Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
'Zeventien vier,' zegt de man naast me. We staan al een uur zwijgend naast de baan, onze schoenen een decimeter van het ijs. De baan is half overdekt, door de opening in het midden miezert regen, herfstgeuren verwaaien in de kunstmatige vrieslucht. Het is een zaterdag in november, de eerste dag van regionale sprintwedstrijden voor junioren.
Ik bezoek zelden wedstrijden. Als schaatsstatisticus zit je niet vast aan koude voeten, een druipneus en eindeloze dweilpauzes. Tijden kun je achteraf verkrijgen. Maar deze baan ligt op loopafstand van mijn woning, dus voelde ik me moreel verplicht te gaan kijken. Ik bereidde me voor, zocht in mijn database de pb's van de deelnemers op, nam een paar uitdraaien mee en kocht een kaartje. Niet voorbereid was ik op de reünie die buiten de baan plaatsvond. De toeschouwers – hooguit honderd – vormden een fijnmazig netwerk waar ik onzichtbaar doorheen glipte. Om mij heen klonken éénlettergrepige uitroepen, werden schouders beklopt, handen geschud en wangen gezoend. Iedereen kende elkaar bij de voornaam, ik herkende alleen een paar tijden: 38.90 (Ard Schenk), 39.88 (Christine Aaftink), 43.66 (Sijtje van der Lende). Laverend langs plukjes uitgelatenheid vond ik een plekje naast de baan, waar ik met mijn rug naar de incrowd mijn afwezigheid bevestigde.
In afwachting van de eerste ritten bladerde ik in mijn papieren, maakte een paar zinloze aantekeningen en faalde in het vinden van een houding. De man naast me las schuins met me mee, wat het er niet beter op maakte. Het eerste startschot kwam dan ook als een verlossing: dit was mijn terrein. Alles noteerde ik: ritindelingen, valse starts, misslagen, tussentijden, valpartijen, eindtijden, bijzonderheden. Thuis zou ik een protocol aanleggen en het verspreiden op het internet. Juist deze obscure wedstrijden waren gefundenes Fressen voor mijn collega-statistici in Scandinavië en Japan. Lastig te achterhalen, zeldzame cijfers, waarvan ik nu de bezitter was.
Bij de start van de duizend meter kwam er voor het eerst beweging in mijn buurman. Tot dat moment had hij stoïcijns naar de baan gekeken, handen in de zakken, voeten een meter uit elkaar. Een boer die uitkijkt over zijn akker, bewegingloos. Alleen zijn trage kaken maalden kauwgom, al was pruimtabak passender geweest. Maar nu verplaatste hij zijn gewicht van de ene voet naar de andere, gaf de ijsrand een schopje en wreef in zijn handen. Hij volgde de ritten met een intense belangstelling, zijn blik schoot van baan naar scorebord. Hij sprak zijn eerste woorden toen de rijders van rit vier de baan op kwamen.
Ik kijk op. Verwacht hij een reactie van me? Hij wijst naar mijn aantekeningen en herhaalt: 'Zeventien vier.'
Twee schaatsers bewegen zich naar de start.
'Wie?' vraag ik.
'Erik. Mijn zoon. Buitenbaan.'
In mijn papieren vind ik Eriks doopceel: naam, woonplaats, geboortedatum, pb's, seizoentijden, ijscondities, barometerstanden, neerslag, waar, wanneer, tegen wie. Ik weet dat ik compleet ben, dat ik alles van Erik weet wat er te weten valt. Het is de drijfveer van iedere verzamelaar: het streven naar volledigheid. En Erik heb ik helemaal, vanaf zijn allereerste officiële wedstrijden. In de cijfers volg ik zijn ontwikkeling, zijn overwinningen, zijn nederlagen. Ik ken hem, weet waartoe hij in staat is.
'Negentien laag,' zeg ik.
Pa wacht het startschot af. Als zijn zoon vertrekt, stoppen zijn kaken met malen. 'Hij is goed uit de zomer gekomen. Hard gewerkt. Beste jongen. Zeventien vier.'
'Niet op dit ijs,' hou ik vol.
De schaatsers schieten uit de eerste bocht en openen in 17.50.
'Je kent hem niet. Ik ben zijn vader.'
'Ik ken zijn tijden.'
'Hij is beter dan zijn tijden.'
'Een schaatser is nooit beter dan zijn tijden.'
De schaatser voltooien hun eerste volle ronde, draaien weer voor de tribunes langs. Verdwaalde stemmen moedigen de rijders aan. Achter me roept een vrouw: 'Kom op Erik!'
Erik ligt een schaatslengte voor. Zijn doorkomst op zeshonderd meter is 47.34. Ik maak een rekensom in mijn hoofd en kom uit op negentien laag.
