Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
| Inleiding
Boreling is dit jaar uitgegeven door Uitgeverij Lucht. Ik merk dat ik het lastig vind om er een fragment 'uit te knippen' en deze op zichzelf staand te laten lezen. De doorgaande verhaallijn en de tot aan dat fragment opgebouwde leeservaring ontbreken, wat een essentieel verschil is met een kortverhaal. Het begint plompverloren en het is niet af – althans, ogenschijnlijk. Met dat manco in het achterhoofd geeft het wel een goede indruk van hoe ik het boek heb geschreven. Wil je meer weten, ga dan naar www.boreling.nl.
Stef
Aan het overzichtelijke bestaan op de kleine dorpsschool komt een einde. In het najaar van 1980, twaalf jaar oud, start ik op een grote scholengemeenschap in Utrecht. De eerste week verdwaal ik constant in dat enorme gebouw. Ik voel me er een eenling. Sterker: dat ben ik ook. Mijn oude klasgenootjes duiken volop in het nieuwe klassenleven en maken vrienden bij de vleet, maar mij lukt dat niet. Ik heb geen idee hoe dat moet. In de pauzes loop ik wat door de gangen, bekijk de schilderijen die daar aan de muren hangen. Als de lessen klaar zijn weet ik niet hoe snel ik naar huis moet fietsen, terug naar de wereld die ik wel snap.
'Hoe was het op school?' vraagt mam als ik thuis ben.
'Goed hoor.'
Ik begraaf mezelf in boeken. Onder mijn bed liggen er altijd meerdere, ik lees ze kriskras door elkaar, wel vier, vijf tegelijk. Triomf van de verschroeide aarde van Thea Beckmann, de robot-serie van Isaac Asimov, Oorlog zonder vrienden van Evert Hartman – allemaal prachtig. Op een tafeltje aan het hoofdeinde van het bed staat mijn cassetterecorder met eromheen mijn favoriete bandjes. Mijn veilige haven, een wereld waarin grenzen alleen bestaan als mijn fantasie mij er niet overheen kan brengen.
Op school valt het op dat ik niet goed in mijn vel zit. Ik heb geen aansluiting bij klasgenoten, loop in de pauzes verloren door de gangen, kruip zowat in mijzelf weg in de klas. De klassenmentor raadt een gesprek aan met de vertrouwenspersoon. Een paar dagen later zit ik aan zijn bureau, het is de populaire gymleraar. Ik hoor hem beleefd aan, hij praat aanzienlijk meer dan dat hij vraagt. Hij is overduidelijk onder de indruk van zijn eigen kunnen, ik knik maar wat. Na het gesprek doet hij geen enkele moeite om in zijn gymlessen iets van zijn mooie woorden in de praktijk te brengen. Natuurlijk word ik steevast als laatste gekozen, val ik van de bok en ren ik tegen de kast aan, waar anderen moeiteloos en vooral sierlijk bovenop springen. Het gelach van de klasgenoten begeleidt hij met een meewarige blik mijn kant op en een licht hoofdschudden.
Zo af en toe ga ik op bezoek bij de lagere school, even ademhalen. Dat is fijn maar doet tegelijk ook pijn. Hoe overzichtelijk is mijn tijd daar geweest, hoe overweldigend en hol is het op de middelbare. Op een ijskoude vrijdagmiddag in november 1980, de winter is nadrukkelijk begonnen, tref ik meester Stef in zijn klaslokaal. De leerlingen zijn naar huis, hij is net klaar met het opruimen van het lokaal.
'Hee Martin,' zegt hij vriendelijk. Hij gaat zitten op zijn bureau en steekt zijn hand uit naar het dichtstbijzijnde leerlingentafeltje. Daar neem ik plaats. 'Hoe gaat het?' Nieuwsgierig kijkt hij me aan.
Er zit een brok in mijn keel. 'Nou, niet zo goed denk ik,' antwoord ik zacht terwijl ik van hem naar de grond kijk en weer terug. 'Die school is zo groot.'
'Heb je daar al vrienden?'
Ik schud mijn hoofd. 'Nee, nog niet.'
'Da's moeilijk joh.' Dat is het. Ik vertel hem van de gymleraar. 'Tsja, dat helpt je niet,' zucht hij. Hij leunt iets achterover en houdt zijn hoofd schuin. 'Zeg, heb je morgenochtend iets te doen?'
Ik schud van nee.
'Zou je me willen komen helpen? Ik moet wat bomen langs de slootrand snoeien. Ik kan wel wat hulp van iemand als jij gebruiken.'
