Doorgaan naar hoofdcontent
Over deze websiteOp De Slushpile publiceren schrijvers hun boeken, verhalen en gedichten. De redactie selecteert de beste ingezonden werken. Lezers geven met hartjes en reacties hun mening.Meer informatie

Boek van de week



Nieuw en populair

InfoBeoordeeld door lezers. Aantal hartjes, reacties en de plaatsingsdatum bepalen de volgorde van de lijst. Nieuwe verhalen krijgen de eerste 8 uur een boost voor zichtbaarheid. 💙=Aanrader van de redactie. Korte verhalen en gedichten worden in principe niet door de redactie geselecteerd, iedereen kan plaatsen wat hij wil.

[Wordt opgehaald]


Laatste reacties:




Recent toegevoegd

En onze kat heet Koos - H13

‘Linda, hoi, ga zitten meid.’ Buiten het zicht van zijn medewerkers ging De Vet amicaal met zijn nichtje om. ‘Hoe pakte hij het op?’

Linda Kazimir ging in de stoel tegenover het bureau van haar oom zitten.

‘Tja, moeilijk te zeggen. Hij maakte geen scene of zo. Ik kreeg wel een mailtje van hem. Of ik het ongedaan wilde maken. Nee dus.’

Ze zweeg even en sprak daarna: ‘Ik zit nu wel met een kast vol dossiers. Honderdvierentwintig volgens Herman en een stuk of wat zittingen. Hij is trouwens naar huis gegaan, hij voelde zich niet goed.’

Met dit kleine leugentje was Kazimir niet op haar gemak. De Graaff had zich juist niet ziekgemeld, hij had gedreigd dat te doen wanneer zijn verlofaanvraag werd geweigerd. Linda Kazimir mocht dan leidinggeven aan een dertigtal arbeidsrechtjuristen, haar kennis van het leerstuk ‘arbeidsongeschiktheid’ was tamelijk lacuneus. Onder de gegeven omstandigheden had zij de verlofaanvraag kunnen weigeren, het restant van de vrijdagmiddag zou met een rondleiding door De Graaffs dossierkast zéér welbesteed zijn. Een ziekmelding uit protest tegen een geweigerd verlof hoeft een werkgever juist niet te accepteren.


Jules de Vet had geen reden om zijn nichtje niet te geloven. In de lunchpauze had hij het hele scenario doorgesproken met Jacco Kazimir, oom van Linda en huisadvocaat van de Haagsche. Langzaam de druk opvoeren, dat was de strategie. Uitroken en wachten op een fout van de opponent, zoiets. De Vet had Kazimir opdracht gegeven om De Graaff over te plaatsen naar incasso, en wel per direct. Een toelichting had hij niet gegeven.

‘Die dossiers zijn geen probleem. Hoeveel mensen werken er bij jou? Dertig? Iedereen vier zaken erbij en klaar is Kees. Die rechtszaken besteden we wel uit aan Jacco en aan je vader.’

De Vet zag de frons op het gezicht van zijn nichtje.

‘Kijk Lin, ik begrijp ook wel dat je die De Graaff niet makkelijk kunt missen. Maar ik moet de grote lijn in de gaten houden. De overname van Domstad is nog maar het begin, ik heb de steun van mijn mensen nodig.’

Jules de Vet aarzelde even, het uiten van zijn gevoelens ging hem niet zo makkelijk af. En al was Linda dan familie, hij kon haar niet alles vertellen wat hij met de directeur van Domstad had besproken.

‘Niet iedereen in dit gebouw staat vierkant achter mij, dat merk ik ook wel. Eerlijk gezegd, dat vreet wel eens aan me. Ik wil nu een signaal afgeven, wie niet vóór mij is, is tegen me. Dat geldt voor Mertens, dat geldt voor De Graaff. En dan zitten we ook nog met het verhaal Wiggers…’

De laatste zin van haar oom maakte dat Kazimir zich nog ongemakkelijker voelde. Hoe kon ze zo stom zijn geweest om dat dossier op haar bureau te laten liggen? Had De Graaff het gezien?

‘Oké, ik stuur de procedures van Herman maandag naar oom Jacco. Papa zal er ook wel één of twee nemen.’ Op de kwestie Wiggers ging Kazimir niet in. Steeds vaker vroeg zij zich af of ze voor het vak van afdelingsmanager bij de Haagsche uit het goede hout was gesneden.


