De Graaff wachtte tot in de lift voordat hij zijn telefoon durfde te pakken. Roelof Janssen moest maar controleren of alles goed was gegaan. Met de blocnote in de hand liep hij terug naar zijn kamer, uit een ooghoek zag hij Linda Kazimir van haar stoel opstaan en hem achterna komen.
‘Herman,’ begon zij, terwijl ze de deur van de kamer achter zich dicht deed, ‘ik heb iets anders voor je. Op incasso komen ze om in het werk en op arbeid is het niet zo druk. Ik ga je overplaatsen.’
De Graaff keek zijn cheffin verbijsterd aan. Op arbeid was het inmiddels even druk als altijd. De afdeling incasso & externe betrekkingen onderhield de contacten met deurwaarders en met de advocaten aan wie zaken werden uitbesteed en zorgde verder dat vonnissen ten uitvoer werden gebracht. Het werk op die afdeling was routinematig van aard en zwaar onder het niveau van een ervaren jurist als De Graaff. Bovendien zaten alle zes de medewerkers bij elkaar in één kamer, in een mini-kantoortje op de derde verdieping. Het was een carrièreswitch waar De Graaff, zacht gezegd, niet op zat te wachten. De Vet liet letterlijk geen minuut verloren gaan met hem het leven zuur maken.
‘Ik begrijp dat dit een teleurstelling is, maar je salaris en overige arbeidsvoorwaarden blijven gelijk. Misschien kun je over een half jaar of zo weer terugkomen. Je begint maandagochtend.’
Linda Kazimir klonk zakelijk, haar stem noch haar blik verried iets van empathie.
In zijn loopbaan van meer dan dertig jaar had Herman de Graaff talloze cliënten bijgestaan die van de ene op de andere dag in een serieus arbeidsconflict verzeild waren geraakt, vaak zonder dat te zien aankomen. Schrik, boosheid, angst voor een onzekere toekomst, dat waren de emoties die met zo’n conflict gepaard gingen. De Graaff had geleerd om zijn klanten de tijd te geven om die emoties een eerste plek te geven. Aanhoren, begrip tonen en dan pas praten over een oplossing. De Graaff gunde zich een time out van tien minuten waarin zijn emoties verre van verwerkt waren, maar slaagde er daarna toch in om met een blanco gezicht langs de kamer van Linda Kazimir te lopen in de richting van de coffee corner. Die lag buiten het zicht van Kazimir, maar binnen het zicht van Roelof Janssen. De Graaff wilde Janssens positie niet in gevaar brengen en had nog geen idee van zijn volgende zet, maar één ding moest hij weten: was de opname van het gesprek met De Vet gelukt?
Janssen zag De Graaff voorbij lopen en was, onkundig van de ontwikkelingen van het laatste kwartier, eveneens zeer benieuwd of het met de heimelijke geluidsopname was gelukt. Hij trof zijn collega aan met een zeer strak gelaat en was bang dat het met de telefoon was mislukt.
‘Roelof, hier is mijn telefoon, jij weet wat je er mee moet doen. Mag ik je vanavond bellen? Ik moet het voor nu hierbij laten.’
Janssen was de man van de nauwgezette formulering en de gedegen voorbereiding, minder ad rem dan Herman de Graaff en minder in staat om vanuit de heup te schieten. Maar hij was ook intelligent en hij had mensenkennis. Hij begreep dat er iets onverwachts was gebeurd en dat dit niet de tijd en de plek was om door te vragen.
‘Oké,’ antwoordde hij, ‘wij zijn vanavond thuis. Bel maar.’
Met de telefoon veilig in de handen van zijn collega voelde De Graaff zich rustiger worden. Hij besloot om in het weekend een knoop door te hakken over een reactie jegens Kazimir, De Vet en de Haagsche. Ervaren als hij was zag hij direct een scala aan mogelijkheden.
Eén van de lessen aan zijn cliënten wanneer die in een vergelijkbare positie verkeerden, was om geen uitlating meer te doen, hetzij mondeling hetzij schriftelijk, zonder die ook te zien door het oog van een kantonrechter. Toen hij weer aan zijn bureau zat, schreef hij de volgende e-mail aan Linda Kazimir.
Geachte mevrouw Kazimir, Linda,
Zojuist deelde jij me mede dat ik per direct, d.w.z. per maandag 12 augustus a.s., niet langer werkzaam ben op de afdeling arbeid van de Haagsche Juristen Centrale, maar in plaats daarvan op de afdeling incasso & externe betrekkingen. Als reden noemde je ‘dat het op de afdeling arbeid toch niet zo druk was’ en (in jouw woorden) ‘dat ze op incasso omkomen in het werk’. Je gaf aan dat deze overplaatsing geschiedt met behoud van arbeidsvoorwaarden en mogelijk na verloop van een half jaar ongedaan wordt gemaakt.
Ik ben het met deze overplaatsing niet eens en wel om de volgende redenen.