Even ben ik stil. 'Zo handig ben ik niet hoor,' zeg ik aarzelend.
Hij wuift mijn bezwaren weg. 'Dat kun je prima, dat weet ik zeker. Je hoeft het ook niet voor niets te doen, ik zal je wat betalen.'
Meester Stef woont met zijn vrouw Martha in een oud, vrijstaand huis, een eind buiten het dorp. Achter het huis ligt een boomgaard met fruitbomen met erachter een grote oude schuur die hun terrein scheidt van de weilanden. Langs de boomgaard ligt een sloot, waarlangs kromgebogen knotwilgen tijd en weer weerstaan. Het heeft die nacht stevig gevroren, maar veel ijs ligt er nog niet. Hij doet het zaagwerk, waarna ik de takken uit het ijswater haal en op een plek verzamel. We werken stevig door, ik krijg het warm ondanks de kou. Ondertussen keuvelen we over koetjes en kalfjes.
Na een paar uur roept Martha ons. In de warme keuken staan drie borden en een bakplaat vol met zelfgemaakte pizza. Ik gloei van top tot teen, en niet alleen van de warmte in de keuken na de uren vol kou.
Na het eten drukt meester Stef mij een rijksdaalder in mijn handen. 'Kom je volgende week weer? Dan gaan we verder.'
Ik knik. Graag!
Vanaf die dag ga ik elke zaterdagochtend naar meester Stef. Nadat de wilgen zijn gesnoeid blijken er tot mijn opluchting genoeg andere klussen te zijn. Het samen werken in en om die boomgaard vind ik echt leuk. Niet zozeer het werken, vooral zijn aandacht voor mij doet me goed. Het voelt als kameraadschap. Hij heeft interesse in de dingen die ik als jonge tiener meemaak en stelt vragen die mijn ouders nooit stellen: hoe het met mij gaat, of ik al vrienden heb gemaakt, waar ik zoal tegenaan loop. Ik kan mijn hart bij hem luchten, eindelijk praten over de dingen die ik moeilijk vind en waar ik mee worstel.
We werken in de ochtend: snoeien, grasmaaien, hekwerk repareren, dat soort klussen. Martha maakt ondertussen een plaatpizza die we als lunch eten. De keuken geurt er heerlijk naar. Ik krijg als ik naar huis ga wat geld mee; twee gulden, soms drie. Het zijn mooie ochtenden.
Ergens heb ik het idee dat Martha mij niet zo aardig vindt. Het gevoel is subtiel, onuitgesproken, moeilijk om de vinger op te leggen. Ze houdt afstand, in tegenstelling tot Stef. Ik besteed er niet zoveel aandacht aan, misschien is ze gewoon wat stug van zichzelf, en anders begrijp ik haar wel: zo leuk vind ik mijzelf ook niet. Het motiveert me om extra aardig en beleefd tegen haar te zijn. De vriendschap met Stef is voor mij zo belangrijk geworden, dat ik dat er graag voor overheb.
Na een paar maanden, misschien een half jaar, beginnen de gesprekken van Stef en mij af en toe van karakter te veranderen. De belangstelling die Stef heeft voor mijn leven begint zich uit te strekken tot mijn verhouding met meisjes, mijn lichamelijke ontwikkeling en zo meer. Het ligt er niet dik bovenop, het zijn terloopse opmerkingen, voorzichtige vragen. 'Jongens onder elkaar, moet kunnen,' zegt hij dan. Het valt me op dat zijn intonatie verandert als hij over dergelijke dingen begint te praten. De toon wordt quasinonchalant, een beetje besmuikt. Hoe hij zijn best ook doet om het te maskeren, zijn honger naar antwoorden klinkt er doorheen.
Vraag me niet waarom, maar ik pik de signalen feilloos op: een omfloerste blik in zijn ogen, het typisch trekken van zijn mond, zijn tong die zijn droge lippen bevochtigt, de geforceerd neutrale toon van zijn stem. Een schuine opmerking en dan kijken hoe ik reageer. Een seksistische mop. Vragen of er ook leuke meisjes zijn op school, of ik al iets met die meisjes gedaan heb, en wat dan. Die vragen negeren kan ik niet, daar zou ik hem misschien mee kwetsen. Dus lach ik mee, geef ik met tegenzin antwoord, praat ik er een beetje omheen, terwijl ik mijn best doe niet té afwerend over te komen. Stel je voor dat ik niet meer mag komen, dat ik deze plek kwijtraak, de plek waar ik naar gesnakt heb, waar ik gezien en gehoord word, me geliefd voel.