'Hij heeft een sterke laatste ronde.' Pa heeft zijn blik strak op zijn zoon gevestigd, die zwoegend door de laatste buitenbocht komt, zijn armen uitslaat en met een paar wankele stappen de streep haalt. Hij verliest zijn rit in één negentien drieëntwintig. Ik noteer de tijden.
'Schrijf je dat op?'
'Ja.'
'En dan?'
'Dan stop ik ze in mijn database.'
'Ook de tijd van Erik?'
'Ja.'
'Deze tijd?
'Ik moet compleet zijn.'
Achter ons roept de vrouw: 'Wat heeft hij gedaan?'
'Negentien drieëntwintig,' roept de man terug.
'O. Nou ja, hij heeft zijn best gedaan. Wil je koffie?'
Terwijl Eriks ouders op de tribune koffiedrinken, probeer ik mijn triomfantelijke gevoel te onderdrukken. Ja, ik had geweten welke tijd hun zoon zou rijden, maar dat had minder met mij dan met mijn cijfers te maken. En toch had ik mijn database gerechtvaardigd. Het was niet zomaar een verzameling tijden en data; ik kon er de toekomst mee voorspellen.
Tussen de ritten door zie ik Erik aan komen wandelen, nog in zijn schaatsen, een flesje frisdrank in zijn hand. Met zijn hoofd laag tussen zijn schouders gaat hij naast zijn vader zitten, die hem complimenteert met zijn rit. Het klinkt geforceerd en Erik montert er niet van op. Met mijn gedachten bij de volgende rit volg ik hun gesprek maar half, totdat pa zegt: 'Híj wist dat je negentien laag zou rijden.' Het klinkt als een beschuldiging en ik draai me om.
Erik kijkt me met een vage belangstelling aan. 'Is dat zo?'
Ik knik, voel me betrapt, wil niet betrokken raken bij hun gesprek, mis de tussentijden van de rit die bezig is, maar Erik houdt mijn blik vast en komt de tribune af.
'Hoe wist je dat?' Op zijn schaatsen torent hij anderhalve kop boven me uit.
Ik geef hem het vel met zijn doopceel. Hij pakt het niet aan, laat zijn blik erover glijden. 'Dat zijn tijden.'
'Dat zijn jóuw tijden, dat ben jij,' leg ik uit.
'Kom op, dat kun je niet menen. Dit ben ik,' hij slaat zich tegen zijn dijen, wijst vervolgens naar zijn hoofd. 'En dit. Wat weet jij daar nou van af? Je kent me niet, hebt alleen een velletje met cijfers.'
'Maar die cijfers vertellen me wat je kunt als schaatser.'
Hij kijkt me schattend aan. De rit die ik heb gemist is afgelopen, ik hoor de speaker onverstaanbare tijden omroepen. Erik steekt zijn hand uit. 'Geef nog eens.' Deze keer bestudeert hij het velletje cijfers nauwkeuriger. 'Dus als ik het goed begrijp, zeg jij dat je op basis van deze tijden kunt voorspellen wat ik ga rijden.'
'Niet altijd.'
'Maar wel vaak.'
'Ja.'
Hij lacht. 'Waarom zou ik dan nog rijden?'
'Omdat je er lol in hebt,' probeer ik.
Hij buigt zich naar me over. 'Nee klojo, ik heb nu een veel betere reden.'
Op zondag sta ik weer op hetzelfde plekje naast de baan. Tot mijn opluchting zijn Eriks ouders nergens te bekennen. Ik bestudeer de startlijsten als ik word opgeschrikt door het geluid van knerpend ijs. Erik. Hij komt vlak voor me tot stilstand. 'Zeg het maar.'
'Wat?'
'Wat ik ga rijden, cijferneuker.'
De uitdaging overvalt me.
'Nou?'
'Achttien vijf,' zeg ik. Het weer is beter, het is droog, windstil, de barometer staat een tiental punten lager.
'Achttien vijf? Moet je opletten,' zegt hij, en schaatst weg.
Die avond werk ik het protocol van de wedstrijd uit. Bij Eriks rit aarzel ik. Niet vanwege de tijd, één zeventien vier, maar vanwege de kolom Bijzonderheden. Moet ik noteren hoe hij over de finish kwam? Bij mijn weten is er nog nooit een schaatser gefinisht met een omhooggestoken middelvinger. Ik laat de kolom leeg en besluit geen wedstrijden meer te bezoeken. Sommige variabelen besmetten een database.
De vebeteringen zijn doorgevoerd, Albert. -- Maarten
BeantwoordenVerwijderenGeweldig! Bedankt Maarten.
BeantwoordenVerwijderen