Hoe druk het is op de afdeling incasso kan ik niet beoordelen, op de beslissing om die afdeling te versterken heb ik geen commentaar. Wat ik als verdeler van de dossiers wél kan beoordelen is hoe druk het is op onze afdeling. Het aantal nieuwe zaken ligt gemiddeld (gemeten over de laatste drie weken) op 138 per week. Daarbij is als gevolg van de vakantietijd en twee zwangerschappen de relatieve werkdruk bovengemiddeld. De beslissing om iemand van arbeid over te hevelen naar incasso is een onverstandige, waarbij ik erop wijs dat ik als ervaren fulltimer een méér dan gemiddelde hoeveelheid zaken behandel.
De beslissing om specifiek mij over te plaatsen is ook om een andere reden onverstandig. Door mijn ervaring en door mijn extra taken als opleider en verdeler van zaken ben ik minder makkelijk te vervangen dan (vrijwel) ieder ander.
Dat je bij de overplaatsing uitgerekend voor mij kiest, kan ik alleen maar zien als een degradatie. Als senior arbeidsrechtjurist zit ik aan de top van schaal 10, de collega’s op incasso zitten in schaal 7. Het gaat simpelweg om werk (ver) onder mijn niveau.
Een tweede indicatie dat sprake is van een degradatie is het feit dat de collega’s van incasso met zes (of zeven zelfs?, dat weet ik eigenlijk niet) man op één kamer zitten. Je weet dat ik daarmee grote moeite heb. De achtergrond is je bekend.
Een maand geleden vroeg je op het werkoverleg om een vrijwilliger voor een overstap naar incasso. Je zei toen met zoveel woorden dat het ging om een jonge, relatief onervaren medewerker.
Kort en goed, ik verzoek je met klem om de overplaatsing ongedaan te maken. Ben je hiertoe niet bereid, dan wil je wel met redenen omkleed aangeven waarop de degradatie is gebaseerd.
Vriendelijke groet,
Herman G. de GraaffDe Graaff had zijn vinger al boven de send-knop toen hij eraan dacht om in de elektronische notulen op zoek te gaan naar het verslag van het werkoverleg van 13 juli, met daarin de vraag naar de onervaren vrijwilliger voor incasso. Eerdere collega’s die in aanvaring met het hoogste gezag waren gekomen, waren snel van de toegang tot bepaalde sites afgesneden. Toen hij dat verslag had gevonden en uitgeprint, zond hij zijn e-mail naar Kazimir.
De Graaff verwachtte niet dat zijn e-mail zou maken dat Kazimir op haar, of De Vets, beslissing terugkwam. Hij kon zelf al bedenken hoe haar antwoord ongeveer zou luiden. Het ging hem erom dat hij Kazimir even liet zweten en dat was vastgelegd dat hij bij de eerst mogelijke gelegenheid had geprotesteerd. Het antwoord van Linda Kazimir verscheen een kwartier later in het scherm van De Graaff. Daaraan kon niet veel heroverweging te pas zijn gekomen. En inderdaad:
Geachte heer De Graaff, beste Herman,
De directie heeft onderkent dat de problemen op de afdeling incasso niet alleen komen door de bezetting (te weinig mensen, zes). Ook de kwaliteit is te laag. Daarom wil de directie een zwaargewicht. Het is daar hectisch. Van een degradatie is geen sprake. Kom je zo even langs om de overdracht van jouw zaken te bespreken? O ja, er is een klacht binnen gekomen van mevrouw Heikens.
M.vr.gr.
Mevrouw mr. L.D. KazimirDe Graaff herkende de stijl, die was vintage Kazimir. Babbel-de-babbel, niet ingaan op argumenten en slecht Nederlands. En zo te zien had het kofschip nog altijd niet aangelegd in Port Kazimir. De Graaff printte zijn e-mail en de reactie van Kazimir uit en ook zijn beoordelingen van de laatste drie jaar, zonder uitzondering ‘bovengemiddeld’. In zijn pc noteerde hij drie vrije uren en daarna liep hij met zijn tas in de hand naar de kamer van Linda Kazimir. Hij besloot om het zakelijk en vooral kort te houden.
‘Linda, ik heb, zag ik zojuist, honderdvierentwintig dossiers op mijn naam, waarvan zeven met tussen nu en drie maanden een zitting. Het is onbegonnen werk om al die zaken met jou door te nemen. Je gaat geen idee hebben. Bovendien voel ik me niet lekker. Ik had me eigenlijk ziek willen melden, maar ben bereid om een paar uur vrij te nemen. Zeg het maar.’
De directie van de Haagsche was recent op de vingers getikt, nadat zij een ziekmelding van een overspannen medewerker niet had willen accepteren. Linda Kazimir dacht weinig anders te kunnen doen dan instemmen met De Graaffs vertrek.
‘Oké, we praten maandag verder. Goed weekend.’
De Graaf hoorde de onzekerheid in de stem van zijn leidinggevende. Hij draaide zich om en wilde haar kamer verlaten. Op de hoek van haar bureau zag hij een dossier met een nummer dat hem bekend voorkwam: 780700.
Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Reacties
Een reactie posten