Op weg naar huis voelde De Graaff zich ineens oud en moe. Dit was allemaal zo zonde en zo niet nodig. Laat mij die laatste paar jaar nou gewoon doen waar ik goed in ben, dacht hij. Laten we onze energie aan nuttiger zaken besteden.

De Graaff zag erg op tegen een vertrek van de afdeling arbeid en zeker wanneer dat een verhuizing naar incasso betrof. Hij gruwde van het mini-kantoortuintje waarin incasso was gehuisvest. Hij kende zijn nieuwe collega’s nauwelijks, maar was een enkele keer wel eens met een dossier langsgelopen. De stickers op de glazen wand en de kalender aan de muur wekten de indruk van een chauffeurscafé.

Tegelijk wist hij dat weigeren geen optie was. Linda had de overplaatsing aan hem verkocht als mogelijk tijdelijk en zonder financiële gevolgen. Geen rechter die daar iets aan ging veranderen. En toch had De Graaff geen spijt van zijn woordenwisseling met Inge Maaskant. Zijn leven lang sprak hij zich uit als het fatsoen in de knel raakte en daar zou hij tot zijn dood mee doorgaan.


Bij thuiskomst in zijn ruime appartement aan zee volgde De Graaff de gebruikelijke vrijdagmiddagroutine. Met een biertje en een glas Spa liep hij naar het raam, waar zijn vrouw op hem wachtte. Herman kuste haar op het voorhoofd, pakte haar beide handen en vertelde van zijn woordenwisseling met Maaskant, van de scheldkanonnade bij De Vet en van de aankondiging dat hij weggepest ging worden. Daarna haalde hij diep adem en vertelde hij van zijn overplaatsing naar incasso.

Nancy de Graaff-Bishop keek haar man onbeweeglijk aan. Ze antwoordde niet. Jarenlang had De Graaf dit moment gekoesterd, aan het eind van hun beider werkweek: samen met Nancy, met een drankje erbij, de week doornemen en plannen maken voor het weekend. Vandaag was hij de enige die sprak. Nancy de Graaff had vijf jaar geleden een beroerte gekregen, die haar spraakvermogen ernstig had aangetast. Haar mobiliteit was redelijk hersteld, al ging die de laatste tijd wat achteruit. In haar hoofd kon zij wel woorden formuleren en die kon zij ook op papier zetten. Een blocnote en een pen lagen altijd in de buurt. Nancy duwde de rode kater van haar schoot en nam een slok uit haar glas. Daarna pakte zij pen en papier en schreef met betraande ogen een boodschap voor haar man.

‘Darling, wat erg voor je. Dit heb je niet verdiend. Wat nu?’

Het handschrift van zijn vrouw was bibberig en onregelmatig, maar voor Herman de Graaff vertrouwd en goed leesbaar.

‘Daar moeten we dit weekend over nadenken. Ik ga straks Roelof bellen.’

De ogen van Nancy lichtten even op. Zij kende Roelof Janssen uit de verhalen van haar man. Herman had zijn collega beschreven als slim en sympathiek.


Janssen was De Graaff vóór met zijn telefoontje. Hij had het vaste nummer van De Graaff in diens telefoon gevonden. De tirade van Jules de Vet, of zoals Janssen het uitdrukte ‘Joseph Goebbels im Sportpalast’, was uitstekend hoorbaar. ‘Of de man een exercitieterrein moest overschreeuwen.’

Kleinzoon Janssen zou dit weekend langskomen om alles op twee USB-sticks op te slaan. ‘Eén voor jou en één voor het RIOD,’ voegde opa Janssen er rolvast aan toe. Herman de Graaff schoot in de lach en dat leidde al tot enige relativering. Daarna informeerde hij zijn collega over wat er verder die middag was voorgevallen, in de kamer van Linda en over de e-mailwisseling met hun bazin.

‘Ik moet nu nadenken over wat ik wil, Roelof. Ik wil jou er niet teveel bij betrekken, maar ik heb ook iemand nodig, jurist en betrouwbaar, om mee te sparren. Mag ik jou zondag bellen?’

Janssen verzekerde De Graaff dat hij hem graag wilde helpen, te beginnen met de belafspraak voor over twee dagen. De Graaff verbaasde zich over de strijdlust in de stem van zijn collega. Hij vroeg zich af of die wel de studeerkamergeleerde was waarvoor hij hem altijd had gehouden.


Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤

Reacties