand anders van de afdeling financiën nog niet had benaderd in verband met de begroting voor het komende jaar. Dat was anders in juli of augustus altijd het geval. Wel had Vroom Van Laviere in diens laatste werkweek verboden om tussentijdse nota’s van Kanon Automatisering BV te betalen.
Nog zoiets vreemds. Al twee jaar ontving Domstad maandelijks hetzelfde bedrag van euro 183,50, afkomstig van ‘Losse Flodder Beheer BV’. Dat was de olijke naam van de BV waarin Wilbert Kanon zijn aandelen had ondergebracht. Alle betalingen vermeldden als kenmerk ‘krachtvoer Jumper’ en waren in juni plotseling gestopt. Op zijn laatste werkdag had Van Laviere een ingeving gekregen en de manege gebeld in het dorp waar Rob Vroom met zijn vrouw en twaalfjarige dochter woonde. Hij had zich voorgedaan als liefhebber van de hippische sport en gevraagd of Jumper te koop was. ‘Geen idee,’ was het antwoord geweest. ‘Dan moet u bij de eigenaren zijn, de familie Vroom.’ De hulpvaardige stalknecht had zelfs het nummer van de heer Vroom gegeven.
‘Er wordt al twee jaar smeergeld betaald Clemens, een suf laag bedrag trouwens, en nu is al het betaalverkeer gestopt. Over en weer. Overigens zal Kanon dat beest ook wel betaald hebben. Rob Vroom moet met de billen bloot. Dat ADA-project is definitief mislukt.’
Clemens Wiggers wist niet waarvan hij zenuwachtiger werd, van de zaken waarvan hij nu een vermoeden begon te krijgen, zowel door eigen bestudering van de jaarrekeningen als door de informatie van Van Laviere, of van de achterliggende en duistere verbanden waarop het zicht hem vooralsnog ontbrak. En dan circuleerde in de wandelgangen ook het gerucht van een fusie of een overname, of zelfs een faillissement. Hij had Van Laviere nog nooit over een andere baan gehoord en die was nu ineens vertrokken, terwijl Bram als het op de cijfertjes aankwam dicht bij het vuur zat.
In situaties als deze stak Wiggers het liefst zijn kop in het zand, maar hij was bang dat dat zich tegen hem zou keren. Er ging het nodige mis, zo leek het, met de aanmelding van zijn zaak, maar als verzekerde hij had ook de plicht om actief achter dingen aan te gaan. Zo kwam het dat Clemens Wiggers op de derde maandag van de maand augustus om half elf in de ochtend het nummer draaide van de Haagsche Juristen Centrale, het nummer boven aan de brief van de heer De Vet.
Wiggers vond het zinloos en bovendien veel te spannend om rechtstreeks naar de directeur te vragen. De chef van de afdeling incasso & externe betrekkingen leek een betere mogelijkheid, tenslotte was hem van die zijde een reactie beloofd. Aan de andere kant, kennelijk zat bij de Haagsche daar nou net het misverstand. Wiggers had een arbeidsrechtelijk probleem en dat probleem zou de afdeling arbeid moeten behandelen.
De telefoniste had Wiggers niet direct willen doorverbinden met de leidinggevende van de afdeling arbeid. Hij had geen dossiernummer kunnen noemen en ook niet de naam van een behandelend jurist.
‘Dat is juist het probleem, daarom bel ik ook. Er is nog niemand die mijn zaak behandelt.’
Wiggers had zich tot zijn eigen verbazing horen aandringen, waarna de telefoniste was gezwicht.
‘Goed, ik zal voor u kijken of mevrouw Kazimir aanwezig is.’
Linda Kazimir had met deze mogelijkheid geen seconde rekening gehouden. Oom Jules was anderhalve week geleden met volle zeilen haar kamer binnengestormd en had haar opgedragen om dossier Wiggers uit handen van De Graaff te trekken. Of liever, de harde kaft en de loonstrook, de rest van de stukken had De Vet zelf veiliggesteld. Haar oom had haar niet alles verteld, maar genoeg om duidelijk te maken dat dit dossier een hete aardappel was.
‘Het gaat om een klokkenluider, Linda, waar we allemaal veel last van kunnen krijgen,’ had De Vet gezegd. ‘Die zaak is een contra-zaak bij Domstad, maar zodra wij Domstad hebben overgenomen is Wiggers bij ons in dienst en hebben wij een contra-zaak. We moeten tijd winnen, stuur hem maar door naar je oom of je vader.’
Die opdracht, om tijd te winnen, had Kazimir iets te letterlijk genomen. Ze had het dossier op de hoek van haar bureau gelegd en het daar twee weken laten liggen. Daarna had zij De Graaff met drie verlofuren laten ontsnappen en een ongemakkelijk gesprek met oom Jules gevoerd. Die wist duidelijk niet beter of dossier Wiggers lag al lang en breed op het bureau van zijn zwager. Aan het eind van die zenuwslopende middag had Linda Kazimir het dossier alsnog persoonlijk naar incasso & externe betrekkingen gebracht en de weinige stukken, voorzien van een korte instructie van oom Jules voor oom Jacco, met spoed naar diens kantoor laten opsturen.
En nu had ze die Wiggers zelf aan de lijn., die haar vroeg hoe de vlag van zijn zaak erbij hing en die mogelijk nog de klap had gehoord waarmee De Graaff de deur van haar kamer had dicht gegooid. Linda Kazimir haalde adem en perste er een antwoord uit.
‘Wij kampen hier met grote drukte, meneer Wiggers. Daarom hebben we uw dossier naar een extern kantoor gestuurd. We willen de vaart er graag in houden. We stonden op het punt om u daarvan te berichten.’
Het was een improvisatie waarmee Kazimir niet eens ontevreden was. De intentie om de vaart erin te houden, loog ze er maar even bij.
‘Jammer, ik had speciaal om mr. De Graaff gevraagd, ik hoopte dat hij mijn zaak zou behandelen. Van wie krijg ik nu bericht?’
Clemens Wiggers begon al door zijn quotum assertiviteit voor die dag heen te raken. Hij voelde dat zijn gesprekspartner aan het draaien was en van enige vaart was natuurlijk geen sprake, maar hij protesteerde niet en vroeg gedwee naar de naam van de jurist die hem dan wél ging bijstaan.
Linda Kazimir was begonnen met hele en halve leugens en kwam tegen die glijbaan, ingesmeerd met onwaarheden, niet meer omhooggeklauterd.
‘Ik denk één van de partners van het kantoor van mr. Sahuleka, ook hier in Den Haag,’ antwoordde ze, alsof de residentie een extra garantie voor kwaliteit betekende. Met één van de partners bedoelde Linda haar oom of haar eigen vader, maar zij wilde de naam Kazimir niet noemen. Die Wiggers klonk tamelijk nerveus, maar had haar achternaam waarschijnlijk wel geregistreerd – daar kwamen alleen maar meer vragen van.
Kazimir voelde zich kalmer worden. Haar vage antwoord leek de klant tevreden te stellen, zodat ze er nog een schepje bovenop gooide.
‘Trouwens, de heer De Graaff werkt hier niet meer.’
Reacties
Een reactie posten