Zonder dat ik elke keer bewust de afweging maak, weegt dat voor mij zwaarder dan het ongemak van zijn minder frisse nieuwsgierigheid. In mijn hoofd duw ik het weg, wil er niet over nadenken. Want ach, het is toch ook onschuldig, ik zie het als een eigenaardigheid van de man, die mij verder zoveel geeft.
Sluipenderwijs neemt het ongepaste gedrag toe. Stef stoeit graag, ik niet. Het valt me op dat hij me bij het stoeien graag stevig beethoudt en daarbij vaak mijn kruis raakt. De vragen worden explicieter, de druk hoger.
'Groeit daar al schaamhaar?' Hij wijst naar mijn kruis.
'Een beetje,' zeg ik, zijn blik ontwijkend.
'Laat eens zien?'
Even ben ik stil. 'Dat is toch niet nodig.'
Hij richt zich op, maakt zijn riem en de knoop van zijn broek los, doet de rits naar beneden en haalt zijn slappe lul tevoorschijn. 'Zo ziet het eruit, bij een volwassen man,' zegt hij.
Ik kijk snel weg, het bloed stijgt naar mijn hoofd. 'Doe dat nou niet,' breng ik er met moeite uit.
Hij stopt zijn geslacht weer terug in zijn broek, maar geeft de moed nog niet op. 'Masturbeer je al?' Zijn stem klinkt geforceerd neutraal.
Ik brom iets onverstaanbaars en concentreer me op de heg die we aan het snoeien zijn.
'Dat doe ik ook nog hoor,' vertrouwt hij mij toe. 'Alle mannen doen dat. Martha hoeft niet alles te weten.'
Onfatsoenlijk, ongezonde nieuwsgierigheid, geef het een naam.
Daar blijft het niet bij.
***
Op onze zolder staat een doos. Oude shit Martin staat erop. Toepasselijke titel, schiet er door me heen. Naast kleutertekeningen, oude schoolwerkstukken en vergeelde brieven zit er een grote, dikke envelop in, die ik lang geleden dichtgeplakt heb. Er staat niets op de envelop geschreven, maar ik weet zo ook wel wat erin zit. Herinneringen op papier, aantekeningen, dossierstukken, brieven van instanties, alles over toen.
Met een kop koffie installeer ik mij op de bank in onze tuinkamer. In mijn handen heb ik het verslag van de gebeurtenissen, een nauwkeurig relaas op zeven pagina's, alle pijnlijke details kalm uiteengezet. In tien minuten lees ik wat ik er jaren geleden over geschreven heb. Mijn worsteling van toen raakt me nu weer. Als ik het uit heb, staar ik peinzend voor me uit.
'Mag ik het ook lezen?' vraagt Anna, die naast me zit.
Even aarzel ik. 'Jawel, maar je moet er niet van schrikken.'
Ze leest het verslag. Na een tijdje laat ze de papieren zakken en kijkt ze me met vochtige ogen aan. Ze geeft me een kus. 'Ik ga je steeds beter begrijpen,' zegt ze.
***
Het is een bloedhete voorjaarsdag in 1982. Martha is er niet. Stef en ik besproeien de achtertuin, het loopt uit op een watergevecht. We lachen, rennen, gooien met water. Kletsnat zijn we. Als het klaar is kijkt Stef met zijn handen in zijn zij om zich heen. Ik veeg de natte haren uit mijn gezicht.
Stef kijkt me vragend aan. 'Heb je droge kleren bij je?'
'Nee, natuurlijk niet,' zeg ik.
Hij trekt zijn shirt uit. 'Kom, dan leggen we onze kleren in de zon. Dan is het zo droog.' Dat is een goed idee, ik trek mijn doorweekte shirt ook uit. Hij schiet uit zijn korte broek, ik ook. Hij trekt zijn onderbroek uit en kijkt mijn kant uit. Ik sta verstijfd. 'Trek nou uit,' zegt hij.
Dit zag ik niet aankomen. Het was zo'n leuke ochtend, net twee kameraden die onbekommerd lol maken. Maar hij is mijn kameraad niet, hij is Stef. Ergens in mijn achterhoofd rinkelt een alarmbel. 'Nee joh, dat doe ik niet.' Ik probeer het luchtig te laten klinken.
'Jongens onder elkaar joh, stel je niet aan'.
Ik schud mijn hoofd, mijn keel wordt droger.
Zijn glimlach verflauwt, zijn ogen vernauwen zich. 'Doe niet zo flauw.' De toon van die laatste zin is anders, veel nadrukkelijker. Doe. Niet. Zo. Flauw.
Stef staat voor mij, een naakte man van midden veertig, zijn handen in zijn zij, zijn hoofd een tikje schuin, afwachtend. Wat moet ik doen? Paniek borrelt omhoog, ik draai me om en ren weg, door de keuken, de woonkamer en de hal de wc in. De deur doe ik op slot, ik laat me zakken op de pot, mijn onderbroek nog aan. Mijn hart bonst in mijn borstkas. Met diep ademhalen probeer ik te kalmeren.
Even later staat Stef voor de wc-deur. Hij klopt aan. 'Hee Martin, wat is er joh?' Hij doet alsof hij verbaasd is. Het klinkt… onecht.
'Waarom wil je dat ik mijn onderbroek uittrek? Ik wil dat niet, dat zeg ik toch?!'
Er klinken sorry's terug, haastig, geschrokken. 'Joh, ik bedoel er niets mee. Ik dacht, dan droogt alles wat sneller.'
'Je drong aan,' zeg ik met verstikte stem. 'Ik zei nee, en je ging door.'
'Het spijt me, echt. Kom je?'
'Als jij weg bent.' Ik hoor hem weglopen.
Even later draai ik zachtjes het slot open en zet de deur op een kier. Stef is niet in de hal, ook niet in de woonkamer en de keuken. Voorzichtig ga ik naar buiten. Geen Stef te zien. Mijn nog vochtige kleren gris ik van het gras en trek ze aan, pak mijn fiets en vertrek hard trappend naar huis.
Het voorval weerhoudt mij niet: ik blijf naar hem toe gaan. We hebben het er gewoon niet over.
***
Al schrijvende aan de eettafel kijk ik naar de zithoek. Mijn jongste dochter Merel zit daar, ze kijkt tv. Over een paar maanden wordt ze veertien. Ze is al jong gedwongen na te denken over ingewikkelde dingen als loyaliteit, de relativiteit van waarheid, kwetsbaar ouderschap en de onvermijdelijkheid van verlies.
Veertien, net zo oud als ik toen was. Door de jaren heen heb ik veel nagedacht over hoe mij dit kon overkomen. Ik was geen kind meer, waarom stapte ik er niet uit? Merel, zoals ze daar op de bank zit, is voor mij een spiegel. Net als zij nu, snakte ik ernaar om gezien en gehoord te worden.
Later op de avond schuiven Merel en haar oudere zus Sanne bij me aan de eettafel. Ze hebben oude fotoalbums ontdekt in de boekenkast.
De albums liggen op tafel. We kijken ze samen door, mijn dochters en ik. Oude, verschoten foto's uit mijn jonge jaren. Veel foto's van een amper twintigjarige Martin. Leren jack, geblondeerd kort haar. Gitaar en peuk. Glazen bier. Blije jonge mensen.
'Ben jij dat, papa? Stoere dude, zeg!'
De foto's gaan terug in de tijd. Een klassenfoto van mijn brugklas, het jaar dat ik begon met de zaterdagochtenden bij Stef.
Een polaroid van een baby, schuin genomen. Ernaast, in mijn handschrift: Maartje, geboren oktober 1982.
'Wie is dat, papa?'Ik zeg niets en blader door.
'Leuk' is niet het goede woord, maar ik heb een hartje gegeven.
BeantwoordenVerwijderenDat waardeer ik!
VerwijderenMooie, subtiele schrijfstijl. Uitnodigend om je boek te gaan lezen.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel. Ben benieuwd naar je leeservaring van het hele boek.
VerwijderenInmiddels heb ik je boek gelezen: indrukwekkend. Later reageer ik uitgebreider, een heftig verhaal dat ik even op me moet laten inwerken. Wel heb ik een vraag: hoe kom je aan de titel “Boreling”?
VerwijderenBoreling was ooit de werktitel, de uitgever wilde deze persé handhaven. Het idee achter de titel is dat elk kind op een gegeven moment zijn of haar onschuld verliest en beschadigd raakt. Ik hoop dat mijn boek oproept tot het omzien naar kinderen, tot het écht horen en zien.
VerwijderenAh, mooi, zoals je het uitlegt.
VerwijderenZie hier mijn recensie op Hebban: https://www.hebban.nl/boek/boreling-martin-koot
Wauw, wat een fijne recensie! Dank je wel Nel, ik vind het een cadeau.
VerwijderenWauw inderdaad Nel, dat is echt geweldig!
VerwijderenHet raakt me...
BeantwoordenVerwijderen(De eerste alinea's heb ik gelezen als kritische schrijver, daarna ben ik omver geblazen)
🙏
Verwijderen